ECLI:NL:RBZWB:2023:8617

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
10472307 CV EXPL 23-1193
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • E.H.J.M. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding vordering wegens onterecht gestarte juridische procedure

In deze civiele zaak vordert eiser een immateriële schadevergoeding van gedaagde partijen, omdat hij meent dat er onterecht een juridische procedure tegen hem is gestart. De gedaagde partijen, waaronder COÖPERATIE VGZ U.A. en BETREFFENDE N.V. UNIVÉ ZORG, hebben de stellingen van eiser voldoende onderbouwd weerlegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser eerder rechtszaken heeft gevoerd tegen Univé, waarbij een vaststellingsovereenkomst is gesloten. Eiser eist onder andere terugbetaling van een bedrag van € 5.290,86, proceskosten en schadevergoeding voor geestelijk leed. De kantonrechter oordeelt dat de vorderingen van eiser niet gegrond zijn. De gedaagde partijen hebben geen onterecht handelen gepleegd en de aanmelding van eiser bij het CAK was terecht. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van € 660,00. Dit vonnis is uitgesproken op 29 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10472307 CV EXPL 23-1193
Vonnis van 29 november 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. E. Schijlen,
tegen

1.COÖPERATIE VGZ U.A., BETREFFENDE N.V. UNIVÉ ZORG,

gevestigd te Arnhem,
2.
INKASSIER B.V., BETREFFENDE [gerechtsdeurwaarders- en incassobureau],
gevestigd te Arnhem,
gedaagde partijen,
gemachtigde: Inkassier B.V.
Eisende partij zal hierna ‘ [eiser] ’ worden genoemd. Gedaagde partijen zullen hierna gezamenlijk ‘VGZ c.s.’ worden genoemd en afzonderlijk ‘VGZ’, ‘Univé’ en ‘Inkassier’.

1.Hoe is de procedure verlopen?

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 juni 2023 met de daarin genoemde stukken;
- de mondelinge behandeling van 31 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Wat zijn de feiten in deze zaak?

2.1.
[eiser] en Univé hebben eerder rechtszaken tegen elkaar gevoerd. In de zaken 9597705 CV EXPL 21-4072 en 9638832 CV EXPL 22-169 heeft op 2 september 2022 de mondelinge behandeling plaatsgevonden door mr. E.H.J.M. Thielen, kantonrechter te Bergen op Zoom. Tijdens de mondelinge behandeling hebben Inkassier (namens Univé) en [eiser] een vaststellingsovereenkomst gesloten. De vaststellingsovereenkomst is vastgelegd in een proces-verbaal.
2.2.
In het proces-verbaal van 2 september 2022 zijn de volgende afspraken gemaakt die voor deze rechtszaak belangrijk zijn:
“(…) 1. Univé heeft naast voornoemde zaaknummers nog een dossier via Inkassier tegen [eiser] in behandeling voor een totaalbedrag van € 1.562,85. Dit bedrag heeft betrekking op premiebetalingen over de periode februari 2016 tot en met januari 2020 en declaraties. Ook dit bedrag wordt in de onderhavige regeling meegenomen.
2. [eiser] betaalt aan Univé het bedrag van € 2.614,00 in maandelijkse termijnen van elk € 150,00 per maand, welke termijnen telkens vervallen op de laatste dag van iedere maand, voor het eerst op 30 september 2022.
(…) 5. Indien er overschrijvingsbewijzen zijn waaruit blijkt dat [eiser] meer heeft betaald dan waarmee Univé rekening heeft gehouden, dient [eiser] deze bewijzen aan Inkassier te verstrekken, met welke betalingen Univé haar vordering dient te verminderen.
(…) 7. Gelet op de afgesproken betalingsregeling zal Univé dan wel Inkassier [eiser] afmelden bij het CAK.
(…) 10. Partijen dragen ieder de eigen kosten van de procedures voor zover niet opgenomen in voormeld bedrag. (…)”

3.Wat eist [eiser] en wat vindt VGZ c.s. daarvan?

3.1.
[eiser] eist dat VGZ c.s. aan hem betaalt:
I. een bedrag van € 5.290,86, voor een deel vermeerderd met rente;
II. een volledige vergoeding van zijn proceskosten in alle rechtszaken;
III. de winst die VGZ c.s. heeft gemaakt, doordat [eiser] onterecht een verhoogde premie aan het CAK heeft moeten betalen.
3.2.
[eiser] vindt dat hij op 10 december 2021 onterecht en onnodig is gedagvaard voor een schuld van € 1.051,21. Die schuld had hij namelijk al betaald met de betaling van 31 mei 2021 van € 1.050,86. VGZ c.s. moet aan [eiser] terugbetalen wat zij teveel heeft ingehouden. Ook moet VGZ c.s. de volledige proceskosten vergoeden die [eiser] in alle rechtszaken heeft gemaakt. Verder heeft VGZ c.s. [eiser] te laat afgemeld bij het CAK. VGZ c.s. had dit al moeten doen nadat [eiser] op 16 januari 2020 een betalingsregeling had aangeboden. Hierdoor heeft [eiser] maandenlang onterecht een hogere premie betaald via het CAK. VGZ c.s. moet € 1.240,00 aan premie terugbetalen. VGZ c.s. heeft bovendien extra winst gemaakt door de hogere premie die [eiser] onterecht heeft betaald. Die extra winst moet VGZ c.s. daarom ook aan [eiser] betalen. Tot slot vindt [eiser] dat VGZ c.s. hem een schadevergoeding van twee keer € 1.500,00 moet betalen voor zijn geestelijk leed. [eiser] heeft namelijk last van stress en spanningen door het handelen van VGZ c.s.
3.3.
Univé en Inkassier zijn het niet eens met de eis van [eiser] . Zij vinden dat de eis van [eiser] moet worden afgewezen en dat [eiser] de proceskosten moet betalen. Univé en Inkassier leggen uit dat Inkassier in opdracht van Univé drie dossiers geopend heeft op naam van [eiser] . In het eerste dossier, [nummer 1] , is [eiser] door de kantonrechter veroordeeld om € 500,00 plus de proceskosten aan Univé te betalen. Die schuld heeft [eiser] betaald door zijn betaling van 31 mei 2021. Het tweede dossier, [nummer 2] , ziet op het restbedrag van de eis in het eerste dossier. Betaling daarvan bleef uit en daarom is Univé een tweede rechtszaak begonnen tegen [eiser] . Op de mondelinge behandeling van die rechtszaak is een betalingsregeling afgesproken voor het tweede dossier én het derde dossier, [nummer 3] . Dit betekent dat de rechtszaken tegen [eiser] niet onterecht en onnodig zijn geweest. [eiser] had meerdere schulden, waarvan er tot 10 december 2021 maar één was betaald. Verder hebben Univé en [eiser] op de mondelinge behandeling een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin hebben zij afgesproken dat ze allebei hun eigen proceskosten betalen. [eiser] heeft de vaststellingsovereenkomst zelf getekend in het bijzijn van zijn gemachtigde. Hij kan achteraf niet op de gemaakte afspraken terugkomen. Univé en Inkassier zijn het er niet mee eens dat zij [eiser] eerder af had moeten melden bij het CAK. [eiser] heeft namelijk nooit een duidelijke betalingsregeling voorgesteld. De eerste duidelijke afspraken zijn pas gemaakt in de vaststellingsovereen-komst. Na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst hebben Univé en Inkassier [eiser] vanaf 1 oktober 2022 afgemeld bij het CAK. Een eerdere datum was volgens Univé en Inkassier niet mogelijk. Univé en Inkassier hebben ook geen financieel voordeel gehad van de hogere premie die [eiser] aan het CAK heeft betaald. Tot slot vinden Univé en Inkassier dat [eiser] beter had moeten uitleggen welke geestelijke schade hij heeft geleden. Daarom heeft [eiser] geen recht op een schadevergoeding.

4.Hoe beoordeelt de kantonrechter deze zaak?

4.1.
Het was eerst niet duidelijk wie [eiser] bedoelde met gedaagde sub 1: VGZ, Univé of beiden. Daarom heeft de kantonrechter [eiser] daar op de mondelinge behandeling naar gevraagd. [eiser] heeft daarop geantwoord dat hij zowel VGZ als Univé bedoelde. VGZ heeft geen conclusie van antwoord ingediend of mondelinge reactie gegeven op de datum dat dit eigenlijk had gemoeten (24 mei 2023). De conclusie van antwoord van Inkassier is alleen namens zichzelf (als gedaagde 2) en Univé ingediend. VGZ is toen dus niet verschenen in deze zaak. De kantonrechter had in het tussenvonnis van 14 juni 2023 daarom verstek moeten verlenen tegen VGZ.
4.2.
Maar VGZ mag nog in de rechtszaak verschijnen tot de kantonrechter een einduitspraak heeft gedaan (juridisch: het verstek zuiveren). In dit geval is dat ook gebeurd. VGZ heeft Inkassier namelijk schriftelijke toestemming (juridisch: een volmacht) gegeven om op de mondelinge behandeling ook voor haar belangen op te komen. De kantonrechter heeft de schriftelijke toestemming gezien en de griffier heeft deze aan het dossier toegevoegd. Daarmee heeft Inkassier ook verweer gevoerd namens VGZ. Alles wat namens VGZ op de mondelinge behandeling is gezegd, zal door de kantonrechter worden meegewogen.
4.3.
VGZ c.s. is het ermee eens dat [eiser] op 31 mei 2021 € 1.050,86 heeft betaald. Maar daarmee heeft [eiser] volgens VGZ c.s. de schuld van dossier [nummer 1] afgelost. Zijn andere schulden heeft [eiser] nog niet betaald. VGZ c.s. heeft daarover ook brieven aan [eiser] gestuurd. De kantonrechter heeft die brieven gezien. Daarom oordeelt de kantonrechter dat [eiser] beter had moeten uitleggen waarom hij vindt dat VGZ c.s. onterecht € 1.050,86 heeft ingehouden. VGZ c.s. hoeft dit bedrag dus niet aan [eiser] terug te betalen. Deze eis wordt afgewezen. De rente over het geëiste bedrag hoeft VGZ c.s. dan ook niet te betalen.
4.4.
VGZ c.s. heeft uitgelegd dat zij geen financieel voordeel heeft gehad van de hogere premie die [eiser] aan het CAK heeft betaald. Alleen het CAK en daarmee het Rijk worden er financieel beter van. Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] niet verder uitgelegd waarom hij vindt dat VGZ c.s. wél financieel voordeel heeft van de hogere premie die hij heeft betaald. Daarom wijst de kantonrechter deze eis af.
4.5.
De kantonrechter oordeelt verder dat [eiser] niet onnodig lang was aangemeld bij het CAK. De aanmelding van [eiser] bij het CAK was ook terecht. VGZ c.s. zegt daarover dat [eiser] zijn premie al een paar maanden niet had betaald. Dit speelde niet alleen in de periode tussen 2012 en 2015, maar ook daarna. [eiser] vindt dat VGZ c.s. hem af had moeten melden nadat hij op 16 januari 2020 een betalingsregeling had aangeboden om zijn schuld af te lossen. Maar dat is niet juist. VGZ c.s. hoeft [eiser] pas af te melden als er een betalingsregeling is afgesproken. De kantonrechter stelt vast dat Univé en [eiser] dat pas hebben gedaan op de mondelinge behandeling van 2 september 2022. VGZ c.s. had dus niet eerder een reden om [eiser] af te melden bij het CAK. [eiser] en Univé hebben in de vaststellingsovereenkomst ook niet afgesproken vanaf wanneer VGZ c.s. [eiser] zou afmelden bij het CAK. VGZ c.s. vindt dat zij [eiser] na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst zo snel mogelijk heeft afgemeld, namelijk vanaf 1 oktober 2022. [eiser] legt niet uit vanaf welke andere datum na 2 september 2022 hij afgemeld had moeten worden. De eis van [eiser] dat VGZ c.s. € 1.240,00 aan premie terugbetaalt, wordt dus afgewezen. De geëiste rente over dit bedrag hoeft VGZ c.s. ook niet te betalen.
4.6.
[eiser] eist ook dat VGZ c.s. € 3.000,00 aan schadevergoeding betaalt voor zijn geestelijk leed. [eiser] licht toe dat hij in de periode van januari 2020 tot en met oktober 2022 spanningen en frustraties heeft ervaren, omdat het onnodig lang heeft geduurd om één eenvoudig dossier bij het CAK af te handelen. VGZ c.s. is het daar niet mee eens. De kantonrechter heeft hiervoor al geoordeeld dat de aanmelding van [eiser] bij het CAK terecht was. Ook heeft VGZ c.s. [eiser] zo snel mogelijk weer afgemeld nadat hij een betalingsregeling had getroffen met Univé. VGZ c.s. heeft dus niet onrechtmatig gehandeld, zodat [eiser] ook geen recht heeft op vergoeding van zijn geestelijke schade.
4.7.
De kantonrechter oordeelt dat er geen reden is waarom VGZ c.s. alle proceskosten van alle rechtszaken aan [eiser] moet betalen. VGZ c.s. is alle rechtszaken terecht begonnen. Daarnaast staat in de vaststellingsovereenkomst dat [eiser] en Univé hun eigen proceskosten betalen in de twee rechtszaken waarover die vaststellingsovereenkomst gaat. [eiser] heeft niet goed uitgelegd waarom de kantonrechter nu van die gemaakte afspraken moet afwijken. De kantonrechter zal dat daarom niet doen.
4.8.
[eiser] is de partij die in deze rechtszaak ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van VGZ c.s. als volgt vastgesteld:
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
660,00

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 660,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet op tijd aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023.