ECLI:NL:RBZWB:2023:8745

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
02-301378-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met geweld in Breda

Op 14 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 14 juli 2019 in Breda, waarbij de verdachte samen met een ander een mobiele telefoon van een slachtoffer heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte een herkenbare modus operandi hanteerden die kenmerkend is voor zakkenrollers. De verdachte is herkend op camerabeelden die zijn vergeleken met politiefoto's, wat leidde tot de conclusie dat hij één van de daders was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de geweldshandeling, omdat deze niet bewezen kon worden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, maar de rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die de waarde van de gestolen telefoon vorderde. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 1.180,99, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/301378-22
vonnis van de meervoudige kamer van 14 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ( [land] )
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande
raadsvrouw mr. F.W.M. Hopmans, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 november 2023. Verdachte is niet verschenen, maar zijn gemachtigde raadsvrouw wel. De officier van justitie, mr. J. Peerboom, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er -kort en feitelijk weergegeven- op neer dat verdachte in vereniging een diefstal met geweld heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De aangifte wordt ondersteund door de cameraopnamen van het incident. Verdachte is vervolgens herkend op basis van de beelden en de foto’s die van hem beschikbaar zijn. Beide verdachten hanteren een herkenbare modus operandi voor zakkenrollers vooraf en tijdens het incident. Zij hebben er duidelijk op gewacht totdat aangever alleen zou zijn en hebben beiden geacteerd op aangever om de telefoon afhandig te maken. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, zowel voor de diefstal als voor het geweld dat is gepleegd. Het is daarbij van ondergeschikt belang wie van de twee verdachten de geweldshandelingen heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit. Daartoe is bepleit dat er door aangever geen duidelijke en herkenbare omschrijving is gegeven van de daders. Er zijn geen camerabeelden beschikbaar waarop het incident goed is te zien en er zijn geen getuigen. In het dossier ontbreekt DNA-onderzoek en er is geen sprake van een geverbaliseerde herkenning door de politie. Er zijn evenmin telefoongesprekken of ander berichtenverkeer die naar verdachte hebben geleid. Het enkele feit dat er op basis van twee tips is geconstateerd dat er grote overeenkomsten bestaan tussen de verdachte en de dader levert onvoldoende bewijs op. Gelet op al deze feiten en omstandigheden is verzocht om tot een integrale vrijspraak over te gaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in Bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van een straatroof op 14 juli 2019 in Breda, omstreeks 05.00 uur. Uit de aangifte en het aanvullend verhoor komt naar voren dat er twee mannen zijn geweest, die aangever van dichtbij hebben benaderd. Direct daarop heeft aangever geconstateerd dat zijn Apple iPhone weg is. Hij heeft vervolgens via zijn Apple Watch het alarm van zijn telefoon laten afgaan. Dit alarm is bij die twee mannen vandaan gekomen. Aangever heeft om zijn telefoon gevraagd, waarop hij meerdere malen in zijn gezicht is geslagen. Hij heeft het toestel niet meer teruggekregen.
De politie heeft camerabeelden bekeken uit de binnenstad van Breda rondom het incident. Daarbij is opgevallen dat er twee mannen doelloos over straat lopen en hierbij tussen mensen door lopen. Er wordt een modus operandi herkend van zakkenrollers, die naar een geschikt slachtoffer op zoek zijn. De twee mannen zijn meteen op aangever afgelopen wanneer hij even alleen is. Het is dan één minuut over vijf. De twee mannen hebben het slachtoffer aangesproken. De ene man, met de pet, heeft zijn arm om het slachtoffer heen gedaan. De andere man, met de bril, loopt dicht langs het slachtoffer. Dit is vermoedelijk het moment dat de telefoon van aangever is weggenomen. Aangever heeft vrijwel direct daarna zijn zakken gecontroleerd en heeft zoekend rond gekeken. Vervolgens heeft hij op zijn horloge gekeken. De twee mannen staan op dat moment op ongeveer 5 meter afstand van hem. Het slachtoffer is naar de twee mannen gelopen en blijft achter hen aanlopen. Het drietal is daarna uit beeld verdwenen.
Naar aanleiding van een televisie-uitzending over het incident zijn er tips doorgegeven. De man met de bril zou betrokken zijn geweest bij andere diefstallen van telefoons en toen ook aangehouden zijn door de politie. Bij het onderzoek naar deze tips in het politieregister komen namen naar voren, waaronder de naam van verdachte. De politie heeft de gelaatsfoto’s van verdachte vergeleken met de camerabeelden. Daarbij zijn grote overeenkomsten waargenomen met de brildragende persoon op de beelden op basis van de vorm van het gezicht, gezichtsbeharing, etnische afkomst, leeftijd, de haardracht en het feit dat de persoon brildragend is.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat de telefoon van aangever is weggenomen en dat dit heeft plaatsgevonden door de twee mannen die te zien zijn op de camerabeelden.
De vraag is of verdachte één van deze twee mannen is geweest. Anders dan de verdediging heeft gesteld, beantwoordt de rechtbank deze vraag bevestigend. De politie heeft de camerabeelden van het incident vergeleken met de politiefoto’s van verdachte en geconstateerd dat er een behoorlijk aantal overeenkomsten is. In het desbetreffende proces-verbaal wordt weliswaar niet gesproken over een herkenning, maar wel van grote overeenkomsten en in een ander proces-verbaal geeft de verbalisant in kwestie wel expliciet aan verdachte te hebben herkend. Ook de rechtbank heeft de foto’s van verdachte in het dossier en de camerabeelden met elkaar vergeleken en zij zag daarbij dezelfde overeenkomsten als de politie. De bevindingen van de verbalisant worden door de rechtbank dan ook bevestigd. Deze overeenkomsten zien op verschillende voor een persoon onderscheidende kenmerken die, in onderlinge samenhang bezien, leiden tot het oordeel dat de brildragende persoon op de beelden verdachte is.
Daar komt bij dat de naam van verdachte naar aanleiding van onderzoek naar de tip na de uitzending van Bureau Brabant naar voren is gekomen in combinatie met de [medeverdachte] . Zij zouden in oktober 2019 in Breda samen zijn gecontroleerd bij een mogelijk vergelijkbaar voorval. In het dossier bevinden zich foto’s van deze persoon. De rechtbank ziet ook duidelijke overeenkomsten tussen de persoon met de pet op de beelden en deze [medeverdachte] . Ook is [medeverdachte] een contactpersoon van verdachte, zoals blijkt uit het onderzoek van zijn telefoon in 2022.
De rechtbank concludeert dat de man met de bril op de camerabeelden verdachte betreft. Het verweer van de verdediging op dit onderdeel wordt verworpen.
Partiële vrijspraakUit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat aangever op 14 juli 2019 gewond is aangetroffen in de Dieststraat in Breda. Aangever heeft ook verklaard dat het geweld daar heeft plaatsgevonden. Op camerabeelden is vastgelegd dat de twee verdachten zich op enig moment hebben opgesplitst. De persoon met de bril, verdachte dus, is de Haagdijk opgelopen. De medeverdachte is de Dieststraat ingelopen. De aangever is achter de medeverdachte aangelopen. De geweldpleging is niet op beelden vastgelegd, maar de rechtbank gaat ervan uit dat het geweld inderdaad daar heeft plaatsgevonden. Bij deze stand van zaken, nu verdachte daarbij niet meer aanwezig was, kan verdachte niet verantwoordelijk worden gehouden voor de ten laste gelegde geweldshandelingen. Verdachte zal hier dan ook van worden vrijgesproken.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal door twee of meer verenigde personen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 14 juli 2019 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, een mobiele telefoon (Apple Iphone), die aan [slachtoffer] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer naar voren gebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 14 juli 2019 in Breda, samen met een ander, zich schuldig gemaakt aan een diefstal van een Apple Iphone. Verdachte en zijn medeverdachte hebben voorafgaand aan het incident gedrag vertoond dat past bij zakkenrollers. Er wordt op onlogische wijze door groepen mensen heen gelopen en gezocht naar een geschikt slachtoffer. Aangever was vanwege zijn kennelijke staat van dronkenschap een gemakkelijke prooi en verdachten hebben dit gezien. Op het moment dat aangever bij verdachten in het vizier is gekomen, werd er gewacht totdat hij alleen was. De verdachten zijn daarna onmiddellijk op aangever afgestapt en hebben toegeslagen. De medeverdachte heeft zijn arm om aangever heen gedaan, terwijl verdachte dicht langs hem is gelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij het zakkenrollen vaak in groepsverband wordt geopereerd, waarbij een slachtoffer door één dader wordt afgeleid, zodat de andere dader de diefstal onopgemerkt kan uitvoeren. Een dergelijk brutaal en laf delict heeft niet alleen een impact op het slachtoffer, maar versterkt ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft zich niets gelegen laten liggen aan de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Hij is kennelijk slechts uit geweest op eigen financieel gewin. Het gaat om een ernstig delict waartegen streng dient te worden opgetreden. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de straffen die doorgaans worden opgelegd in soortgelijke zaken. Daarnaast is acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte. Hieruit is naar voren gekomen dat verdachte vaker met dit bijltje hakt nu hij inmiddels voor zakkenrollerij en een winkeldiefstal onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat sprake is geweest van het op een geraffineerde manier samen met een ander misbruik maken van de kwetsbaarheid van het slachtoffer dat zich alleen op straat bevond en kennelijk onder invloed was. In strafmatigende zin speelt mee dat het een feit betreft van enige tijd geleden en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Bovendien komt de rechtbank tot een minder verstrekkende bewezenverklaring dan het Openbaar Ministerie, omdat zij de geweldscomponent niet bewezen acht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd van twee maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een vergoeding van schade voor een bedrag van in totaal € 11.062,40,- dat voor € 7.502,40 uit materiële schade bestaat en voor € 3.500,- uit immateriële schade. Daarnaast wordt verzocht tot toepassing van de wettelijke rente en tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent dan ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. Een deel van de schade staat volgens de rechtbank in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.180,99,- als vergoeding voor materiële schade. Dit bedrag vertegenwoordigt de waarde van de gestolen telefoon, exclusief BTW. Uit de bijgevoegde factuur ter onderbouwing van de schade kan de rechtbank niet opmaken of het een bedrijfsfactuur of privéfactuur is, nu bepaalde delen zijn zwart gelakt. Indien het een bedrijfsfactuur betreft, kan het BTW-tarief van 21% teruggevraagd worden. De rechtbank zal daarom de schade toewijzen tot € 1.180,99,-. Voor het deel BTW van deze schadepost zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voor het overige deel van de vordering stelt de rechtbank vast dat deze verband houdt met de gevolgen van het uitgeoefende geweld jegens benadeelde. Nu verdachte hiervan wordt vrijgesproken, is de rechtbank van oordeel dat in zoverre geen sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel van de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook dit deel kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de wettelijke rente toepassen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

diefstal door twee of meer verenigde personen;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 1.180,99, dat geheel bestaat uit vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 juli 2019 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] voor het bewezenverklaarde feit € 1.180,99 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 juli 2019 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 21 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 december 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.