ECLI:NL:RBZWB:2023:8791

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
02-139701-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde uitvoer van MDMA en heroïne met eendaadse samenloop

Op 15 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verlengde uitvoer van drugs. De verdachte, geboren in 1997 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht, heeft bekend bijna 1 kilo MDMA en ruim 17,5 kilo heroïne te hebben vervoerd in een verborgen ruimte van een auto. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 1 december 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte de export van deze drugs op 7 juni 2023.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij de drugs heeft vervoerd en dat hij dit deed in ruil voor een geldbedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van eendaadse samenloop en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de auto van de verdachte onttrokken aan het verkeer en is zijn iPhone verbeurd verklaard.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de rol van de verdachte, de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden. Ondanks het vormverzuim bij het openen van de telefoon, heeft de rechtbank geen strafvermindering toegepast. De uitspraak benadrukt de schadelijkheid van de betrokken drugs en de bijdrage van de verdachte aan de internationale drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/139701-23
vonnis van de meervoudige kamer van 15 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [plaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsvrouw mr. F. Tosun, advocaat te Zaandam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 december 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
verdachte op 7 juni 2023 bijna 1 kilo MDMA en ruim 17,5 kilo heroïne heeft geëxporteerd en op 7 juni 2023 bijna 1 kilo MDMA en ruim 17,5 kilo heroïne heeft vervoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft ter zitting bekend deze feiten te hebben gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de verlengde uitvoer gelet op de ter zitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte, maar niet van de overige tenlastegelegde handelingen. De verdediging meent dat er sprake is van vormverzuimen. Bij de staandehouding bestond het vormverzuim uit het onduidelijk blijven wat de indicatoren waren om de auto te controleren. En er was sprake van vormverzuim toen de telefoon van verdachte zonder toestemming van de rechter-commissaris is geopend. De verdediging meent dat hiermee rekening dient te worden gehouden bij de strafmaat.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank zal allereerst beoordelen of sprake is van het gestelde vormverzuimen.
Weliswaar heeft de raadsvrouw aangegeven dat dit verweer slechts wordt gevoerd in het kader van de strafmaat, de rechtbank bespreekt de mogelijke vormverzuimen bij het bewijs, omdat deze hierbij mogelijk ook van invloed kunnen zijn.
Ten aanzien van de stelling dat er vormverzuim was bij de staandehouding van verdachte omdat onduidelijk was welke indicatoren aan de buitenzijde van de auto zichtbaar waren, merkt de rechtbank op dat hier op 6 juni 2023 over is geverbaliseerd. De staandehouding van verdachte vond echter pas een dag later plaats, op 7 juni 2023 waarbij is aangegeven dat deze was gebaseerd op de melding in het ANPR (Automatic Number Plate Recognition). De rechtbank constateert hierbij dan ook geen vormverzuim.
Agenten zagen dat er diverse berichten op de telefoon verschenen en weer verdwenen, vermoedelijk omdat deze op afstand werden verwijderd door de zender. Om te voorkomen dat mogelijk belangrijke berichten zouden verdwijnen van de telefoon, zagen de agenten geen andere optie dan onmiddellijk op te treden, zonder vooraf toestemming van de officier van justitie. Zij hebben de telefoon van verdachte geopend door middel van gezichtsherkenning, waarbij de telefoon voor het gezicht van verdachte werd gehouden. De telefoon is maar zeer kort geopend geweest met als doel het vaststellen van de verdwijnende berichten en is meteen daarna ook weer gesloten. Direct erna is er telefonisch contact opgenomen met de officier van justitie die vervolgens toestemming heeft gegeven. De omstandigheid dat de telefoon van verdachte is geopend zonder voorafgaande toestemming is weliswaar een vormverzuim, maar nu er direct na het openen en sluiten van de telefoon alsnog telefonisch toestemming is gevraagd en gekregen, volstaat de constatering dat sprake was van een vormverzuim.
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank constateert dat het hier eendaadse samenloop betreft, zodat voor beide feiten naar dezelfde bewijsmiddelen wordt verwezen. De rechtbank acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 1 december 2023, waarin hij heeft verklaard dat hij op 7 juni 2023 drugs heeft vervoerd in een verborgen ruimte in de auto en dat hij ermee naar Spanje wilde rijden;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op p. 45 e.v. in het eindproces-verbaal van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant met dossiernummer: PL2000-2023142256, waaruit blijkt dat in een verborgen ruimte in de auto waar verdachte mee bij de grens reed, blokken drugs zijn aangetroffen;
- het rapport van het NFI, opgenomen op p. 85 in voornoemd eind-proces-verbaal, waaruit blijkt dat de onderzochte drugs 980 gram MDMA en 17.692 gram heroïne betrof.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 7 juni 2023 980 gram MDMA en 17.692 gram heroïne heeft uitgevoerd en vervoerd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 7 juni 2023 te Breda opzettelijk buiten het grondgebied van
Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, 980 gram, van een materiaal bevattende mdma en 17.692 gram, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde mdma en heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 7 juni 2023 te Breda en elders in Nederland, opzettelijk heeft
vervoerd, 980 gram, van een materiaal bevattende mdma en 17.692 gram, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde mdma en heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie meent dat hier sprake is van eendaadse samenloop.
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging meent dat de eis dient te worden gematigd. De LOVS richtlijnen en de richtlijnen van het openbaar ministerie lopen uiteen. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om aan de ondergrens van de LOVS richtlijnen te gaan zitten qua strafoplegging vanwege verdachtes beperkte rol als pakezel, de eendaadse samenloop en zijn persoonlijke omstandigheden en het vormverzuim wat heeft plaatsgevonden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verlengde uitvoer. Hij heeft, zo heeft hij ter zitting verklaard, een auto op zijn naam laten zetten en opgehaald om hiermee vervolgens drugs te vervoeren naar Spanje in een verborgen ruimte van de auto.
Het is een feit van algemene bekendheid dat heroïne en MDMA stoffen zijn die schadelijk zijn voor de gezondheid en die het waarnemingsvermogen van de gebruikers veranderen. Frequent gebruik van deze middelen brengt lichamelijke en psychische problemen met zich mee. Drugshandel gaat vaak gepaard met ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit, waarbij het gebruik van geweld in veel gevallen niet wordt geschuwd. Verdachte heeft gefungeerd als vervoerder, als pakezel en heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan de (internationale) drugshandel. Hij draagt hiermee bij aan de keten van diverse vormen van criminaliteit.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de rol van de betrokkene, de LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Doorgaans worden in soortgelijke zaken forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd, om de ernst van deze feiten te benadrukken, maar ook om anderen af te schrikken zodat zij zich niet inlaten met druggerelateerde activiteiten. De handel in verdovende middelen is immers een lucratieve handel, ook als je louter chauffeur bent. Verdachte heeft verklaard dat hij voor deze rit naar Spanje een geldbedrag zou krijgen tussen de vijf- en de tienduizend euro.
Verdachte heeft verklaard schulden te hebben. Hij had een goedlopend aannemersbedrijf, maar kon de verleiding van snel veel geld verdienen niet weerstaan. De rechtbank acht het zorgwekkend dat verdachte het reclasseringstoezicht wat was opgelegd bij een eerdere veroordeling nog maar net had afgerond, toen hij zich schuldig maakte aan deze feiten.
De rechtbank acht dan ook hier een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk. Mede om ervoor te zorgen dat verdachte ook na zijn detentie niet wederom in de verleiding zal komen om nog snel ‘een ritje te doen’ om van zijn financiële problemen af te komen.
Er wordt geen strafvermindering toegepast wegens enig vormverzuim nu hiervoor wordt volstaan met de enkele constatering, zoals is overwogen bij 4.3.2.
De rechtbank heeft gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zijn strafblad en schulden en weegt mee dat zijn rol niet een leidende rol is geweest. Verdachte heeft uiteindelijk ook ter zitting de feiten bekend, wat in zijn voordeel weegt. Ook houdt de rechtbank rekening in de strafmaat met de eendaadse samenloop. De rechtbank zal daarom, zoals is geopperd door de verdediging, aan de onderkant blijven van de in de LOVS genoemde gevangenisstraffen bij dergelijke feiten en een onvoorwaardelijk gevangenisstraf opleggen voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen auto, is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met behulp van dit voorwerp.
7.2
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen iPhone van verdachte is vatbaar voor verbeurdverklaring.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
eendaadse samenloop van:
feit 1:Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 48 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
 Een zwarte personenauto Smart Forfour met [kenteken] en goednummer PL2000-2023142256-2601222;
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
 Een zwarte Apple telefoon (iPhone) met goednummer PL2000-2023142256-2601220.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. W.H.C. van Eck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.P.A.J. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 december 2023.
mr. Van Kralingen en mr. Van Eck zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen