ECLI:NL:RBZWB:2023:8635

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
02-018012-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot moord en bewezenverklaring van zware mishandeling en brandstichting met ontslag van rechtsvervolging wegens niet toerekenbaarheid

In de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot moord, zware mishandeling met voorbedachten rade, poging tot brandstichting en brandstichting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord, omdat niet kon worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer was. Echter, de rechtbank achtte de zware mishandeling met voorbedachten rade en de brandstichtingen wel bewezen. De feiten vonden plaats in 2022 en 2023, waarbij de verdachte samen met haar stiefvader het slachtoffer met zwavelzuur heeft overgoten en later heeft geprobeerd brand te stichten in haar woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat zij volledig ontoerekeningsvatbaar werd geacht op basis van psychologische rapportages. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank concludeerde dat behandeling in Duitsland noodzakelijk was, maar dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet kon worden opgelegd vanwege de onmogelijkheid om deze maatregel in Duitsland uit te voeren. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel was opgelegd aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-018012-23
vonnis van de meervoudige kamer van 12 december 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. B.P.J. Heinrici, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 28 november 2023, waarbij de officier van justitie mr. M. van Leeuwen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of anderen:
feit 1, primair: op 22 mei 2022 heeft geprobeerd [slachtoffer] (hierna aan te duiden als: [slachtoffer] ) met voorbedachten rade van het leven te beroven, door zwavelzuur over haar te gieten, althans in haar richting te gooien,
subsidiairis dit ten laste gelegd als zware mishandeling met voorbedachten rade en
meer subsidiairals poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade;
feit 2:op 12 januari 2023 heeft geprobeerd brand te stichten waarbij levensgevaar voor [slachtoffer] en haar zoontje en gevaar voor goederen te duchten was;
feit 3:op 17 en/of 18 januari 2023 opzettelijk brand heeft gesticht waarbij levensgevaar voor personen en gevaar voor goederen te duchten was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de drie tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 is hij van mening dat niet geconcludeerd kan worden dat door het handelen van verdachte sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood. Hij vraagt daarom verdachte vrij te spreken van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot moord. Het subsidiair tenlastegelegde, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met voorbedachten rade, acht hij wel wettig en overtuigend bewezen. Er is bij alle drie de feiten sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte, haar stiefvader.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1
Feit 1
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 22 mei 2022 tussen 22:00 uur en 22:30 uur is [slachtoffer] , toen zij haar container aan de straat zette, aangevallen door een man en vrouw. Zij wordt met een stok op haar hoofd en haar armen geslagen en vervolgens wordt zij tegen de schutting geduwd, waarbij de stok tegen haar keel wordt gehouden. De vrouw pakt uit een rugzak die zij bij zich heeft een bus, schroeft de dop er af en geeft de fles aan de man. De man spoot vervolgens het spul uit de fles over het slachtoffer heen. Het slachtoffer weet op enig moment aan de greep te ontkomen en rent weg.
Op de camerabeelden is te zien dat een man en nog een persoon zich ophouden in de brandgang naast de tuin van de woning van het slachtoffer, waarbij de man een afvalcontainer vasthoudt. Kort daarna is te zien dat de man het slachtoffer vastpakt en haar tegen de schutting drukt. In zijn hand heeft hij een wapenstok die hij tegen het slachtoffer aandrukt. De tweede persoon pakt de rugzak en ritst deze open. De man voert een handeling uit met iets wat hij kort daarvoor heeft gekregen. De tweede persoon pakt de rugzak en rent weg door de brandgang.
Verdachte heeft bekend dat zij de vrouw met de rugzak is. Bij de politie heeft zij verklaard dat er zuur in de fles zat.
Uit de verklaringen van buurtbewoners kan worden vastgesteld dat verdachte en haar medeverdachte zich al ruim voor de aanval in de omgeving van het slachtoffer ophielden.
Medeplegen
Op basis van de verklaringen van het slachtoffer en verdachte, de camerabeelden en het onderzoek door een deskundige van het NFI acht de rechtbank bewezen dat het slachtoffer met een knuppel is geslagen en is overgoten met zwavelzuur. Dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachte leidt de rechtbank af uit het gezamenlijk opwachten en benaderen van het slachtoffer, de wijze waarop de vrouw is aangevallen en het gezamenlijk vluchten na de aanval. De rechtbank acht hiermee het medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Moord
De rechtbank is van oordeel, zoals ook door de officier van justitie geconcludeerd, dat uit het dossier niet is gebleken dat door het handelen van verdachte en haar medeverdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer is ontstaan. Van een poging tot moord is derhalve geen sprake en de rechtbank zal verdachte hier dan ook van vrijspreken.
Zware mishandeling met voorbedachten rade
De rechtbank is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat verdachte en haar medeverdachte niet hebben gehandeld in een gemoedsopwelling, maar met een vooropgezet plan en dat verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de mogelijke gevolgen van haar handelen. De rechtbank acht de onder 1 subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling met voorbedachten rade wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2.2
Feit 2 en 3
De rechtbank acht op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 januari 2023 samen met haar medeverdachte heeft geprobeerd brand te stichten in de woning van [slachtoffer] (feit 2) en dat zij daar op 18 januari 2023 ook daadwerkelijk brand hebben gesticht (feit 3).
Dat ook hier sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachte leidt de rechtbank af uit het gezamenlijk naar de woning gaan met de bedoeling om daar brand te stichten, het aansteken van de molotovcocktails door verdachte op 12 januari 2023 en het vasthouden van spullen op 18 januari 2023.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. subsidiair
op 22 mei 2022 te [plaats] , gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten derde- en tweedegraads brandwonden, heeft toegebracht door zwavelzuur over die [slachtoffer] te gieten;
2
op 12 januari 2023 te [plaats] , gemeente Schouwen-Duiveland tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader
voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten (een deel van) de woning gelegen aan het [adres] en de goederen in voornoemde woning en,
- levensgevaar voor een ander te weten voor [slachtoffer] en het zoontje van die [slachtoffer]
te duchten was open vuur in aanraking heeft gebracht met een stuk stof gestoken in een
fles met brandbare vloeistof en vervolgens deze brandende fles tegen voornoemde woning heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 18 januari 2023 te [plaats] , gemeente Schouwen-Duiveland tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof ten gevolge waarvan een woning (gelegen aan het [adres] ) gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en de goederen in die woning en de belendende panden en de goederen in deze panden, en levensgevaar voor de personen in de belendende panden te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht verdachte op grond van de rapportages van de deskundigen volledig ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van alle feiten. Hij vordert verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich eveneens op het standpunt dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht voor alle feiten en bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Om meer inzicht in de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte te krijgen, is verdachte multidisciplinair onderzocht door drs. [naam 1] , kinder- en jeugdpsychiater, en drs. [naam 2] , GZ-psycholoog, beiden verbonden aan [forensisch centrum] . Het rapport dat door hen is opgemaakt en is gedateerd op 18 juli 2023 bevat onder meer de volgende overwegingen en conclusies.
Door de deskundigen is vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde psychotrauma of stressorgerelateerde stoornis. Daarnaast spreken zij van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed.
De deskundigen adviseren om het tenlastegelegde niet aan verdachte toe te rekenen. Daarbij hebben zij overwogen dat verdachte al vanaf jonge leeftijd opgroeit in een instabiele en onveilige thuissituatie. Haar moeder lijkt slechts in beperkte mate beschikbaar voor haar te zijn geweest. De deskundigen gaan er vanuit dat verdachte, door onvoldoende aandacht en sturing, haar emoties niet goed heeft leren kennen en reguleren en geen positief beeld van zichzelf heeft kunnen opbouwen. Gevoelens werden afgeweerd en geïsoleerd. Zij kan gevoelens van zichzelf en anderen moeilijk herkennen. Tijdens het onderzoek werd gezien dat verdachte moeite heeft haar eigen grenzen te bewaken, dat zij zich afhankelijk opstelt en als omstandigheden stressvol worden dan past zij zich aan. Zij heeft alle energie nodig om zichzelf staande te houden. Uit het dossier komt naar voren dat haar stiefvader, bij wie zij ten tijde van de tenlastegelegde feiten woonde en van wie zij afhankelijk was, haar behoorlijk onder druk kon zetten. Zij werd door haar stoornissen volledig belemmerd in haar keuzevrijheid en onderging de gebeurtenissen lijdzaam. De ernst van de situatie drong niet tot haar door en zij werd ook niet geremd door haar gebrekkige gewetensfunctie. Zij was niet in staat om tot andere gedragskeuzes te komen.
De rechtbank neemt de onderbouwde conclusies van de deskundigen over en volgt hun advies. Het bewezenverklaarde kan daarom in het geheel niet aan verdachte worden toegerekend. Zij is dus niet strafbaar en wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De overwegingen ten aanzien van een maatregel

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
Hoewel de officier van justitie van mening is dat voldaan wordt aan de voorwaarden om een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) op te leggen, heeft hij, mede vanwege praktische overwegingen, niet gevorderd deze aan haar op te leggen. Verdachte is gebaat bij een behandeling, maar een klinische opname, zoals geadviseerd door de deskundigen, is in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet overdraagbaar aan Duitsland. Hij gaat er vanuit dat er in Duitsland een goed civiel behandeltraject voor verdachte zal worden uitgezet.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel. Zij is van mening dat verdachte geen gevaar is voor anderen. Daarnaast is zij van mening dat het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte is. Iedere beslissing die met zich meebrengt dat verdachte uit huis wordt geplaatst, is onwenselijk. De verdediging heeft verzocht conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) aan verdachte geen maatregel op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Omdat verdachte niet strafbaar is en om die reden zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, kan aan haar geen straf worden opgelegd. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of aan verdachte een maatregel moet worden opgelegd.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met haar stiefvader schuldig gemaakt aan zware mishandeling van het slachtoffer, een vrouw die zij niet kenden, door zwavelzuur in haar gezicht te gieten. Dit is gebeurd met voorbedachten rade. De stiefvader heeft telefonisch opdracht gekregen van een onbekende persoon om deze aanval uit te voeren. Het slachtoffer heeft als gevolg van het handelen van de verdachten tweede en derdegraads brandwonden opgelopen waarvoor zij nog altijd wordt behandeld. Deze aanval is voor het slachtoffer schokkend en traumatisch geweest, zo blijkt ook uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte het slachtoffer niet alleen grote vrees aangejaagd, maar ook een grote inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en haar lichamelijke integriteit aangetast. Zij wordt hier iedere dag aan herinnerd door de littekens en het hindert haar in haar dagelijkse leven.
Acht maanden later hebben verdachte en haar stiefvader, wederom in opdracht, een poging ondernomen om brand te stichten in de woning van het slachtoffer, die op dat moment samen met haar zoontje in de woning lag te slapen. Dit is niet gelukt, omdat de vloeistof die zij gebruikten niet wilde branden. Vervolgens hebben zij een week later alsnog brand gesticht in de woning, waarbij de benedenverdieping volledig is uitgebrand. Het slachtoffer en haar zoontje waren op dat moment niet thuis.
Brandstichting behoort tot één van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat de gevolgen ervan volstrekt niet te overzien zijn. Brand is onvoorspelbaar en er kunnen zeer gevaarzettende situaties ontstaan voor personen en/of goederen. In dit geval was gevaar voor de woning, aangrenzende woningen, de goederen in die woningen alsook voor personen. Brandstichtingen of pogingen daartoe veroorzaken grote angst en onrust bij de slachtoffers en in de samenleving. De brandstichting en de poging daartoe hebben in de nachtelijke uren plaatsgevonden. Doorgaans liggen mensen dan in een diepe slaap.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte volgt dat zij – in Nederland – niet eerder in aanraking is gekomen met politie en/of justitie.
Om de vraag te kunnen beantwoorden of aan verdachte een strafrechtelijke maatregel dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank acht geslagen op voornoemd rapport van de psychiater en psycholoog met betrekking tot het recidiverisico en de door hen gegeven adviezen en het rapport van de Raad.
De deskundigen hebben geconcludeerd dat het recidiverisico op gewelddadig gedrag matig is, zolang zij zich bevindt in gezonde relaties en een voldoende steunend pedagogisch-affectief klimaat, waarin volwassenen voldoende zicht hebben op haar functioneren en haar monitoren. Verdachte is vanuit zichzelf geneigd passief te reageren in plaats van agressief. Echter, indien verdachte weer in een relatie terecht komt die wordt gekenmerkt door dominantie en afhankelijkheid, is zij onvoldoende in staat hier afstand van te nemen en zal het risico op gewelddadig gedrag hoger worden. Behandeling van de psychopathologie van verdachte vinden de deskundigen noodzakelijk om de koers van haar persoonlijkheidsontwikkeling bij te sturen en een zo gunstig mogelijke ontwikkeling te bevorderen. De behandeling en begeleiding zouden bij voorkeur vorm moeten worden gegeven in het land waar verdachte vandaan komt en waar zij de taal van spreekt, te weten Duitsland.
De deskundigen verwachten dat een ambulant behandeltraject niet het gewenste effect zal hebben om verschillende redenen. Zij zijn van mening dat behandeling van verdachte enkel succesvol kan zijn wanneer sprake is van een langdurige behandeling die wordt gestart in een gesloten setting. Een behandeling binnen een civielrechtelijk kader, meer specifiek de gesloten jeugdzorg, vinden zij qua omgeving en regelgeving, mogelijk passend. Dit kan worden vorm gegeven in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De deskundigen adviseren deze mogelijkheid te onderzoeken. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt niet in het belang van verdachte gezien, omdat zij de Nederlandse taal niet spreekt en het opzetten van een resocialisatietraject richting Duitsland allerlei problemen kent.
De Raad heeft een rapport, gedateerd 21 november 2023, over verdachte geschreven. Hij is van mening dat verdachte intensieve behandeling moet krijgen gericht op haar persoonlijkheidsproblematiek, maar dat dit binnen het civiele kader én in Duitsland vorm moet krijgen. Een behandeling in Nederland zal onvoldoende effect hebben, omdat verdachte de taal niet spreekt en haar steunend netwerk zich in Duitsland bevindt. De Raad heeft contact gezocht met het Jugendamt om duidelijk te krijgen welke behandelmogelijkheden er voor verdachte in Duitsland zijn. Behandeling is mogelijk, maar er zijn lange wachtlijsten en het moet duidelijk zijn welke behandeling verdachte nodig heeft en waarop deze gericht moet zijn. Ook dagbehandeling behoort tot de mogelijkheden. Het Jugendamt heeft op dit moment onvoldoende informatie om een passend behandeladvies te geven, omdat het persoonlijkheidsonderzoek niet vertaald aan de Duitse autoriteiten is toegezonden. Omdat het de Raad niet is gelukt om de behandelmogelijkheden in Duitsland in kaart te brengen, kan hij geen passend advies geven.
De Raad heeft geadviseerd aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft tijdens de zitting gepersisteerd bij dit advies. Het Jugendamt is (nog) niet bij verdachte betrokken, maar wel bij haar (half)broertje en -zusje. De Raad is van mening dat het goed is om het door de deskundigen uitgebrachte rapport over verdachte en het raadsrapport te laten vertalen en aan het Jugendamt te verstrekken. Zij hebben deze rapporten nodig om een civiel behandeltraject daar vorm te geven dan wel te onderbouwen.
Conclusie
Gelet op de beschreven problematiek van verdachte is de rechtbank van oordeel dat ter bevordering van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte een langdurige behandeling noodzakelijk is. Behandeling is tevens noodzakelijk voor het verlagen van het risico op recidive.
De vraag die vervolgens voorligt is in welk kader die behandeling dient plaats te vinden.
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarden voor de oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel is voldaan. De bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de deskundigen naar voren hebben gebracht is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Ten aanzien van de daarbij op te leggen bijzondere voorwaarden overweegt de rechtbank het volgende. Het heeft sterk de voorkeur dat een behandeling plaatsvindt in Duitsland, omdat verdachte de Nederlandse taal niet spreekt en haar sociale netwerk zich daar bevindt. Dit biedt verdachte de meeste kansen. Dit maakt echter het opleggen van verblijf en behandeling in een gesloten setting als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel onmogelijk, omdat deze voorwaarde niet overdraagbaar is aan Duitsland en dus niet uitvoerbaar. Bovendien zijn de omstandigheden van verdachte sinds het multidisciplinair onderzoek sterk gewijzigd. Verdachte woont bij haar opa en oma moederszijde die haar steunen en helpen waar nodig. Dagbehandeling vanuit de thuissituatie is een reële mogelijkheid. Op dit moment is echter nog onduidelijk op welke wijze deze behandeling vorm moet en kan krijgen in Duitsland.
Gelet op het bovenstaande zal er geen maatregel worden opgelegd. Dit alles neemt niet weg dat er grote zorgen zijn ten aanzien van de ontwikkeling van verdachte. Zij heeft onder druk hele ernstige feiten begaan. Hoewel verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve ontwikkeling heeft laten zien, wil dit nog niet zeggen dat zij geen behandeling en begeleiding voor haar problematiek meer nodig heeft. De rechtbank acht het juist in het belang van haar ontwikkeling dat zij deze wel krijgt. De beslissing hierover is niet aan de rechtbank, maar zij gunt het verdachte dat de benodigde behandeling door de instanties in Duitsland zal worden opgepakt. Het ligt op de weg van het Openbaar Ministerie om na te gaan of, en op welke wijze, de autoriteiten in Duitsland op de hoogte kunnen worden gesteld en de beschikking kunnen krijgen over de (vertaalde) stukken die zij nodig hebben om een behandeling te starten, zodat verdachte zich zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich, door tussenkomst van mr. S. van Steenberge, als benadeelde partij in het geding gevoegd, omdat zij stelt schade te hebben geleden door het handelen van verdachte. Zij vordert - na matiging - € 7.500,00 aan immateriële schade en € 3.000,00 aan materiële schade.
De benadeelde partij heeft gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op te leggen.
Ter terechtzitting heeft de gemachtigde de vordering van de benadeelde partij mondeling toegelicht.
De officier van justitie en de verdediging hebben het standpunt ingenomen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is bij ontslag van alle rechtsvervolging, waarbij geen maatregel wordt opgelegd, en dat die situatie zich voordoet in deze zaak.
Ontvankelijkheid
De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag naar de ontvankelijkheid van de vordering die door de benadeelde partij is ingediend.
De gemachtigde heeft opgemerkt dat als aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) heeft echter als doel de versterking van de positie van een benadeelde partij in het strafproces. Verdachte lijkt gebaat bij een behandeltraject in Duitsland, alleen is onduidelijk of een in Nederland opgelegde maatregel daar ten uitvoer kan worden gelegd. Er zijn zaken waarin de verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging, maar waarin een zorgmachtiging is opgelegd. In dat geval is de benadeelde partij wel ontvankelijk in zijn vordering. De gemachtigde heeft de rechtbank verzocht enige parallel te trekken met een behandeltraject in Duitsland en de benadeelde partij ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte wordt veroordeeld wegens het, samen met een ander, toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, een poging brandstichting en brandstichting, maar wordt ontslagen van alle rechtsvervolging omdat deze daden haar niet kunnen worden toegerekend. Aan haar wordt geen straf, maatregel of zorgmachtiging opgelegd en evenmin wordt zij schuldig verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel (artikel 9a Sr).
Uit het bepaalde in de artikelen 361, tweede lid, onder a, Sv en artikel 36f Sr volgt dat de strafrechter, als niet wordt voldaan aan de in het eerste artikel genoemde eisen, niet kan overgaan tot een inhoudelijke behandeling van de vordering van de benadeelde partij en evenmin tot oplegging van de maatregel van schadevergoeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 157 en 303 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten opleveren:
feit 1 subsidiair:Zware mishandeling met voorbedachten rade, terwijl het feit wordt
gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:Medeplegen van poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te
duchten is;
feit 3:Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
- verklaart
verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Zuijdweg, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. D.H. Hamburger en mr. L.W.M. Hendriks, (kinder-)rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 december 2023.
Mrs. Hamburger en Hendriks zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.