In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling, die oorspronkelijk op 16 december 2019 is ingesteld, is herhaaldelijk verlengd en loopt nu tot 16 juni 2024. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, [de moeder] en [de vader], gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag, maar dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige]. De ouders zijn verwikkeld in een langdurige echtscheidingsstrijd, wat leidt tot een onveilige situatie voor [minderjarige]. De Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige]. De vader heeft een zelfstandig verzoek ingediend voor een diagnostisch onderzoek door een andere zorgaanbieder, maar dit verzoek is afgewezen omdat de kinderrechter niet de bevoegdheid heeft om een zorgaanbieder opdracht te geven. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen en dat de GI betrokken moet blijven bij de hulpverlening. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.