ECLI:NL:RBZWB:2023:8744

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
02-174923-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een poging tot zware mishandeling met een vleeshamer

Op 14 maart 2022 vond een gewelddadige aanval plaats op het slachtoffer, die in zijn bed lag, door twee gemaskerde mannen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een ander, het slachtoffer met een vleeshamer heeft geslagen, wat leidde tot ernstig letsel. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen, waaronder Whatsapp-berichten en zendmastgegevens, zijn betrokkenheid aantonen. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar wel bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 54 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/174923-22
vonnis van de meervoudige kamer van 14 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende op het [woonadres]
raadsvrouw mr. D. Marcus, advocaat te Rijen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er -kort en feitelijk weergegeven- op neer dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, dan wel een poging tot zware mishandeling, dan wel een mishandeling.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een handelen dat heeft geleid tot een aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel. Er is, gelet op het patroon dat is achtergebleven in de huid van het slachtoffer op arm, been en romp, geslagen met een voorwerp. Bij het ontbreken van een dergelijk patroon in de huid van zijn gezicht, kan echter niet kan worden vastgesteld dat er ook met een voorwerp op het hoofd is geslagen. Onduidelijk is ook met welk voorwerp en met welke kracht er is geslagen. Volgens de officier van justitie is wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Op basis van de aangifte, de anonieme tip over het incident, de Whatsapp-berichten en de telefoondata is het medeplegen van een eenvoudige mishandeling bewijsbaar.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat de rechtbank tot een integrale vrijspraak dient te komen nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte één van de twee daders is geweest. Daarbij is bepleit dat aan de enkele aanwezigheid van verdachte nabij de plaats delict geen gevolgtrekkingen kunnen worden verbonden. Hij heeft hiervoor een verklaring gegeven. De telefoon van verdachte heeft bovendien pas voor het eerst een zendmast in de buurt van de plaats delict aangestraald, nadat de mishandeling al had plaatsgevonden. De uitgewisselde berichten tussen verdachte en [getuige 1] kunnen op verschillende manieren worden geïnterpreteerd en hebben niet per definitie betrekking op aangever. Verdachte voldoet niet aan het signalement van getuigen en heeft geen vriend die [naam] heet. Op basis van al deze feiten en omstandigheden is de betrokkenheid van verdachte bij de hem verweten feiten niet komen vast te staan. Het subsidiaire standpunt is om verdachte in ieder geval van het primair ten laste gelegde vrij te spreken. Op grond van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood of op zwaar lichamelijk letsel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in Bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op 14 maart 2022 worden verbalisanten naar de [adres] gestuurd. Ter plaatse is aangever [slachtoffer] aangetroffen. Aangever is met bloed besmeurd en heeft letsel opgelopen. In de woning wordt in een slaapkamer met [nummer] een bed aangetroffen, waarop ter hoogte van het kussen bloed ligt. Op dat moment zijn de bewoners [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] aanwezig.
[slachtoffer] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij in bed lag en toen door twee personen met gezichtsbedekkende kleding is aangevallen. Zij hebben gebruik gemaakt van een vleeshamer, waarmee is geslagen. Aangever heeft daarmee meerdere klappen gehad op zijn hoofd, gezicht en lichaam en is buiten bewustzijn geraakt. Aangever heeft verklaard dat de daders Pools hebben gesproken. Zij hebben hem te verstaan gegeven dat zij in opdracht van iemand tot een wraakactie zijn overgegaan. Op de fotobijlagen zijn op een arm, een been en ter hoogte van de ribben striemen en bloed zichtbaar, alsook afdrukken van een voorwerp waarmee geslagen is. Bij de neus en onder het oog van aangever zijn ook verwondingen op een foto te zien. [getuige 3] heeft tegen de politie bevestigd dat twee gemaskerde personen de woning waren binnengedrongen en mogelijk de nieuwe bewoner hebben mishandeld.
Uit buurtonderzoek blijkt dat een dag eerder, op 13 maart 2022, zich ook al een conflict heeft afgespeeld op voormeld adres. Er zou daar een vechtpartij hebben plaatsgevonden, waarbij twee onbekende personen zijn betrokken, die van buitenaf het erf hebben betreden. [getuige 4] heeft van een persoon gehoord, die zich op dat moment op voormeld adres bevond,
“dat hij wel wist wie het waren en dat ze mogelijk voor hem kwamen.”Dit betrof geen bewoner van het adres en niet het slachtoffer van 14 maart 2022, aldus de getuige.
De politie heeft in contact gestaan met [getuige 5] van het arbeidsbemiddelingsbureau. Deze getuige heeft een sms-bericht ontvangen met de tekst:
” [verdachte] . De jongen die [slachtoffer] gisteren aanviel. Adres [plaats 1] . Zijn vriend [naam] die bij hem was. Alstjeblieft neem geen contact met ons op, we willen vrede, we zijn bang. Anoniem.”
Verdachte is daarna aangehouden en verhoord. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij op 13 maart 2022 zich aan de [adres] bevond en er twee onbekende mannen zijn langsgekomen, die hem hebben willen slaan. Deze personen zijn gevlucht. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij daar met de buurvrouw over gesproken heeft. Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij het incident van 14 maart 2022 volledig ontkend.
De politie heeft de hand weten te leggen op een Whatsapp-gesprek, tussen verdachte en [getuige 1] , dat op 13 maart 2022 ’s avonds is gevoerd. Er is door [getuige 1] een bericht gestuurd met de tekst:
‘Deurnummer [nummer] , zijn/haar bed staat tegenover.’Hij wordt daarvoor door verdachte bedankt die zegt dat [getuige 1] de jongens moet inlichten. Hij zal daar morgen naartoe gaan. Verdachte geeft dan aan dat hij ze een lesje zal leren. Verdachte heeft vervolgens een bericht verzonden, waarin hij heeft aangegeven dat hij erin geluisd is en iemand niet persoonlijk is komen opdagen maar knorrige types heeft gestuurd. Dit heeft een klotesituatie in de buurt veroorzaakt, aldus verdachte. Hij besluit de conversatie met een zwijgend icoon en de tekst: “
Rustig aan heren, bemoei je er niet mee, ik zal dit rustig en stilletjes afhandelen. Ze gaan één voor één omvallen. Jullie weten er helemaal niets van.”
Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte blijkt dat zijn toestel, zowel op 13 maart 2022 als op 14 maart 2022, een zendmast heeft aangestraald waarvan het bereik ook de woning van aangever omvat. Op basis van de gegevens is vast te stellen dat de telefoon van verdachte vanuit zijn woonplaats is verplaatst naar [plaats 2] en weer terug. Met de telefoon van verdachte zijn op de pleegdatum, enkele minuten nadat aangever is aangevallen, gesprekken gevoerd met getuigen [getuige 2] en [getuige 1] . Zij zijn de medebewoners van de [adres] . Vanaf 14 maart 2022 om 22:55 uur hebben er geen registraties meer plaatsgevonden door het telefoontoestel van verdachte. De telefoon is uitgeschakeld, het simkaartje is buiten gebruik gesteld, of er is van een buitenlands netwerk gebruik gemaakt.
Betrokkenheid verdachte
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat aangever op 14 maart 2022 door twee mannen is mishandeld. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte één van deze twee mannen was. Hiertoe acht zij het volgende van belang.
De rechtbank stelt voorop dat een dag eerder, op 13 maart 2022 in de middag, zich een conflict heeft afgespeeld aan de [adres] waarbij verdachte betrokken is geweest. Gelet op de eigen verklaring van verdachte, de zendmastgegevens en op basis van de resultaten uit het buurtonderzoek mag hiervan worden uitgegaan.
Naar het oordeel van de rechtbank houdt het voorval op 14 maart 2022 hiermee verband. In dat verband acht de rechtbank het Whatsapp-gesprek tussen verdachte en [getuige 1] in de avond van 13 maart 2022 belangrijk. In de eerste plaats zijn in dit gesprek het kamernummer en de locatie van het bed van aangever aan verdachte doorgegeven. Dit is opmerkelijk nu dat juist de plek is waar het feit zich de dag erna heeft afgespeeld. De aangever is in bed aangevallen en de politie heeft in kamer 3 het bebloede kussen aangetroffen. In de tweede plaats heeft verdachte op 13 maart 2022 het voornemen uitgesproken om “daar” morgen heen te gaan. In de derde plaats heeft verdachte in het Whatsapp-gesprek gesproken over iemand een lesje te zullen leren en personen één voor één te laten omvallen. Dit naar aanleiding van het feit dat hij erin geluisd is, waarbij op klaarlichte dag knorrige types op hem zijn afgestuurd.
Dit strookt met de realiteit van de gebeurtenissen op 13 maart en 14 maart 2022. Het is immers op 13 maart in de middag eerst tussen verdachte en twee onbekenden tot een treffen gekomen. Een dag later is aangever op gewelddadige wijze aangevallen, waarbij hij divers letsel heeft opgelopen. Aangever is in het Pools te verstaan gegeven dat het een wraakactie betrof en ook het Whatsapp-gesprek gaat over wraak Verdachte heeft over dit Whatsappgesprek verklaard dat dit verband hield met het voorval op 13 maart 2022. Tot slot benadrukt verdachte in dat gesprek dat hij zelf iets moet afhandelen, waarmee de anderen zich niet hoeven te bemoeien of vanaf moeten weten. Uit het dossier blijkt dat de bewoners van de [adres] (getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 1] ) niets hebben gedaan nadat zij twee gemaskerde mannen hun huis zagen binnenkomen. Zij kunnen weinig tot geen informatie geven over de daders. De getuigen zijn meermalen door de politie en rechter-commissaris gehoord, zonder dat openheid van zaken wordt gegeven. Dit past bij de instructies die verdachte lijkt te hebben gegeven. Uit de zendmastgegevens blijkt ook dat verdachte op 14 maart 2022 vanuit zijn woonplaats naar [plaats 2] is gereisd. Kort na het tijdstip dat het feit is gepleegd, heeft de telefoon van verdachte connectie gemaakt met een zendmast die de plaats delict onder bereik heeft. Dit plaatst verdachte in de buurt van de plaats delict.
Telefoondata
De rechtbank stelt vast dat met de telefoon van verdachte op 14 maart 2022 om 20.13 uur nog een gesprek is gevoerd, voordat het toestel vanuit ’s [plaats 1] naar [plaats 2] is verplaatst. Dit blijkt een gesprek te zijn geweest van 38 seconden met [getuige 6] , eveneens een huisgenoot van aangever. Daarbij zijn zendmasten in [plaats 1] aangestraald. Uit het dossier volgt dat het incident omstreeks 21.24 uur heeft plaatsgevonden. Het eerste gesprek van verdachte, na het incident, is met [getuige 2] . Dit gesprek heeft plaatsgevonden om 21:33 uur gedurende 104 seconden. Bij de start van dit gesprek is een zendmast aangestraald die de plaats delict onder het bereik heeft liggen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit deze gegevens niet worden afgeleid dat verdachte pas na afloop van het incident voor het eerst een zendmast in [plaats 2] heeft aangestraald, zoals door de verdediging is bepleit. Het gesprek van 21:33 uur waarbij van een zendmast in [plaats 2] gebruik wordt gemaakt, laat onverlet dat de telefoon van verdachte al eerder onder het bereik van deze zendmast kan zijn geweest. De zendmastgegevens kunnen alleen de conclusie rechtvaardigen dat verdachte negen minuten na het incident voor het eerst vanuit [plaats 2] heeft gebeld. De mogelijkheid dat verdachte al eerder op de plaats delict aanwezig is geweest, blijft bestaan. Immers, tussen 20.13 uur en 21.24 uur heeft verdachte de gelegenheid gehad om zich te verplaatsen vanuit [plaats 1] naar [plaats 2] . Deze reisbeweging is ook daadwerkelijk afgelegd, zo blijkt uit het onderzoek.
Op basis van het vorenstaande moet het verweer van de verdediging op dit onderdeel worden verworpen.
De verklaring van verdachteDe verdachte heeft een ontkennende verklaring afgelegd. Hij weet niet wie hem op 13 maart 2022 hebben aangevallen en de inhoud van het Whatsapp-gesprek in de avond van 13 maart 2022 hield daarmee verband. Hij is op 14 maart 2022 naar [getuige 1] gereden met de bedoeling om te praten over werk en om te kijken of aangever misschien wist wie de belagers van 13 maart 2022 waren. Hij is daar echter slechts langsgereden en omgekeerd toen hij de ambulance zag staan. Bij nadere bestudering van de verklaringen van verdachte constateert de rechtbank het volgende.
Ten eerste moet worden vastgesteld dat verdachte in eerste instantie leugenachtig heeft verklaard over het gebruik van zijn telefoon. In het eerste politieverhoor geeft verdachte aan dat hij zijn telefoon is kwijtgeraakt mogelijk bij het conflict op 13 maart 2022. Bij het daaropvolgende politieverhoor heeft hij verklaard te hebben gelogen en de telefoon te hebben weggegooid, omdat hij [getuige 1] heeft willen beschermen. Verdachte heeft dit punt overigens niet nader willen duiden. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij uit stress zijn telefoon heeft weggegooid en niet meer weet waarom dit heeft plaatsgevonden.
Verdachte heeft voorts inconsistent verklaard over het Whatsapp-gesprek van 13 maart 2022 met [getuige 1] . Verdachte heeft namelijk bij de eerste confrontatie hiermee ontkend dat hij als gesprekspartner heeft deelgenomen. Op een later moment heeft verdachte erkend dat hij de teksten heeft geschreven, maar zou dit in een emotievolle bui zijn gebeurd, betreft het stoerdoenerij en zijn delen verkeerd vertaald. Ter zitting heeft verdachte deze verklaring weer aangepast. Hij heeft met de gesprekken willen aansturen op een gesprek met aangever, zodat duidelijk zou worden wie de twee onbekende personen zijn geweest die verdachte op 13 maart 2022 hebben opgezocht. Deze verklaring wordt op geen enkel punt door de Whatsapp-conversatie ondersteund en de gesprekken zijn door de rechtbank heel anders opgevat, zoals hiervoor is overwogen.
Ten derde bevatten de verklaringen van verdachte tegenstrijdigheden voor zover het om ‘ [naam] ’ gaat die in de anonieme tip als mededader wordt genoemd. In het begin heeft verdachte verklaard dat hij niet weet wie dit is en niemand kent die zo heet. Daarna geeft verdachte aan dat dit een kennis van hem is en geen bijnaam kan zijn. Ter zitting lijkt verdachte dit weer anders in te vullen, door te verklaren dat ‘ [naam] ’ een populaire naam in Polen is en veel personen iemand met de naam ‘ [naam] ’ kennen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ook wisselend heeft verklaard over het incident op 13 maart 2022. In het verhoor bij de politie verklaart hij aanvankelijk zich dit niet goed te herinneren om op een later moment daar toch een invulling aan te geven. Hij heeft verklaard dat de twee personen hem onbekend waren en dat hij dit ook zo tegen [getuige 4] heeft gezegd. Dit strookt echter niet met wat [getuige 4] heeft verklaard, namelijk dat hij heeft gezegd dat hij wist wie dit zijn geweest en dat zij voor hem zijn gekomen.
Daar komt nog bij dat verdachte de gesprekken die kort vóór en kort na het incident van 14 maart 2022 hebben plaatsgevonden met de huisgenoten van aangever niet nader heeft geduid. Verdachte kon niets verklaren over de reden van de telefoontjes en de inhoud van de gesprekken.
Naar het oordeel van de rechtbank dienen de verklaringen van verdachte over de duiding van het Whatsappgesprek van 13 maart 2022 als ongeloofwaardig terzijde te worden geschoven, nu deze op geen enkele wijze worden ondersteund door andere stukken in het dossier. De inhoud van dat gesprek past daarentegen, zoals reeds is overwogen, wel bij de feitelijke gebeurtenissen van 13 en 14 maart 2022, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Verdachte heeft voorts geen eenduidige en redengevende verklaring gegeven over de reden waarom hij op 14 maart 2022 naar [plaats 2] is gegaan, over de inhoud en reden van de gesprekken kort vóór en na het incident van die dag en over de reden waarom en het moment waarop hij zijn telefoon heeft weggegooid, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte meer weet dan hij heeft doen voorkomen en om zichzelf te ontlasten wisselend heeft verklaard.
Conclusie betrokkenheid verdachte
Gelet op de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte het feit op 14 maart 2022 aan de [adres] heeft (mede)gepleegd. Uit het voorgaande volgt dat het incident verband houdt met het voorval de dag ervoor waarvoor wraak diende te worden genomen. Deze wraak vond plaats op 14 maart 2022 in de vorm van de aanval op aangever. De verklaring van verdachte hierover, die zijn betrokkenheid moet uitsluiten en een andere invulling zou moeten geven aan de reeks van gebeurtenissen, is volstrekt ongeloofwaardig en niet voldoende aannemelijk gemaakt. Deze verklaring zal dan ook buiten beschouwing worden gelaten. Verdachte wordt verantwoordelijk gehouden voor de aanval op aangever, waaruit het letsel is ontstaan.
De kwalificatie
De rechtbank zal vervolgens moeten vaststellen hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd.
Uit de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet afleiden dat er van een poging tot doodslag sprake is. Er is geen medische verklaring overgelegd. Het letsel is voor zover bekend niet zodanig dat er een risico heeft bestaan op het overlijden van aangever. Er is niet gebleken dat er vitale organen zijn beschadigd. Voorts is, mede bij gebrek aan die medische verklaring, niet exact vast te stellen met welke kracht en intensiteit de handelingen gepaard gegaan zijn. Verdachte zal dan ook partieel worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De rechtbank heeft uit de aangifte en fotobijlagen wel kunnen afleiden dat aangever over het lichaam verspreid diverse verwondingen heeft opgelopen. Volgens aangever is hij met een vleeshamer geslagen. Hij was bang dat zijn neus gebroken was. Op het lichaam zitten diverse afdrukken die passen bij het slaan met een stomp voorwerp voorzien van kartels, zoals een vleeshamer. Daarnaast bestaat het letsel uit kneuzingen, hematomen, krassen, striemen en andere huidbeschadigingen. Het letsel is in ieder geval zodanig ernstig geweest dat verdachte per ambulance naar het ziekenhuis is gebracht om behandeld te worden.
De rechtbank is van oordeel dat uit het door verdachte aan het slachtoffer toegebrachte letsel, gelet op de aard en ernst daarvan zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt, in samenhang bezien met de verklaring van aangever, kan worden afgeleid dat meerdere malen in ieder geval met een zekere kracht met een vleeshamer op het slachtoffer is ingeslagen, ook in het gezicht. Hierdoor bestond naar het oordeel van de rechtbank gelet op algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De handelingen van verdachte moeten qua uiterlijke verschijningsvorm ook worden geacht daarop gericht te zijn geweest. Door aldus te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dit betekent dan ook dat een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 14 maart 2022 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met een vleeshamer tegen zijn hoofd en been en arm en ribben heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 96 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, om te volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel de tijd van de voorlopige hechtenis niet overstijgt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 14 maart 2022 in [plaats 2] schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer met een vleeshamer te slaan tegen het hoofd, de armen, de benen en ribben. Het slachtoffer is, terwijl hij in bed lag, onverhoeds aangevallen, door twee personen en met een slagwapen. Dit wordt door de rechtbank als een lafhartige actie beschouwd. Bovendien heeft het feit zich bij het slachtoffer thuis afgespeeld, een plaats waar men zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Dergelijke geweldsmisdrijven veroorzaken ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in zijn algemeen. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de gevolgen en het leed dat het slachtoffer is overkomen. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting geweigerd om zijn verantwoordelijkheid te nemen en is blijven volharden in zijn ontkenning. De rechtbank neemt hem dit kwalijk.
De rechtbank heeft bij de strafmaat rekening gehouden met de straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare gevallen en de rechterlijke oriëntatiepunten. Het uitgangspunt bij het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden. In deze zaak is het gebleven bij een poging, hetgeen strafverminderend dient mee te wegen. Voorts heeft de rechtbank het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte bij de strafoplegging betrokken. Verdachte is niet eerder voor soortgelijke delicten met justitie in aanraking gekomen en moet in zoverre worden beschouwd als first offender. Verder komt naar voren dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht meermalen van toepassing is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte moet worden opgelegd een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 54 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft verbleven en een proeftijd van twee jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het primair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

het medeplegen van een poging tot zware mishandeling;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 54 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G.F. Vliegenberg, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 december 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.