ECLI:NL:RBZWB:2023:8755

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
BRE - 22 _ 4279
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om teruggaaf van voldane motorrijtuigenbelasting

Op 14 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van een belanghebbende die verzocht om teruggaaf van motorrijtuigenbelasting. De rechtbank beoordeelde het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die op 1 augustus 2022 het bezwaar van de belanghebbende ongegrond had verklaard. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de voldoening van motorrijtuigenbelasting over het tijdvak van 3 december 2021 tot en met 3 maart 2022. De rechtbank heeft op 2 november 2023 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was, ondanks een correcte uitnodiging. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende geen recht had op teruggaaf van de motorrijtuigenbelasting, omdat zij deze correct had voldaan. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die de belanghebbende aanvoerde, niet voldoende waren om het oordeel te wijzigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de belanghebbende het betaalde griffierecht niet terugkrijgt en ook geen vergoeding voor proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4279

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 1 augustus 2022.
1.1.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte van motorrijtuigenbelasting over (een gedeelte van) het tijdvak 3 december 2021 tot en met 3 maart 2022.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] . Namens belanghebbende is – zonder kennisgeving aan de rechtbank – niemand verschenen.
1.4.
Belanghebbende en haar gemachtigde zijn door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 25 augustus 2023 aan het opgegeven adres van de gemachtigde, onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Omdat de aangetekende brief niet onbestelbaar retour is gekomen ter griffie en uit informatie van PostNL blijkt dat de brief op 26 augustus 2023 op het adres van de gemachtigde is bezorgd, is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende op de juiste wijze voor de zitting is uitgenodigd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van de motorrijtuigenbelasting die zij op aangifte over het tijdvak 3 december 2021 tot en met 3 maart 2022 heeft voldaan. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van belanghebbende, de beroepsgronden.
3. Naar het oordeel van de heeft belanghebbende geen recht op teruggaaf van de motorrijtuigenbelasting die zij op aangifte over het tijdvak 3 december 2021 tot en met 3 maart 2022 heeft voldaan
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende is vanaf 16 februari 2009 houder van een motorrijtuig van het merk en type Audi A6 Avant Quattro met het [kenteken] (hierna: de auto). De geldigheid van het kentekenbewijs was geschorst in de periode van 5 februari 2021 tot 5 februari 2022 en van 22 februari 2022 tot 22 februari 2023.
4.1.
Omdat de geldigheid van het kentekenbewijs niet geschorst was in de periode van 5 februari 2022 tot 22 februari 2022 was belanghebbende over (een gedeelte van) het tijdvak 3 december 2021 tot en met 3 maart 2022 motorrijtuigenbelasting verschuldigd.
4.2.
De belastingdienst was (onder meer) voor het tijdvak 3 december 2021 tot en met 3 maart 2022 door belanghebbende gemachtigd om via automatische incasso de verschuldigde belasting te innen.
4.3.
De inspecteur heeft op 28 februari 2022 de verschuldigde motorrijtuigenbelasting van € 155 over het tijdvak 3 december 2021 tot en met 3 maart 2022 via automatische incasso geïnd. Het bedrag is op 2 maart 2022 door belanghebbende gestorneerd. Op 28 maart 2022 heeft de inspecteur opnieuw de verschuldigde motorrijtuigenbelasting via automatische incasso geïnd en het bedrag is op 8 april 2022 opnieuw door belanghebbende gestorneerd. Op 28 april 2022 heeft de inspecteur de verschuldigde motorrijtuigenbelasting een derde maal via automatische incasso geïnd. Het bedrag is niet opnieuw door belanghebbende gestorneerd.
4.4.
Bij brief van 17 maart 2022 heeft belanghebbende de inspecteur verzocht om te stoppen met het innen van de motorrijtuigenbelasting. De inspecteur heeft deze brief aangemerkt als bezwaar tegen de voldoening van motorrijtuigenbelasting op aangifte over het tijdvak 3 december 2021 tot en met 3 maart 2022.

Motivering

5. Het houden van een auto is belast met motorrijtuigenbelasting. [1] Een auto wordt gehouden door degene op wiens naam het voor de auto opgegeven kenteken is gesteld in het kentekenregister van de Rijksdienst voor het Wegverkeer. [2] Uit het kentekenregister blijkt dat belanghebbende houder was van de auto. De belasting wordt geheven van de houder [3] en moet op aangifte worden voldaan [4] . Dat betekent dat belanghebbende als uitgangspunt motorrijtuigenbelasting verschuldigd is voor het houden van de auto en dat deze op aangifte moet worden voldaan.
5.1.
Tijdens de schorsing van de geldigheid van het kentekenbewijs is er, onder voorwaarden, geen motorrijtuigenbelasting verschuldigd. [5] In dit geval was het kentekenbewijs voor een lange periode geschorst en voor een korte periode niet. Over die korte periode waarin het kentekenbewijs niet was geschorst, is op grond van de wet motorrijtuigenbelasting verschuldigd. De door belanghebbende aangevoerde omstandigheden die ertoe hebben geleid dat het kentekenbewijs voor een korte periode niet was geschorst maken dat oordeel niet anders. Deze omstandigheden komen voor haar eigen rekening en risico. Immers, belanghebbende wenst gebruik te maken van een regeling met een begunstigend karakter en is dan ook zelf verantwoordelijk voor een tijdige verlenging van de schorsing om toepassing van die begunstigende regeling te behouden.
5.2.
De inspecteur heeft de motorrijtuigenbelasting over de korte periode waarin het kentekenbewijs niet was geschorst, berekend op € 155. De hoogte van de motorrijtuigenbelasting is tussen partijen niet in geschil. Belanghebbende heeft de verschuldigde motorrijtuigenbelasting over deze periode, die valt in het tijdvak 3 december 2021 tot en met 3 maart 2022, uiteindelijk via automatische incasso betaald. De inspecteur heeft berekend dat gezien de nieuwe schorsing op 22 februari 2022 een bedrag van € 54 te veel is betaald door belanghebbende en dit bedrag is ook aan belanghebbende terugbetaald. Aangezien belanghebbende het juiste bedrag aan motorrijtuigenbelasting heeft betaald, heeft belanghebbende geen recht op een teruggaaf van motorrijtuigenbelasting.
5.3.
Belanghebbende heeft nog aangevoerd dat de inspecteur in de uitspraak op bezwaar twee verschillende kentekens heeft genoemd, waarvan één van die twee kentekens geen betrekking heeft op haar auto. Dit is – naar de rechtbank begrijpt – volgens belanghebbende een reden om de uitspraak op bezwaar te vernietigen. De rechtbank volgt belanghebbende daarin niet. Uit de inleiding van de uitspraak op bezwaar blijkt duidelijk dat de beslissing van de inspecteur betrekking heeft op de auto van belanghebbende. Verder worden in de passage van de uitspraak op bezwaar waarin het verkeerde kenteken wordt genoemd wel de juiste data genoemd waarop het kentekenbewijs van belanghebbende is geschorst. Naar het oordeel van de rechtbank was het voor belanghebbende dan ook voldoende kenbaar dat de vermelding van het andere kenteken berustte op een verschrijving van de inspecteur. Er is in dit geval geen enkele grond voor het vernietigen van de uitspraak op bezwaar vanwege deze kenbare verschrijving. De rechtbank laat de uitspraak op bezwaar dan ook in stand.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat belanghebbende het op aangifte over het tijdvak 3 december 2021 tot en met 3 maart 2022 voldane bedrag aan motorrijtuigenbelasting niet terug krijgt. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende het door haar betaalde griffierecht ook niet terug en krijgt zij evenmin een vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 14 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 1, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB).
2.Artikel 7 van de Wet MRB.
3.Artikel 6 van de Wet MRB.
4.Artikel 14 van de Wet MRB.
5.Artikel 19 van de Wet MRB in samenhang met artikelen 67, eerste lid, en 68, eerste lid, onderdeel, d, van de Wegenverkeerswet 1994.