ECLI:NL:RBZWB:2023:8620

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
02-136844-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 11 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 juni 2023 opzettelijk brand heeft gesticht in een woning. De verdachte, geboren in 1983 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Zwolle. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op dat moment aanwezig was in de woning waar de brand ontstond. De officier van justitie heeft bewezen verklaard dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor andere bewoners van het appartementencomplex met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 558 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De bijzondere voorwaarden zijn dadelijk uitvoerbaar en omvatten onder andere opname in een forensische behandelkliniek en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van de opname in de kliniek op 12 december 2023. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-136844-23
vonnis van de meervoudige kamer van 11 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ( [land] )
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Zwolle
raadsvrouw mr. V.C. Andeweg, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in een woning.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent en het is meer dan goed mogelijk dat [bewoner] de brand heeft gesticht. Bovendien kan de brand zijn ontstaan op een wijze dat zelfs voorwaardelijk opzet niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt vast dat op 3 juni 2023 brand is ontstaan in de hal van de woning van de heer [bewoner] aan de [adres] te [plaats] . Uit het forensisch rapport blijkt dat de brand is ontstaan door het al dan niet opzettelijk bijbrengen van open vuur in de kledingkast in de hal. Verdachte was ten tijde van het ontstaan van de brand in de woning aanwezig.
De vraag die aan de rechtbank voorligt, is of verdachte strafrechtelijk verantwoordelijk is voor het ontstaan van de brand. In dit verband overweegt de rechtbank als volgt.
[bewoner] heeft verklaard dat verdachte eigenlijk dakloos is, maar sinds kort een sleutel van de woning had. Op 3 juni 2023 rond 06:15 uur heeft hij gezegd dat ze moest vertrekken. Verdachte heeft om 07:21 uur een WhatApp-bericht naar [bewoner] gestuurd met de tekst ‘Ik steek alles op’. Om 07:30 uur, slechts negen minuten na het verstuurde WhatsApp-bericht, heeft verdachte de brand bij de hulpdiensten gemeld.
Verdachte heeft bij de politie weliswaar verklaard dat zij met het Whatsapp-bericht bedoelde dat zij zichzelf wilde steken, maar die uitleg overtuigt de rechtbank niet. Het gevolg, te weten de brand, is immers slechts enkele minuten na het versturen van het WhatsApp-bericht gerealiseerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in deze context en onder deze omstandigheden redelijkerwijs geen andere uitleg aan het WhatsApp-bericht kan worden gegeven dan dat verdachte de woning opzettelijk in brand wilde steken.
Op grond van het forensisch rapport komt de rechtbank tot het oordeel dat de brand gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen veroorzaakte, zoals hierna bewezen verklaard.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk de brand heeft veroorzaakt, waardoor gevaar is ontstaan voor goederen en levensgevaar, dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, voor de overige bewoners van het appartementencomplex.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 3 juni 2023 te [plaats] in de hal van een woning van een appartementencomplex aan de [adres] opzettelijk brand heeft gesticht in een kledingkast door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten die woning en belendende woningen, en levensgevaar en gevaar voor lichamelijk letsel voor bewoners van die belendende woningen en voor een of meer anderen te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 558 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en met aftrek van het voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door de reclassering en om deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De officier van justitie heeft in haar eis enerzijds rekening gehouden met de ernst van het feit en anderzijds met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, nu uit de rapportages volgt dat van belang is dat verdachte de juiste hulp en behandeling krijgt. Zij beschouwt verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht te volstaan met een zorgmachtiging nu verdachte hulp wenst te ontvangen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om bij een bewezenverklaring een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest of om de gevangenisstraf niet langer te laten voortduren dan nodig is voor de start van de behandeling bij de GGZ vanaf 12 december 2023.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 3 juni 2023 schuldig gemaakt aan brandstichting in een woning, waardoor brandschade in de hal en rookschade in een groot deel van de woning is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een ernstig feit, met name wegens het gevaarzettende karakter ervan. Vuur is onvoorspelbaar, kan snel om zich heen grijpen en kan leiden tot grote schade aan goederen. Bovendien heeft de brand plaatsgevonden in een woning in een appartementencomplex waar veel oudere mensen woonachtig waren die minder goed ter been zijn. Zonder inzet van de hulpdiensten had de brand kunnen leiden tot veel ernstigere gevolgen. Verdachte heeft weliswaar kort na haar brandstichting zelf de hulpdiensten gebeld, maar dat neemt niet weg dat zij met haar handelen onverantwoorde en levensbedreigende risico’s heeft genomen.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat zij vaker met justitie in aanraking is geweest, maar niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Daarnaast is over verdachte op 5 oktober 2023 een dubbelrapportage uitgebracht. Daarin concluderen [psycholoog] en [psychiater] van 5 oktober 2023 dat bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis en daarnaast van een psychische stoornis in het gebruik van alcohol, benzodiazepines, cannabis en cocaïne. Zonder begeleiding en een gedegen behandeling is sprake van een matig tot hoog risico op gewelddadig gedrag. De psycholoog en psychiater schatten in dat dit risico verlaagd kan worden door middel van een behandeling en verdachte toont zich ook gemotiveerd voor behandeling. Ten tijde van het plegen van het strafbare feit waren genoemde stoornissen bij verdachte aanwezig. Wegens de ontkennende houding van verdachte is echter niet duidelijk geworden op welke manier deze stoornissen hebben doorgewerkt in het gepleegde feit. Daardoor hebben de psycholoog en psychiater geen advies kunnen geven ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Wel wordt het aannemelijk geacht dat de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte van invloed is geweest op haar gedrag. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan als bijzondere voorwaarde gekoppeld een klinisch behandeltraject bij een forensische behandelkliniek. Daar kan worden toegewerkt naar een ambulant behandeltraject en plaatsing binnen een beschermde woonvorm.
In aanvulling op de hiervoor besproken dubbelrapportage adviseert de reclassering in het rapport van 23 november 2023 om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Die voorwaarden zijn: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en middelencontrole. De reclassering merkt daarbij op dat verdachte per 12 december 2023 kan worden opgenomen bij FPA [tbs-instelling] . Het wordt zeer wenselijk geacht dat de klinische opname direct aansluit op een eventuele gevangenisstraf.
Strafoplegging
Hoewel de deskundigen geen advies over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte hebben kunnen uitbrengen, neemt de rechtbank op basis van de bevindingen in de rapportages aan dat de genoemde stoornissen aanwezig waren ten tijde van de brandstichting. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Daarnaast onderschrijft de rechtbank het belang van een intensieve behandeling om risico’s te beperken en dat deze behandeling dient aan te sluiten op de huidige detentie van verdachte. Verdachte zelf heeft op zitting verklaard dat zij ook graag hulp wil. Zij wil na zoveel jaren gewoon weer een goede moeder voor haar inmiddels volwassen kinderen zijn. Zij ziet een opname bij FPA [tbs-instelling] als een grote kans voor zichzelf.
In beginsel is bij een brandstichting met levensgevaar voor anderen een lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Verdachte kan echter op 12 december 2023 worden opgenomen bij FPA [tbs-instelling] , om behandeld te worden aan de stoornissen die bijgedragen hebben aan de brandstichting. Daarin ziet de rechtbank een mogelijkheid het gevaar op herhaling te verminderen. Indien het onvoorwaardelijk deel van die lange gevangenisstraf langer duurt dan tot 12 december 2023 moet opnieuw worden bekeken of de genoemde kliniek een plaats beschikbaar heeft voor verdachte. De rechtbank wil deze kans voor verdachte niet doorkruisen in het belang van zowel verdachte als de maatschappij (vermindering gevaar op herhaling) en vindt daarom behandeling van verdachte belangrijker dan afstraffing. De rechtbank is dan ook met de officier van justitie van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 558 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar passend is. Daaraan koppelt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Volgens de psycholoog en de psychiater is er een matig tot hoog herhalingsgevaar op gewelddadig gedrag als verdachte niet behandeld wordt. Daarom is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren, zodat een eventueel hoger beroep de behandeling van verdachte niet doorkruist.
Voorlopige hechtenis
Met de opname van verdachte in FPA [tbs-instelling] op 12 december 2023 komen naar het oordeel van de rechtbank alsdan de gronden voor de voorlopige hechtenis te vervallen. De voorlopige hechtenis zal daarom worden opgeheven met ingang van het moment waarop verdachte op 12 december 2023 wordt opgenomen in FPA [tbs-instelling] .

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 157 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijke brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 558 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
* dat verdachte zich per 12 december 2023 laat opnemen bij FPA [tbs-instelling] (GGZ WNB). De opname vangt aan zodra verdachte door de dienst justitieel vervoer wordt afgezet bij FPA [tbs-instelling] . Het openbaar ministerie dient hiertoe opdracht te verstrekken aan DV&O. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die FPA [tbs-instelling] geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als FPA [tbs-instelling] dat nodig vindt. Als de reclassering de overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich laat behandelen door een nader te bepalen forensische zorginstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start direct na de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft in een nader te bepalen (forensische) instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start direct na de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
-
heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het momentwaarop verdachte op 12 december 2023 wordt opgenomen in FPA [tbs-instelling] .
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. W.A.L. Pustjens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 december 2023.