In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 28 december 2022 tegen het besluit van 21 november 2022 over de weigering van een uitkering per 20 oktober 2022 op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat het UWV niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiseres. Eiseres heeft het bezwaarschrift op 28 december 2022 ingediend, en het UWV had uiterlijk op 7 augustus 2023 moeten beslissen. Eiseres heeft het UWV op 8 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het UWV alsnog een beslissing moet nemen en legt een termijn op van vier maanden voor het nemen van deze beslissing, rekening houdend met de noodzaak voor een zorgvuldige heroverweging.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat het UWV het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moet vergoeden. De proceskostenvergoeding bedraagt € 418,50, aangezien de zaak enkel betrekking heeft op de overschrijding van de beslistermijn. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en openbaar gemaakt op 13 december 2023.