ECLI:NL:RBZWB:2023:8701

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
02-168201-23 en 02-211398-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling poging tot doodslag en bedreiging in Breda

Op 14 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en bedreiging. De verdachte heeft op 9 juli 2023 in Breda met een onkruidhaak op zijn stiefvader geslagen, wat resulteerde in ernstig letsel. Daarnaast heeft hij op 21 augustus 2023 een medewerker van een doorstroomvoorziening bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder invloed van alcohol en drugs, met opzet en met een aanmerkelijke kans op de dood van zijn stiefvader heeft gehandeld. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 423 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De verdediging pleitte voor een straf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 423 dagen gevangenisstraf, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte zich moet onthouden van alcohol en drugs en dat hij geen contact mag opnemen met het slachtoffer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op 14 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02-168201-23 en 02-211398-23 (gevoegd ter terechtzitting)
vonnis van de meervoudige kamer van 14 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2000 te [geboorteplaats]
postadres te [adres 1]
raadsman mr. B. Çiçek, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02-168201-23
[slachtoffer 1] heeft bedreigd;
02-211398-23
heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te doden dan wel hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel dit heeft geprobeerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02-168201-23
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] woordelijk en met gebaren (steek- en schietbeweging) heeft bedreigd. De aangifte vindt steun in de getuigenverklaring van [getuige] en de processen-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden zijn beschreven.
02-211398-23
De officier van justitie acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een onkruidhaak met kracht meermalen tegen het gezicht/oor van [slachtoffer 2] heeft geslagen waardoor deze fors letsel heeft opgelopen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaringen van verdachte en de medische informatie in het dossier. Het slaan met een onkruidhaak tegen het hoofd kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als te zijn gericht op de dood van [slachtoffer 2] en kan dan ook worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag zoals primair ten laste is gelegd. De officier van justitie is van mening dat de overige primair tenlastegelegde geweldshandelingen onvoldoende zijn om de dood te kunnen veroorzaken en verzoekt verdachte hiervan partieel vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02-168201-23
De verdediging refereert zich aan een bewezenverklaring van dit feit ten aanzien van de woordelijke bedreiging. Uit de beelden valt op te maken dat verdachte zwaaiende bewegingen heeft gemaakt, maar niet dat hij een steek- en/of schietbeweging heeft gemaakt. De verdediging verzoekt verdachte hiervan partieel vrij te spreken.
02-211398-23
De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde, te weten de poging tot doodslag. Verdachte heeft [slachtoffer 2] weliswaar een aantal malen met een onkruidhaak geslagen, maar heeft daarmee geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, gehad op de dood van [slachtoffer 2] . Er is bewust niet met de scherpe kant van de onkruidhaak geslagen en daarbij is er op het hele lichaam geslagen en niet enkel tegen het hoofd. Kijkend naar het toegebrachte letsel heeft de kans op de dood nimmer bestaan.
De verdediging refereert zich aan een bewezenverklaring van het subsidiair dan wel meer subsidiair tenlastegelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
4.3.2
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.3
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-168201-23
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] zowel met woorden als met bewegingen heeft bedreigd. De rechtbank baseert zich hierbij op de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige] en hetgeen de rechtbank ter zitting zelf heeft waargenomen bij het bekijken van de camerabeelden.
Op de beelden is te zien dat verdachte een beweging met twee handen maakt waarbij hij met zijn rechterhand met zijn wijsvinger wijst en met zijn linkerhand de pols van de rechterhand vasthoudt. De rechtbank duidt dit als een schietbeweging. Ook heeft de rechtbank een snelle steekbeweging waargenomen. Op de beelden is te zien dat verdachte doet alsof hij met een mes in zijn vuist richting de medewerker steekt. Beide bewegingen hebben bijgedragen aan de bedreiging.
02-211398-23
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte meermalen met een onkruidhaak tegen het hoofd, zij en rug van [slachtoffer 2] heeft geslagen en kwalificeert deze handelingen als een poging tot doodslag. Na een weekend vol alcohol- en drugsgebruik, was verdachte ook de bewuste dag fors onder invloed van alcohol en drugs. In deze toestand heeft hij met een onkruidhaak in het wilde weg op [slachtoffer 2] ingeslagen. Het letsel heeft zich daarbij niet beperkt tot het hoofd, maar ook aan de rug en zij heeft [slachtoffer 2] letsel opgelopen.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte ‘vol’ opzet had om [slachtoffer 2] te doden. Er is echter wel sprake van voorwaardelijk opzet. Het geheel van gedragingen in samenhang bezien met de toestand waarin verdachte zich bevond, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 2] zou komen te overlijden. Door lukraak met een gevaarlijk voorwerp als een onkruidhaak herhaaldelijk op iemand in te slaan, is de kans dat vitale delen van het lichaam zouden kunnen worden geraakt en iemand als gevolg daarvan zou kunnen komen te overlijden naar algemene ervaringsregels reëel te achten. Gebleken is dat ook daadwerkelijk vitale delen zijn geraakt, nu [slachtoffer 2] aan zijn hoofd gewond was. Door aldus te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 2] zou komen te overlijden. Hierbij doet niet terzake met welke kant van de onkruidhaak verdachte heeft geslagen, nu uit de foto’s van de onkruidhaak valt af te leiden dat beide kanten van staal en scherp zijn, en aldus ernstig letsel kunnen veroorzaken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-168201-23
op 9 juli 2023 te Breda
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen dat hij nog wel aan de beurt zou komen en dat hij 12 kogels voor die [slachtoffer 1] had
en "Ik onthoud jouw gezicht, ik kom jou buiten nog wel tegen en dan steek ik je
neer met een mes",
en met zijn hand een schietbeweging en een steekbeweging te maken in de richting van die [slachtoffer 1] ;
02-211398-23
Primair
op 21 augustus 2023 te [plaats] , [gemeente]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen met een onkruidhaak tegen het hoofd en tegen de zij en rug heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
423 dagen waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. De officier van justitie verzoekt daarbij de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 240 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan de bijzondere voorwaarden verbonden zoals door de reclassering zijn geadviseerd. Oplegging van een taakstraf is niet wenselijk nu dit het huidige leer- en werktraject in de weg zou staan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door in het wilde weg met een onkruidhaak op het hoofd en het lichaam van zijn stiefvader in te slaan. Dit is een ernstig misdrijf waardoor het slachtoffer, zijn stiefvader, had kunnen komen te overlijden. Er mag van geluk worden gesproken dat dit niet is gebeurd. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een bedreiging van een medewerker van de doorstroomvoorziening van [maatschappelijke opvang] . Als gevolg van zijn gedrag bij de doorstroomvoorziening werd verdachte de toegang daar ontzegd. Verdachte accepteerde dat niet en richtte uiteindelijk zijn woede op deze medewerker die slechts zijn werk deed. Door de bedreiging van verdachte heeft hij zich tijdens zijn werk angstig gevoeld.
De rechtbank rekent deze poging tot doodslag en bedreiging verdachte ernstig aan. De poging om een ander van het leven te beroven is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking komt.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op het rapport dat de reclassering over verdachte heeft uitgebracht. Hieruit volgt dat er bij verdachte sprake lijkt te zijn van onvoldoende copingvaardigheden en problemen in de emotie- dan wel agressieregulatie, waarbij verdachte alcohol, drugs en medicatie heeft gebruikt om emoties en problemen te onderdrukken. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis neemt verdachte deel aan een leer-werktraject bij de [stichting] , alwaar hij ook verblijft. Ook is hij ingeschreven voor een ambulante behandeling bij [zorginstelling] . Deze behandeling is vanwege wachtlijsten nog niet gestart. Verdachte laat tijdens de schorsing van de preventieve hechtenis zien dat hij gemotiveerd is voor gedragsverandering. Hij zet zich in voor zijn traject en houdt zich aan de bijzondere voorwaarden die hem zijn opgelegd. Daarnaast lukt het hem tot op heden om abstinent van middelen te blijven. Hieruit volgt dat er gemiddelde recidiverisico’s worden gezien, waar deze eerder nog als hoog werden ingeschat. Deze risico’s kunnen verder worden beperkt door oplegging van bijzondere voorwaarden, waaronder een gedragsinterventie agressiebeheersing, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
Uit het reclasseringsrapport en ook uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, leidt de rechtbank af dat er sprake lijkt te zijn van een positieve ontwikkeling bij verdachte. Verdachte heeft duidelijk hulp nodig om zijn leven weer op de rit te krijgen en deze hulp kan hem worden geboden door oplegging van bijzondere voorwaarden. De rechtbank acht het van groot belang dat het traject dat met verdachte is ingezet, niet wordt doorkruist.
De rechtbank is gelet op bovenstaande van oordeel dat verdachte nu niet terug naar de gevangenis hoeft. De rechtbank heeft daarbij ook meegewogen dat [slachtoffer 2] , ondanks dat verdachte hem een vreselijke ervaring heeft bezorgd, heeft aangegeven dat hij wenst dat verdachte wordt geholpen en op een goede plek terecht komt.
Alle omstandigheden in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 423 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten, als passend kan worden beschouwd. Daaraan zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd. Verdachte wordt de kans geboden om te laten zien dat hij gemotiveerd is én blijft voor gedragsverandering. Verdachte zal zich in moeten zetten om de positieve ontwikkeling voort te laten duren. De rechtbank hecht belang aan oplegging van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, zodat verdachte ook in de toekomst een stevige stok achter de deur voelt om te voorkomen dat hij terugvalt in het onaanvaardbare gedrag dat hij heeft vertoond.
De rechtbank zal verdachte niet de geëiste werkstraf opleggen om het reeds ingezette leer- en werktraject bij de [stichting] een optimale kans van slagen te geven. Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat verdachte in het kader van de bijzondere voorwaarden dient deel te nemen aan een cursus agressiebeheersing en aan ambulante behandeling bij [zorginstelling] . Dat zal ook de nodige tijd in beslag nemen en afgestemd moeten worden met het programma dat hij bij de [stichting] volgt.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de buitenlandse medicijnen bij het onderzoek naar het tenlastegelegde feit onder parketnummer 02-211398-23 zijn aangetroffen. Het gaat om verdovende middelen, zo blijkt uit de beslaglijst. De rechtbank is om deze reden van oordeel dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02-168201-23
:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Parketnummer 02-211398-23
:Poging tot doodslag
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 423 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering van [zorginstelling] op het [adres 2] , zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, I-respect of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Daarbij dient verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie aan verdachte zullen worden gegeven;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen door [zorginstelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
* dat verdachte gedurende de proeftijd, zal verblijven bij de [stichting] , of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] 1975, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in [plaats] , [straat] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een zakje buitenlandse medicijnen (G2316118);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en
mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 december 2023.