ECLI:NL:RBZWB:2023:8721

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
BRE - 22 _ 4224
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van belastingrente in het kader van inkomstenbelasting voor een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2023, wordt het beroep van een belanghebbende, woonachtig in Duitsland, tegen de belastingrentebeschikking van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting (IB) voor het jaar 2019, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.596 heeft vastgesteld en een belastingrente van € 149 in rekening heeft gebracht. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, waarop de inspecteur het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde, maar de belastingrente verlaagde tot € 100.

De rechtbank behandelt het beroep op 2 november 2023, waarbij de belanghebbende telefonisch aanwezig is en de inspecteur vertegenwoordigd wordt door twee gemachtigden. De rechtbank oordeelt dat de belastingrentebeschikking terecht is opgelegd, omdat de aangifte IB 2019 niet tijdig door de Belastingdienst is ontvangen. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur bij het opleggen van de aanslag is afgeweken van de ingediende aangifte, wat betekent dat de beperking van het tijdvak voor de belastingrente niet van toepassing is.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de aanslag IB 2019 en de belastingrentebeschikking in stand blijven. De belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak kan worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4224

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] (Duitsland), belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 25 augustus 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting (IB) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 41.596 waarbij gelijktijdig € 149 belastingrente in rekening is gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gedeeltelijk gegrond verklaard. In de uitspraak op bezwaar is het belastbaar inkomen uit woning en werk gehandhaafd maar zijn aan belanghebbende de belastingdelen van de algemene heffingskorting en de ouderenkorting toegekend. Hierbij is gelijktijdig de belastingrente verminderd tot € 100.
1.3.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, via een telefonische verbinding, en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Tussen partijen is uitsluitend de in rekening gebrachte belastingrente nog in geschil. De rechtbank beoordeelt of de belastingrentebeschikking terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. De rechtbank is van oordeel dat de belastingrentebeschikking terecht en naar het juiste bedrag opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen dit heeft.
Feiten
4. Belanghebbende is woonachtig in Duitsland en heeft in 2019 een AOW-uitkering en pensioenuitkeringen ontvangen die aan de Nederlandse inkomstenbelasting onderworpen zijn.
4.1.
In 2019 is belanghebbende een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige [1] . Hij is het gehele jaar 2019 niet premieplichtig in Nederland.
4.2.
Belanghebbende heeft op 30 december 2021 de aangifte IB 2019 ingediend. De aanslag IB 2019 is opgelegd op 28 mei 2022. Hierbij is door de inspecteur afgeweken van de ingediende aangifte.

Overwegingen

Belastingrente

5. Belanghebbende stelt dat de inspecteur ten onrechte belastingrente in rekening heeft gebracht omdat hij tijdig de aangifte IB 2019 heeft ingediend en ook het op de aanslag IB 2019 verschuldigde bedrag tijdig heeft voldaan.
5.1.
De inspecteur voert aan dat terecht belastingrente in rekening is gebracht omdat bij het opleggen van de aanslag IB 2019 is afgeweken van de ingediende aangifte. Op grond van de wet, dient de inspecteur dan belastingrente in rekening te brengen.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur terecht belastingrente in rekening heeft gebracht omdat de aangifte IB 2019 niet door de Belastingdienst is ontvangen voor 1 mei 2020 [2] . Omdat de inspecteur bij het opleggen van de aanslag IB 2019 is afgeweken van de door belanghebbende ingediende aangifte, is de beperking van het tijdvak waarover belastingrente wordt berekend niet van toepassing [3] . De rechtbank ziet daarom geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag IB 2019 en de belastingrentebeschikking in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 december 2023 door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 7.8 van de Wet IB
2.Artikel 30fc, eerste en vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
3.Artikel 30fc, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen