ECLI:NL:RBZWB:2023:8651

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
02/222484-22; 02/243569-20 (tul); 02/336783-22 (ttz gev.); 02/337096-22 (ttz gev.)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vernieling, belediging, diefstal met verbreking en meerdere bedreigingen met verminderde toerekeningsvatbaarheid

Op 12 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder vernieling, belediging, diefstal met verbreking en bedreigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan een psychische stoornis, verminderd toerekeningsvatbaar is. De feiten vonden plaats in 2022 en betroffen onder andere het vernielen van ruiten van instellingen, bedreigingen aan het adres van ambtenaren en het stelen van een scooter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 75 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd, die dadelijk uitvoerbaar is. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de tbs-maatregel als effectiever werd beschouwd. De rechtbank heeft ook de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet correct was ingediend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op de samenleving heeft meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/222484-22; 02/243569-20 (tul); 02/336783-22 (ttz gev.); 02/337096-22 (ttz gev.)
vonnis van de meervoudige kamer van 12 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. J. van Rooijen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 november 2023, waarbij de officier van justitie mr. T. Kint en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02/222484-22
1. een ruit van een deur van [instelling 1] heeft vernield;
2. ruiten van [instelling 2] heeft vernield;
3. [aangever 1] en [aangever 2] heeft bedreigd;
4. [aangever 3] heeft bedreigd;
5. een scooter van [aangever 4] heeft gestolen, dan wel heeft vernield;
02/336783-22
1. verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft beledigd;
2. verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd;
02/337096-22
[aangever 5] heeft bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02/222484-22
De officier van justitie vordert vrijspraak voor feit 2 vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Zij acht de overige feiten wettig en overtuigend bewezen (feit 5 in de primaire variant).
02/336783-22
De officier van justitie acht de feiten wettig en overtuigend bewezen.
02/337096-22
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Daarbij wijst zij op de andere incidenten op dezelfde dag waarbij verdachte zich op vergelijkbare wijze heeft uitgelaten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02/222484-22
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1.
Voor feit 2 dient vrijspraak te volgen vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Ook ten aanzien van feit 3 dient vrijspraak te volgen vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. [aangever 1] is niet bedreigd en de verklaring van [aangever 2] wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De verdediging is van mening dat voor feit 4 vrijspraak moet volgen, omdat de aangifte alleen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. De getuigen verklaren over andere bewoordingen dan aangeefster.
Ten aanzien van feit 5 heeft de verdediging aangevoerd dat een veroordeling voor de subsidiair tenlastegelegde vernieling meer voor de hand ligt, omdat het de vraag is of verdachte zich in de toestand waarin hij zich bevond de scooter wel wederrechtelijk heeft willen toe-eigenen.
02/336783-22
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
02/337096-22
De verdediging bepleit vrijspraak, omdat de bewoordingen in de tenlastelegging geen bedreiging met zware mishandeling of tegen het leven gericht opleveren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/222484-22
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank het ten laste gelegde feit onder 1 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de ten laste gelegde vernieling niet wettig en overtuigend bewezen. Zij zal verdachte vrijspreken van feit 2.
Feit 3
[aangever 1] heeft aangifte gedaan van bedreiging, omdat hij op 18 augustus 2022 een verwarde man hard tegen de deuren en ramen van het stadskantoor heeft zien bonken en trappen en dat hij van een collega heeft begrepen dat de man hem heeft bedreigd met de woorden “ik maak je dood”.
[aangever 2] heeft verklaard dat de man voor het raam stond waar hij aan het werk was en hard op het raam begon te slaan. Hij zei daarbij “ik maak je dood”.
Ook boa’s [boa 1] en [boa 2] hebben verklaard dat de man zich hinderlijk gedroeg en met zijn hand tegen het raam van het stadskantoor sloeg. Deze man bleek verdachte te zijn.
De rechtbank stelt vast dat [aangever 1] niet is bedreigd en spreekt verdachte vrij van dat onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [aangever 1] en de boa’s voldoende steun bieden aan de verklaring van [aangever 2] . Zij acht de bedreiging van [aangever 2] dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
[aangever 3] heeft aangifte gedaan van een indirecte bedreiging door verdachte waarvan zij op de hoogte is geraakt doordat collega’s [naam 1] en [naam 2] haar hebben geïnformeerd. Zij heeft verklaard dat verdachte zou hebben gezegd “dat hij die [aangever 3] kapot gaat maken als hij haar buiten tegen komt of hier”.
De rechtbank stelt vast dat [naam 1] en [naam 2] niet eenduidig zijn in wat zij verdachte hebben horen zeggen en de bewoordingen die zij hebben gehoord komen ook niet overeen met de verklaring van [aangever 3] . Ondanks dat uit het dossier volgt dat sprake is geweest van een bedreigende situatie, is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld of sprake was van woorden die een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opleveren. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 4.
Feit 5
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte het stuurslot van de scooter van [aangever 4] kapot heeft getrapt en vervolgens de scooter heeft meegenomen. Verdachte heeft zich daarmee de feitelijke heerschappij over de scooter verschaft en de scooter wederrechtelijk toegeëigend. Verdachte heeft toen hij door de politie lopend met de scooter werd aangehouden ook verklaard dat hij het stuurslot kapot heeft getrapt zodat hij deze kon meenemen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met verbreking.
02/336783-22
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde beledigingen en bedreigingen ten aanzien van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] wettig en overtuigend bewezen.
02/337096-22
[aangever 5] heeft verklaard dat hij psychiater en geneesheer-directeur is bij [instelling 2] . Op 18 augustus 2022 om 06.30 uur werd hij wakker door een bonkend en slaand geluid tegen de voordeur van zijn woning. [aangever 5] zag dat verdachte dit geluid veroorzaakte. Hij hoorde verdachte zeggen “waar ben je”, “ik wil je zien” en “ik pak je nog wel”. [aangever 5] heeft verklaard dat hij de situatie als heel bedreigend heeft ervaren. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij niet bij [aangever 5] aan de deur had moeten gaan.
De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de aangifte van [aangever 5] . Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat onder deze specifieke omstandigheden waarbij verdachte als psychiatrisch patiënt vroeg in de ochtend voor de woning van zijn psychiater op de ramen en deur slaat en daarbij de in de tenlastelegging genoemde bewoordingen uit, en daarna verderop tegen een hek gaat staan schoppen dit een bedreiging met zware mishandeling oplevert. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/222484-221
op 3 september 2022 te Tilburg, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een deur, die
aan [instelling 1] toebehoorde heeft vernield;
3
op 18 augustus 2022 te Breda, [aangever 2] werkzaam voor gemeente Breda [afdeling] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [aangever 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood";
5
op 18 augustus 2022 te Breda, een scooter (merk La Souris Sourini R met [kenteken] ), die aan [aangever 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
02/336783-22
1
op 4 juli 2022 te Breda, opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [verbalisant 2] (hoofdagent bij de Eenheid
Zeeland-West-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hen de woorden toe te voegen: “jullie zijn kankerhonden” en “jullie zijn vieze honden” en “vuile racisten” en “pussy’s” en “pannenkoek” en “klootzak” en “ik neuk je vrouw en je vriendin”;
2
op 4 juli 2022 te Breda, [verbalisant 1] (hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [verbalisant 2] (hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen aldaar (telkens) opzettelijk voornoemde politieambtenaren dreigend de woorden toegevoegd: “ik snij je ballen eraf” en “ik hak je kop eraf” en “je kop gaat eraf” en “ik breek je nek” en “morgen oog om oog, tand om tand” en “ik castreer je ballen” en daarbij opzettelijk dreigend een snijgebaar te maken;
02/337096-22
op 18 augustus 2022 te Breda, [aangever 5] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [aangever 5] dreigend de woorden toe te voegen "Waar ben je", "Ik wil je zien", "Ik pak je nog wel" en het dreigend bonken op de voordeur en het raam naast de voordeur en aldus heeft verdachte door houding, handelen en woorden een bedreigende situatie en sfeer doen ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat enkel een zorgmachtiging niet afdoende is. Om de kans op recidive op lange termijn structureel in te perken is een strafrechtelijk kader noodzakelijk. Aan de vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan en de maatregel is in het geval van deze verdachte het best passend om de gewenste beteugeling en kans op herhaling te bereiken, omdat verdachte bevreesd blijkt voor de tbs-maatregel en eerdere voorwaardelijke gevangenisstraffen niet hebben geleid tot gedragsverandering.
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 74 dagen met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert zij de maatregel van terbeschikkingstelling (verder: tbs) met voorwaarden aan verdachte op te leggen. De officier van justitie vordert de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel. Tot slot vordert zij de oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Bij haar eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de afgelopen periode waarin verdachte was geschorst, is gebleken dat de zorgmachtiging voldoende effectief is. Verdachte is niet meer opgenomen geweest, heeft zijn medicatie niet geweigerd, heeft zich niet onttrokken aan zorg en is niet gedecompenseerd. De rapportages zijn bijna een jaar oud. De situatie is nu heel anders en er is geen enkel signaal dat het niet goed gaat. Er is niet voldaan aan het gevaarscriterium waarmee niet is voldaan aan de vereisten voor oplegging van een tbs-maatregel. Daarnaast is oplegging van de tbs-maatregel ook niet proportioneel en opportuun.
Ook met oplegging van bijzondere voorwaarden kan een voor de maatschappij aanvaardbaar risico worden gecreëerd. Bij een bewezenverklaring dient een straf te volgen gelijk aan voorarrest met een voorwaardelijk strafdeel waar voldoende dreiging van uitgaat. Daaraan kan een deel van de door de reclassering geformuleerde voorwaarden worden verbonden. De voorwaarden meewerken aan een time-out, ambulante behandeling en opname in een zorginstelling worden al ondervangen door de zorgmachtiging.
Een dadelijke uitvoerbaarheid is niet bedoeld voor een mogelijk hoger beroep, maar kan worden opgelegd wanneer er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan.
Indien de rechtbank de verdediging volgt en geen tbs-maatregel oplegt dan is een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ook niet aan de orde. Wanneer wel een tbs-maatregel wordt opgelegd dan betreft het een overkill aan inzet van maatregelen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in 2022 in een periode van twee maanden schuldig gemaakt aan een vernieling, belediging, diefstal met verbreking en meerdere bedreigingen. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan, te meer omdat deze feiten (onder andere) zijn gericht tegen personen werkzaam bij een GGZ-instelling en verbalisanten. Zij doen hun werk ten behoeve van de samenleving en voelden zich door het handelen van verdachte ernstig bedreigd. Dit blijkt onder meer uit de aangifte van [aangever 5] die verdachte een lange periode als psychiater heeft behandeld. Hij is erg geschrokken van het feit dat verdachte rond 06.30 uur ineens aan zijn deur stond te bonken en te schreeuwen en daarmee zeer bedreigende manier binnendrong in zijn persoonlijke levenssfeer. Daarnaast zorgen deze feiten ook voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder voor belediging, bedreiging, vernieling, mishandeling en aanranding is veroordeeld, kortom voor fors agressief gedrag. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er ten aanzien van deze feiten sprake is van relevante recidive en weegt dit in strafverzwarende zin mee bij het bepalen van de op te leggen straf. Daarnaast volgt uit het strafblad dat artikel 63 Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) van toepassing is.
De rechtbank slaat acht op het dubbel persoonlijkheidsonderzoek dat over verdachte is opgesteld. Uit het psychiatrisch rapport van dr. [naam 3] van 30 januari 2023 blijkt dat er bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van recidiverende maniforme psychosen met restverschijnselen, veroorzaakt door een schizo-affectieve stoornis of een bipolaire stemmingsstoornis met psychotische kenmerken. Tijdens de feiten maakte verdachte een manisch psychotische episode door. Er kan worden aangenomen dat de feiten tenminste deels zijn voortgekomen uit ziekteverschijnselen en beperkingen van de psychische stoornis van verdachte te weten ontremming, impulsiviteit, een expansief zelfbewustzijn en stoornissen van oordeel en kritiek met beperkingen van psychosociale vaardigheden en gewetensfuncties, waardoor wordt geadviseerd de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De psychiater overweegt daarbij dat de psychotische decompensatie voorafgaand aan die feiten waarschijnlijk is uitgelokt doordat verdachte tegen advies in zijn lithiummedicatie heeft gestaakt.
De kans op recidive wordt ingeschat als matig tot hoog. Door het ernstige recidiverend psychotische ziektebeloop van verdachte en zijn geringe behandeltrouw kan zonder adequate psychiatrische behandeling in een verplicht kader geen bescherming van betekenis worden verwacht van functies in zijn persoonlijkheid of functioneren. Gezien het problematische verloop van eerdere psychiatrische behandelingen van verdachte door de GGZ is naar het oordeel van de psychiater naast de inmiddels verleende zorgmachtiging een strafrechtelijk kader voor behandeling aangewezen. Geadviseerd wordt het recidiverisico te beperken door ambulante psychiatrische behandeling door [zorginstelling] met anti-psychotische medicatie in depotvorm en met lithiumcarbonaat onder controle van serumspiegels en zo nodig opname in een HIC of FPA bij medicatieontrouw of middelengebruik, in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel onder toezicht van de reclassering. Gezien de uitgebreide justitiële voorgeschiedenis van verdachte en het problematische beloop van zijn eerdere psychiatrische behandelingen kan eventueel ook worden overwogen hem de maatregel terbeschikkingstelling op te leggen met dezelfde voorwaarden van behandeling. Naar het oordeel van de psychiater zal die maatregel het recidiverisico niet veel verder kunnen beperken dan het kader van bijzondere voorwaarden, naast de al verleende zorgmachtiging.
Uit het psychologisch rapport van [naam 4] van 11 februari 2023 volgt dat er bij verdachte sprake is van een schizo-affectieve stoornis, bipolair type. Verder is sprake van intellectuele beperkingen in de zin van capaciteiten die op het grensgebied liggen van zwakbegaafd en verstandelijk beperkt niveau. Het is duidelijk dat alle feiten samenhangen met de psychische ontregelingen die zich telkens bij verdachte voordoen in de vorm van een maniforme psychose. Daarbij treden oordeels- en kritiekstoornissen op, vertoont verdachte tekenen van een expansief zelfbewustzijn en is verder sprake van verhoogde prikkelbaarheid en een toestand van ontremming. Antisociale trekken in de persoonlijkheid spelen hierbij eveneens een rol (geen rekening houden met anderen, weinig empathie en inlevingsvermogen, het vrijwel ontbreken van schuld- en verantwoordelijkheidsbesef). Enerzijds valt te betogen dat verdachte reeds herhaaldelijk is ontregeld na het opzettelijk staken van medicatiegebruik, en is het aannemelijk dat hij (enig) besef heeft van het te verwachten ontregelende effect daarvan op zijn psychische stabiliteit. Anderzijds beperken zijn zwakke intelligentie en genoemde negatieve symptomen behorende bij de psychiatrische stoornis zijn oordeelsvermogen en zelfregulatie in ernstige mate.
Geadviseerd wordt om de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Gelet op de zorgwekkende voorgeschiedenis en de rol die de gevonden pathologie daarbij speelt, is er sprake van een groot recidivegevaar. Teneinde het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat verdachte in zorg blijft bij [zorginstelling] , waarbij inzet van een forensisch FACT-team geboden is (outreaching zorg). Dit om zoveel mogelijk grip op verdachte te kunnen houden en indien mogelijk snel te kunnen opschalen naar meer intensieve zorg, bijvoorbeeld een opname op een FPA. Daarbij is het van belang dat er middels regelmatige controles op toe wordt gezien dat verdachte optimaal blijft ingesteld op Lithium en anti-psychotische medicatie, om te voorkomen dat weer opnieuw een ontregeling plaatsvindt.
Vanwege het feit dat behandeling binnen het kader van uitsluitend een zorgmachtiging onvoldoende effectief is gebleken en de veiligheid onvoldoende kon worden gewaarborgd, is een strafrechtelijke inkadering geïndiceerd. Vanwege de zorgwekkende voorgeschiedenis qua delictplegingen en het moeizame beloop van behandeling en begeleiding, alsmede gezien het aanzienlijke recidivegevaar, acht de psycholoog het aangewezen dat door de reclassering wordt onderzocht of behandeling in het kader van tbs met voorwaarden kan worden gerealiseerd.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over de stoornissen en de toerekenbaarheid over en stelt vast dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Uit het reclasseringsrapport van 27 juni 2023 volgt dat het risico op recidive hoog wordt ingeschat. Er is bij verdachte nauwelijks sprake van ziekte-inzicht en zelfinzicht.
De zorgmachtiging bleek de afgelopen jaren niet afdoende om verdachte stabiel te houden en justitiecontacten te voorkomen. Er wordt daarom meerwaarde gezien in een forensisch opgelegd kader. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, omdat dit kader te weinig mogelijkheden biedt wanneer een klinische opname nodig zou zijn en er ook te weinig commitment vanuit verdachte wordt verwacht. De reclassering is van mening dat voorzichtig positief kan worden geadviseerd over tbs met voorwaarden. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking indien hij daar in het geval van een veroordeling niet meer onderuit kan.
De reclassering adviseert ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden. Verder adviseert de reclassering ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38z Sr) op te leggen. Zij achten deze maatregel noodzakelijk om verdachte nog te kunnen blijven ondersteunen na de tbs met voorwaarden in de vorm van een langdurig reclasseringstoezicht.
Straf en maatregel
Uit de over verdachte opgemaakte rapportages blijkt dat er sprake is van een matig tot hoog recidiverisico. De rechtbank constateert dat verdachte inmiddels al een jaar geschorst is geweest onder een beperkt aantal voorwaarden met daarnaast een (civiele) zorgmachtiging, en in de tussentijd niet is gebleken van nieuwe incidenten. Daarentegen kampt de thans 37-jarige verdachte al vanaf zijn 17e met recidiverende manische psychosen waarbij voor adequate behandeling zowel lithium als anti-psychotische medicatie noodzakelijk is. Uit de stukken blijkt verder dat verdachte in het verleden vaker medicatieontrouw is geweest. Bovendien zijn onderhavige feiten ook gepleegd nadat verdachte het innemen van zijn medicatie had gestaakt. Kortom: er zijn steeds golfbewegingen zichtbaar in de toestand van verdachte en zijn bereidheid mee te werken aan behandeling. Periodes waarin het goed gaat worden steeds afgewisseld met opnames vanwege manisch psychotische ontregeling en delicten, waardoor de rapporteurs tot de conclusie komen dat enkel een zorgmachtiging niet afdoende is en dat een strafrechtelijk kader noodzakelijk is. Om het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken is het van belang dat verdachte zijn medicatie neemt (en blijft nemen) en gedurende een langere periode in zorg blijft bij [zorginstelling] . Dat is niet alleen in het belang van de maatschappij, maar misschien nog meer in het belang van verdachte zelf.
De rechtbank stelt vast dat de psychiater en psycholoog verschillen over wat het meest geschikte strafrechtelijke kader is om dit te realiseren. De reclassering is zeer stellig in haar conclusie dat zij bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel niet toereikend acht. De reclassering ziet dat er bij verdachte enkel extern ingegeven motivatie is om mee te werken. Bovendien heeft ook [zorginstelling] aangegeven dat een steviger strafrechtelijk kader nodig is.
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank een langdurige aaneengesloten gestructureerde behandeling noodzakelijk om ontregeling met als gevolg decompensatie en daarop volgende justitiecontacten te voorkomen. Een belangrijk onderdeel van deze behandeling dient een opname in een forensische kliniek te zijn, als verdachte wederom decompenseert en hierdoor recidivegevaar ontstaat. Verder dient de behandeling (mede) gericht te zijn op beperking van voornoemd recidivegevaar.
Wanneer aan verdachte enkel een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden zou worden opgelegd en verdachte op enig moment besluit zijn medicatie niet meer te willen nemen of zich niet meer aan de voorwaarden te willen houden, dan vervalt het gehele strafrechtelijke kader. Wat dan enkel rest is de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. Verdachte komt hierna (onbehandeld) vrij in de maatschappij, zonder enig forensisch behandelkader, terwijl het recidiverisico matig tot hoog is. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de tbs met voorwaarden het enige geschikte strafrechtelijke kader is om de benodigde forensische behandeling te bewerkstelligen, waarbij op een zowel voor de verdachte als de maatschappij verantwoorde manier direct kan worden ingegrepen wanneer verdachte ontregelt.
De tbs met voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering zal overigens zolang verdachte zich aan de voorwaarden houdt – naast het reclasseringstoezicht en de ambulante behandeling door [zorginstelling] – enkel een verandering teweegbrengen in de huidige (leef)situatie van verdachte op het moment dat hij decompenseert. Op dat moment kan verdachte worden opgenomen in een forensische klinische zorginstelling. Dit kader maakt een bestendige forensische behandeling mogelijk en biedt verdachte meer stabiliteit. Het zal hem hopelijk ook stimuleren om zijn medicatie in de toekomst te blijven nemen zodat afglijden in psychotisch agressief gedrag deze keer uitblijft.
Concluderend is de rechtbank, gelet op de inhoud van de rapporten, de ernst van de feiten en het strafblad en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, van oordeel dat een tbs-maatregel noodzakelijk is.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- bedreiging is genoemd in artikel 37a lid 1 onder 1 Sr als strafbaar feit waarvoor een tbs kan worden opgelegd;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
Gelet op de adviezen van de deskundigen en de bereidheid van verdachte om zich aan de voorwaarden te houden, acht de rechtbank de oplegging van dwangverpleging op dit moment niet noodzakelijk. De rechtbank zal aan verdachte de voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de reclassering.
Daarbij merkt de rechtbank op dat naar haar oordeel niet is voldaan aan het criterium vermeld in artikel 38e, lid 1 Sr (een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen), zodat - mocht het tot een omzetting in tbs met verpleging van overheidswege komen - die verpleging een
gemaximeerdeduur heeft van 4 jaar.
Vanwege het recidiverisico in combinatie met de gepleegde agressiedelicten en de noodzaak van behandeling, zal de rechtbank op grond van artikel 38 lid 6 Sr bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Daarnaast acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 75 dagen met aftrek noodzakelijk. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de mate waarin de feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend enerzijds en de impact die de feiten op de samenleving hebben gehad anderzijds. Gelet op de duur van de ondergane voorlopige hechtenis, zal verdachte niet terug naar de gevangenis hoeven.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr aan verdachte, omdat de rechtbank daarvoor op dit moment onvoldoende noodzaak toe ziet.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [instelling 1] vordert een schadevergoeding van € 1.339,37 aan materiële schade voor feit 1 onder parketnummer 02/222484-22.
De rechtbank stelt vast dat de vordering tot schadevergoeding is ingevuld door [naam 5] namens [instelling 2] . Nu een machtiging tot vertegenwoordiging ontbreekt en de vordering niet is ondertekend wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Breda van 28 januari 2021 onder parketnummer 02/243569-20 ten uitvoer zal worden gelegd.
Ter zitting heeft de officier van justitie echter gevorderd dat de vordering dient te worden afgewezen als zij in haar strafeis wordt gevolgd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat zij dit gezien het feit dat aan verdachte de tbs-maatregel wordt opgelegd niet opportuun acht. Zij zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie daarom afwijzen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38, 38a, 57, 63, 266, 267, 285, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten onder parketnummer 02/222484-22;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/222484-22
feit 1:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
feit 3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 5:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking;
02/336783-22
feit 1:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, niet zijnde een
lid van een algemeen vertegenwoordigend lichaam, meermalen gepleegd;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
meermalen gepleegd;
02/337096-22
bedreiging met zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 75 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
* verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
* verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen;
  • verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan
  • aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
  • verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
* verdachte kan worden opgenomen voor een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Afdeling (FPA), Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) of andere forensisch klinische zorginstelling als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
* verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
* verdachte laat zich behandelen door [zorginstelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart in het kader van de zorgmachtiging en dient door te blijven lopen in het kader van de tbs met voorwaarden. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de
zorgverlener dat nodig vindt;
* verdachte laat zich, indien er sprake is van psychische instabiliteit/ manisch psychotisch decompenseren, indien nodig en met toestemming van de rechter, opnemen in een Forensisch Psychiatrisch Afdeling (FPA), Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) of andere forensisch klinische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering na de klinische behandeling een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
* verdachte werkt mee aan toeleiding richting en plaatsing in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering wanneer mocht blijken dat zelfstandig wonen niet langer haalbaar is. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* verdachte dient zich op het gebied van druggebruik te houden aan de richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. Hij werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* verdachte dient zich op het gebied van alcoholgebruik te houden aan de richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. Hij werkt mee aan controle op dit alcoholverbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest).
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 02/243569-20 af;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [instelling 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [instelling 1] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak onder parketnummer 02/222484-22.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. van der Linden, voorzitter, mr. M.M. Veldhuizen en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 december 2023.
Mr. Veldhuizen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.