6.3Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in 2022 in een periode van twee maanden schuldig gemaakt aan een vernieling, belediging, diefstal met verbreking en meerdere bedreigingen. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan, te meer omdat deze feiten (onder andere) zijn gericht tegen personen werkzaam bij een GGZ-instelling en verbalisanten. Zij doen hun werk ten behoeve van de samenleving en voelden zich door het handelen van verdachte ernstig bedreigd. Dit blijkt onder meer uit de aangifte van [aangever 5] die verdachte een lange periode als psychiater heeft behandeld. Hij is erg geschrokken van het feit dat verdachte rond 06.30 uur ineens aan zijn deur stond te bonken en te schreeuwen en daarmee zeer bedreigende manier binnendrong in zijn persoonlijke levenssfeer. Daarnaast zorgen deze feiten ook voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder voor belediging, bedreiging, vernieling, mishandeling en aanranding is veroordeeld, kortom voor fors agressief gedrag. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er ten aanzien van deze feiten sprake is van relevante recidive en weegt dit in strafverzwarende zin mee bij het bepalen van de op te leggen straf. Daarnaast volgt uit het strafblad dat artikel 63 Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) van toepassing is.
De rechtbank slaat acht op het dubbel persoonlijkheidsonderzoek dat over verdachte is opgesteld. Uit het psychiatrisch rapport van dr. [naam 3] van 30 januari 2023 blijkt dat er bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van recidiverende maniforme psychosen met restverschijnselen, veroorzaakt door een schizo-affectieve stoornis of een bipolaire stemmingsstoornis met psychotische kenmerken. Tijdens de feiten maakte verdachte een manisch psychotische episode door. Er kan worden aangenomen dat de feiten tenminste deels zijn voortgekomen uit ziekteverschijnselen en beperkingen van de psychische stoornis van verdachte te weten ontremming, impulsiviteit, een expansief zelfbewustzijn en stoornissen van oordeel en kritiek met beperkingen van psychosociale vaardigheden en gewetensfuncties, waardoor wordt geadviseerd de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De psychiater overweegt daarbij dat de psychotische decompensatie voorafgaand aan die feiten waarschijnlijk is uitgelokt doordat verdachte tegen advies in zijn lithiummedicatie heeft gestaakt.
De kans op recidive wordt ingeschat als matig tot hoog. Door het ernstige recidiverend psychotische ziektebeloop van verdachte en zijn geringe behandeltrouw kan zonder adequate psychiatrische behandeling in een verplicht kader geen bescherming van betekenis worden verwacht van functies in zijn persoonlijkheid of functioneren. Gezien het problematische verloop van eerdere psychiatrische behandelingen van verdachte door de GGZ is naar het oordeel van de psychiater naast de inmiddels verleende zorgmachtiging een strafrechtelijk kader voor behandeling aangewezen. Geadviseerd wordt het recidiverisico te beperken door ambulante psychiatrische behandeling door [zorginstelling] met anti-psychotische medicatie in depotvorm en met lithiumcarbonaat onder controle van serumspiegels en zo nodig opname in een HIC of FPA bij medicatieontrouw of middelengebruik, in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel onder toezicht van de reclassering. Gezien de uitgebreide justitiële voorgeschiedenis van verdachte en het problematische beloop van zijn eerdere psychiatrische behandelingen kan eventueel ook worden overwogen hem de maatregel terbeschikkingstelling op te leggen met dezelfde voorwaarden van behandeling. Naar het oordeel van de psychiater zal die maatregel het recidiverisico niet veel verder kunnen beperken dan het kader van bijzondere voorwaarden, naast de al verleende zorgmachtiging.
Uit het psychologisch rapport van [naam 4] van 11 februari 2023 volgt dat er bij verdachte sprake is van een schizo-affectieve stoornis, bipolair type. Verder is sprake van intellectuele beperkingen in de zin van capaciteiten die op het grensgebied liggen van zwakbegaafd en verstandelijk beperkt niveau. Het is duidelijk dat alle feiten samenhangen met de psychische ontregelingen die zich telkens bij verdachte voordoen in de vorm van een maniforme psychose. Daarbij treden oordeels- en kritiekstoornissen op, vertoont verdachte tekenen van een expansief zelfbewustzijn en is verder sprake van verhoogde prikkelbaarheid en een toestand van ontremming. Antisociale trekken in de persoonlijkheid spelen hierbij eveneens een rol (geen rekening houden met anderen, weinig empathie en inlevingsvermogen, het vrijwel ontbreken van schuld- en verantwoordelijkheidsbesef). Enerzijds valt te betogen dat verdachte reeds herhaaldelijk is ontregeld na het opzettelijk staken van medicatiegebruik, en is het aannemelijk dat hij (enig) besef heeft van het te verwachten ontregelende effect daarvan op zijn psychische stabiliteit. Anderzijds beperken zijn zwakke intelligentie en genoemde negatieve symptomen behorende bij de psychiatrische stoornis zijn oordeelsvermogen en zelfregulatie in ernstige mate.
Geadviseerd wordt om de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Gelet op de zorgwekkende voorgeschiedenis en de rol die de gevonden pathologie daarbij speelt, is er sprake van een groot recidivegevaar. Teneinde het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat verdachte in zorg blijft bij [zorginstelling] , waarbij inzet van een forensisch FACT-team geboden is (outreaching zorg). Dit om zoveel mogelijk grip op verdachte te kunnen houden en indien mogelijk snel te kunnen opschalen naar meer intensieve zorg, bijvoorbeeld een opname op een FPA. Daarbij is het van belang dat er middels regelmatige controles op toe wordt gezien dat verdachte optimaal blijft ingesteld op Lithium en anti-psychotische medicatie, om te voorkomen dat weer opnieuw een ontregeling plaatsvindt.
Vanwege het feit dat behandeling binnen het kader van uitsluitend een zorgmachtiging onvoldoende effectief is gebleken en de veiligheid onvoldoende kon worden gewaarborgd, is een strafrechtelijke inkadering geïndiceerd. Vanwege de zorgwekkende voorgeschiedenis qua delictplegingen en het moeizame beloop van behandeling en begeleiding, alsmede gezien het aanzienlijke recidivegevaar, acht de psycholoog het aangewezen dat door de reclassering wordt onderzocht of behandeling in het kader van tbs met voorwaarden kan worden gerealiseerd.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over de stoornissen en de toerekenbaarheid over en stelt vast dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Uit het reclasseringsrapport van 27 juni 2023 volgt dat het risico op recidive hoog wordt ingeschat. Er is bij verdachte nauwelijks sprake van ziekte-inzicht en zelfinzicht.
De zorgmachtiging bleek de afgelopen jaren niet afdoende om verdachte stabiel te houden en justitiecontacten te voorkomen. Er wordt daarom meerwaarde gezien in een forensisch opgelegd kader. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, omdat dit kader te weinig mogelijkheden biedt wanneer een klinische opname nodig zou zijn en er ook te weinig commitment vanuit verdachte wordt verwacht. De reclassering is van mening dat voorzichtig positief kan worden geadviseerd over tbs met voorwaarden. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking indien hij daar in het geval van een veroordeling niet meer onderuit kan.
De reclassering adviseert ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden. Verder adviseert de reclassering ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38z Sr) op te leggen. Zij achten deze maatregel noodzakelijk om verdachte nog te kunnen blijven ondersteunen na de tbs met voorwaarden in de vorm van een langdurig reclasseringstoezicht.
Straf en maatregel
Uit de over verdachte opgemaakte rapportages blijkt dat er sprake is van een matig tot hoog recidiverisico. De rechtbank constateert dat verdachte inmiddels al een jaar geschorst is geweest onder een beperkt aantal voorwaarden met daarnaast een (civiele) zorgmachtiging, en in de tussentijd niet is gebleken van nieuwe incidenten. Daarentegen kampt de thans 37-jarige verdachte al vanaf zijn 17e met recidiverende manische psychosen waarbij voor adequate behandeling zowel lithium als anti-psychotische medicatie noodzakelijk is. Uit de stukken blijkt verder dat verdachte in het verleden vaker medicatieontrouw is geweest. Bovendien zijn onderhavige feiten ook gepleegd nadat verdachte het innemen van zijn medicatie had gestaakt. Kortom: er zijn steeds golfbewegingen zichtbaar in de toestand van verdachte en zijn bereidheid mee te werken aan behandeling. Periodes waarin het goed gaat worden steeds afgewisseld met opnames vanwege manisch psychotische ontregeling en delicten, waardoor de rapporteurs tot de conclusie komen dat enkel een zorgmachtiging niet afdoende is en dat een strafrechtelijk kader noodzakelijk is. Om het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken is het van belang dat verdachte zijn medicatie neemt (en blijft nemen) en gedurende een langere periode in zorg blijft bij [zorginstelling] . Dat is niet alleen in het belang van de maatschappij, maar misschien nog meer in het belang van verdachte zelf.
De rechtbank stelt vast dat de psychiater en psycholoog verschillen over wat het meest geschikte strafrechtelijke kader is om dit te realiseren. De reclassering is zeer stellig in haar conclusie dat zij bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel niet toereikend acht. De reclassering ziet dat er bij verdachte enkel extern ingegeven motivatie is om mee te werken. Bovendien heeft ook [zorginstelling] aangegeven dat een steviger strafrechtelijk kader nodig is.
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank een langdurige aaneengesloten gestructureerde behandeling noodzakelijk om ontregeling met als gevolg decompensatie en daarop volgende justitiecontacten te voorkomen. Een belangrijk onderdeel van deze behandeling dient een opname in een forensische kliniek te zijn, als verdachte wederom decompenseert en hierdoor recidivegevaar ontstaat. Verder dient de behandeling (mede) gericht te zijn op beperking van voornoemd recidivegevaar.
Wanneer aan verdachte enkel een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden zou worden opgelegd en verdachte op enig moment besluit zijn medicatie niet meer te willen nemen of zich niet meer aan de voorwaarden te willen houden, dan vervalt het gehele strafrechtelijke kader. Wat dan enkel rest is de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. Verdachte komt hierna (onbehandeld) vrij in de maatschappij, zonder enig forensisch behandelkader, terwijl het recidiverisico matig tot hoog is. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de tbs met voorwaarden het enige geschikte strafrechtelijke kader is om de benodigde forensische behandeling te bewerkstelligen, waarbij op een zowel voor de verdachte als de maatschappij verantwoorde manier direct kan worden ingegrepen wanneer verdachte ontregelt.
De tbs met voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering zal overigens zolang verdachte zich aan de voorwaarden houdt – naast het reclasseringstoezicht en de ambulante behandeling door [zorginstelling] – enkel een verandering teweegbrengen in de huidige (leef)situatie van verdachte op het moment dat hij decompenseert. Op dat moment kan verdachte worden opgenomen in een forensische klinische zorginstelling. Dit kader maakt een bestendige forensische behandeling mogelijk en biedt verdachte meer stabiliteit. Het zal hem hopelijk ook stimuleren om zijn medicatie in de toekomst te blijven nemen zodat afglijden in psychotisch agressief gedrag deze keer uitblijft.
Concluderend is de rechtbank, gelet op de inhoud van de rapporten, de ernst van de feiten en het strafblad en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, van oordeel dat een tbs-maatregel noodzakelijk is.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- bedreiging is genoemd in artikel 37a lid 1 onder 1 Sr als strafbaar feit waarvoor een tbs kan worden opgelegd;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
Gelet op de adviezen van de deskundigen en de bereidheid van verdachte om zich aan de voorwaarden te houden, acht de rechtbank de oplegging van dwangverpleging op dit moment niet noodzakelijk. De rechtbank zal aan verdachte de voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de reclassering.
Daarbij merkt de rechtbank op dat naar haar oordeel niet is voldaan aan het criterium vermeld in artikel 38e, lid 1 Sr (een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen), zodat - mocht het tot een omzetting in tbs met verpleging van overheidswege komen - die verpleging een
gemaximeerdeduur heeft van 4 jaar.
Vanwege het recidiverisico in combinatie met de gepleegde agressiedelicten en de noodzaak van behandeling, zal de rechtbank op grond van artikel 38 lid 6 Sr bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Daarnaast acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 75 dagen met aftrek noodzakelijk. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de mate waarin de feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend enerzijds en de impact die de feiten op de samenleving hebben gehad anderzijds. Gelet op de duur van de ondergane voorlopige hechtenis, zal verdachte niet terug naar de gevangenis hoeven.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr aan verdachte, omdat de rechtbank daarvoor op dit moment onvoldoende noodzaak toe ziet.