ECLI:NL:RBZWB:2023:8597

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
02-057101-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van belaging, smaad, opruiing en dwang in het kader van het Verhaal van Lisa

Op 8 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder belaging, smaad, opruiing en dwang. De zaak is behandeld op de zittingen van 31 oktober en 24 november 2023, waarbij de officieren van justitie, mr. I.M.H. Masselink en mr. L.J. den Braber, en de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van 9 juli 2021 tot en met 8 maart 2022 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van belaging van meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan smaad en smaadschrift door valse beschuldigingen te uiten over deze slachtoffers in de context van een vermeend pedofielennetwerk, het zogenaamde 'Verhaal van Lisa'. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet alleen via sociale media, zoals Twitter en YouTube, maar ook door persoonlijke benaderingen en intimidatie, de slachtoffers heeft belasterd en hen in hun persoonlijke levenssfeer heeft aangetast. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een verbod op het doen van uitlatingen over het 'Verhaal van Lisa'. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-057101-22
vonnis van de meervoudige kamer van 8 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1968 te [plaats]
wonende te [woonadres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 31 oktober en 24 november 2023 waarbij de officieren van justitie, mr. I.M.H. Masselink en mr. L.J. den Braber en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De verdachte is wel verschenen maar is tijdens een deel van het onderzoek ter terechtzitting weloverwogen niet aanwezig geweest.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1
primairhet medeplegen van stalking (juridisch: belaging) van [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2] ) en
meer subsidiairhet medeplegen van smaad;
Feit 2
primairhet medeplegen van stalking van [slachtoffer 3] (verder: [slachtoffer 3] ),
subsidiairhet medeplegen van smaad;
Feit 3
het medeplegen van opruiing gericht tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ;
Het gaat bij de eerste drie feiten - kort samengevat - steeds om beschuldigingen van betrokkenheid bij het plegen van sadistisch kindermisbruik in georganiseerd verband.
Feit 4
het medeplegen van smaad tegen [slachtoffer 4] (verder: [slachtoffer 4] ), [slachtoffer 5] (verder: [slachtoffer 5] ), [slachtoffer 6] (verder: [slachtoffer 6] ) en [slachtoffer 7] (verder: [slachtoffer 7] ) door hen te beschuldigen van betrokkenheid bij het plegen van sadistisch kindermisbruik in georganiseerd verband;
Feit 5
het dwingen van [slachtoffer 8] te dulden dat zij wordt genoemd als een van de misbruikte kinderen van voornoemd georganiseerd verband.
Feit 6
het beledigen van [slachtoffer 9] , in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De dagvaarding is geldig.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
3.3
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Feit 1: Ne bis in idem
Verdachte heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor het tenlastegelegde onder feit 1 met betrekking tot [slachtoffer 1] . Hij is hiervoor al via een kort geding veroordeeld en heeft dwangsommen betaald.
De rechtbank overweegt dat het ne bis in idem-beginsel inhoudt dat iemand niet twee keer voor hetzelfde feit kan terechtstaan en zich beperkt tot strafrechtelijke beslissingen. De door verdachte verbeurde dwangsommen zijn hem opgelegd door een civiele rechter. Deze beslissing staat daarom niet aan de onderhavige strafvervolging in de weg. Dit betekent dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging voor feit 1.
Feit 4 en 6: klachten tot vervolging
Onder feit 4 wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van smaad en smaadschrift tegen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] .
Onder feit 6 wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van [slachtoffer 9] . Om vervolging voor smaad, smaadschrift en belediging mogelijk te maken, moet op grond van de artikelen 269 en 66 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) binnen drie maanden nadat het feit is gepleegd en de tot klachtgerechtigde daarvan kennis heeft genomen een klacht worden ingediend door degene tegen wie het feit is gepleegd in de zin van aangifte met het verzoek tot vervolging.
Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 24 april 2018 (ECLI:NL: HR:2018:667) heeft het Openbaar Ministerie voor [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] aangevoerd dat het filmpje van 7 oktober 2021 op het moment van het indienen van hun klacht nog altijd op internet stond, waardoor de einddatum van de klachttermijn nog niet was verstreken. Voor [slachtoffer 4] heeft zij aangevoerd dat zijn klacht weliswaar te laat is ingediend maar dat uit zijn aangifte, getuigenverhoor, zijn contacten met het Openbaar Ministerie, zijn voeging als benadeelde partij in de zaken van alle drie de verdachten en zijn toelichting ter zitting daarop, volgt dat het zijn bedoeling was dat zowel verdachte als [medeverdachte 1] voor smaad zouden worden vervolgd.
De rechtbank overweegt allereerst dat het door het Openbaar Minister aangehaalde arrest zag op een verdenking van belaging. Dat is een delict waarbij in beginsel sprake is van een pleegperiode waarbinnen meerdere gedragingen plaatsvinden die inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de klager en waarbij het geheel van die gedragingen tot de conclusie leidt dat sprake is van een strafbaar feit. De in artikel 66 lid 1 Sr vermelde klachttermijn begint in een dergelijk geval pas te lopen op de datum waarop de laatste belagingsactiviteit heeft plaatsgevonden. In het onderhavige feit 4 wordt verdachte niet verweten dat hij voornoemde personen zou hebben belaagd, maar dat hij zich ten opzichte van hen schuldig heeft gemaakt aan smaad. Anders dan het Openbaar Ministerie, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een voortdurend delict omdat het filmpje dat ten grondslag ligt aan het verwijt nog steeds op internet te vinden is. Een dergelijke redenering zou immers tot gevolg hebben dat de klachttermijn telkens opnieuw blijft aanvangen en vervolging tot aan een eventuele verjaring van het feit mogelijk blijft. Dat is een uitleg die in strijd is met de bedoeling van de wetgever.
Voor de aanvang van de klachttermijn van feit 4 is daarom allereerst van belang wanneer de eerder genoemde aangevers van feit 4 kennis hebben genomen van het verweten feit dat op 7 oktober 2021 heeft plaatsgevonden. Verder is van belang dat er geen sprake hoeft te zijn van een klacht die aan de formele vereisten van artikel 164, eerste lid Sr. voldoet. Voldoende is dat op grond van het procesdossier en het onderzoek op zitting kan worden vastgesteld dat de klager ten tijde van de aangifte de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld.
[slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] hebben in hun aangiftes van 12 respectievelijk 22 maart 2022 verklaard dat zij in oktober 2021 al op de hoogte waren van het filmpje van 7 oktober 2021. Nu zij meer dan drie maanden later pas aangifte hebben gedaan, is alleen al om die reden niet voldaan aan het klachtvereiste. Voor [slachtoffer 4] ligt het anders. Hij heeft op 9 oktober 2021, twee dagen nadat hij op de hoogte was geraakt van het filmpje, al aangifte tegen ver-dachte gedaan. Verder blijkt uit het dossier dat hij zijn klacht tot vervolging pas ruim negen maanden na zijn aangifte heeft ingediend. Op basis hiervan zou kunnen worden geconclu-deerd dat niet is voldaan aan de klachttermijn van drie maanden. Uit de jurisprudentie volgt echter dat wanneer op het moment van het doen van aangifte kan worden vastgesteld dat aangever de bedoeling had dat er een vervolging zou worde ingesteld, het bestaan van een (tijdige) klacht kan worden aangenomen. Nu [slachtoffer 4] in zijn aangifte heeft aangegeven dat hij geïnformeerd wilde worden omtrent het verloop van de strafzaak van verdachte en hij ook als benadeelde partij en vordering benadeelde partij heeft ingediend, blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat hij vervolging van verdachte wenste. Op grond hiervan is voor [slachtoffer 4] dan ook aan het klachtvereiste voldaan.
Feit 6 ziet op beledigingen van [slachtoffer 9] die verdachte via Twitter zou hebben geuit op 8 en 9 oktober 2021 naar aanleiding van een door [slachtoffer 9] geplaatst artikel in een krant. Door of namens [slachtoffer 9] is hiervan geen aangifte gedaan. [slachtoffer 9] is wel op 15 oktober 2021 als getuige gehoord en hij heeft op 16 februari 2022 een klacht tot vervolging ingediend. Hieruit blijkt dat [slachtoffer 9] tenminste op 15 oktober 2021 op de hoogte was van de door verdachte gedane uitlatingen op Twitter. Zijn ingediende klacht is daarmee niet binnen de klachttermijn van drie maanden gedaan. Evenmin kan uit de getuigenverklaring van [slachtoffer 9] worden afgeleid dat hij op dat moment al de bedoeling had dat er een vervolging zou worden ingesteld. Dat betekent kortom dat niet aan het klachtvereiste is voldaan.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie voor wat betreft feit 4 niet-ontvankelijk is in de vervolging van de aangifte van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en dat zij evenmin ontvankelijk is in de vervolging van feit 6. Voor feit 4 is het Openbaar Ministerie voor het overige wel ontvankelijk in de vervolging.
3.4
De schorsing van de vervolging
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie komt tot een bewezenverklaring van het medeplegen van belaging van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zoals onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegd. Zij gaat daarbij uit van de periode van 9 juli 2021 t/m 8 maart 2022. Omdat in de geplaatste berichten en video’s op Twitter en YouTube wordt opgeroepen om het verhaal over het vermeende Haagse pedonetwerk en de betrokkenheid van de diverse personen daarbij verder te verspreiden, wordt naar de mening van het Openbaar Ministerie opgeroepen tot smaad, dan wel belediging of zelfs belaging waardoor de tenlastegelegde opruiing onder feit 3 eveneens kan worden bewezen. Verder kan op grond van de gedane uitlatingen in de video’s van 7 en 21 oktober 2021 ook de tenlastegelegde smaad onder feit 4 voor [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] worden bewezen. Tot slot heeft verdachte zich met de uitlatingen in de video van 7 oktober 2021 ook schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 5 in de zin van een andere feitelijkheid waaronder ook het uitspreken van woorden wordt begrepen. [slachtoffer 8] heeft hiervan tot de dag van vandaag last van.
4.2
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 9 juli 2021 tot en met 8 maart 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door:
- ( een grote hoeveelheid) twitterberichten te plaatsen waarin hij, en/of zijn mededader voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in tekst en/of beeld/afbeelding in verband brengt met en/of onder andere beschuldigt van:
- dat die [slachtoffer 2] , zijn drie kinderen misbruikt heeft en/of
- dat die [slachtoffer 2] , lid is van een pedonetwerk dat kinderen verkracht, verhandelt en vermoordt en/of
- dat die [slachtoffer 1] , gehuwd zou zijn met een man die zijn kinderen uit zijn eerdere huwelijk zou hebben misbruikt of laten misbruiken, en dat dit misbruik zou zijn afgedekt door corrupte collega-rechters en/of
- dat die [slachtoffer 1] een zaak tegen haar echtgenoot heeft behandeld en/of
- meermalen foto’s van die [slachtoffer 1] op Twitter te plaatsen en/of
- meermalen, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , via (social) media en/of twitter middels hashtags in verband te brengen met beschuldigingen omtrent kindermisbruik en/of machtsmisbuik en/of
- meermalen op YouTube en/of andere (social) media kanalen filmpjes te plaatsen waarin verdachte en/of zijn mededader zich negatief en/of belasterend en/of beledigend uitla(a)t(en) over die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- vier keren zich op te houden op het adres en/of in en/of nabij het woonadres van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- zich in of nabij het woonadres van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] via de megafoon negatief en/of belasterend en/of beledigend uit te laten over die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te dwingen iets te dulden.
2
in de periode van 9 juli 2021 tot en met 8 maart 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door:
- ( een grote hoeveelheid) twitterberichten te plaatsen waarin hij, en/of zijn mededader voornoemde [slachtoffer 3] in tekst en/of beeld en/of afbeelding en/of film in verband brengt met en/of onder andere beschuldigt van:
- dat die [slachtoffer 3] meerdere malen seks zou hebben gehad met minderjarigen en/of baby’s en/of baby’s heeft vermoord en
- meermalen, die [slachtoffer 3] , via (social) media en/of twitter middels hashtags in verband te brengen met beschuldigingen omtrent kindermisbruik en/of machtsmisbuik en
- meermalen op YouTube en/of andere (social) media kanalen filmpjes te plaatsen waarin verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 3] (publiekelijk) beschuldigen van het verkrachten van minderjarigen en/of baby’s en/of dat die [slachtoffer 3] baby’s heeft vermoord, althans zich negatief en/of belasterend en/of beledigend uitla(a)t(en) over die [slachtoffer 3] en/of
- meermalen meerdere anderen aan te spreken (waaronder demissionair Minister [naam 1] ) en daarbij te filmen en/of zich daarbij negatief en/of belasterend en/of beledigend uitlaten over die [slachtoffer 3] , (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te dulden.
3
in de periode 6 september 2021 tot en met 8 maart 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid,
immers hebben verdachte en zijn mededaders op een twitteraccount meerdere tweets en/of filmpjes (waar onder andere ook [slachtoffer 3] persoonlijk in beeld is) en foto’s van [slachtoffer 1] (als rechter) en foto’s van [slachtoffer 2] en foto’s van het huis van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geplaatst en/of laten plaatsen met daarin (onder meer) de tekst en/of de woorden:
“Bedankt [medeverdachte 1] , wij hebben elkaar nu gevonden en nu komen er allerlei, verhaallijnen bij elkaar! Jullie mogen erover twitteren publiceer alles maar” en
“Aan al mijn volgers: willen jullie mij aub helpen om #HetVerhaalVan Lisa & [slachtoffer 3] # [slachtoffer 3] vandaag weer trending topic te maken? Luister naar [medeverdachte 1] (moeder van Lisa ) die de onthullende verklaring voorleest (uit 2013) van de zus van Lisa ..” en
“Donderdag 7 oktober wil ik aan al mijn volgers vragen om mee te doen aan de actiedag tegen (ritueel) kindermisbruik. Maak op 7/10 # [slachtoffer 3] #kinderhandel # [naam 2] # [slachtoffer 1] trending topic. De afschuwelijke waarheid gaat geopenbaard worden. [verdachte] (klokkenluider)” en
“WOW, de geest is uit de fles. [medeverdachte 1] (de moeder van Lisa ) heeft [naam 3] [gebruikersnaam 1] benaderd voor een vervolg op ‘het Verhaal van Lisa !’ Lisa wil
meewerken! # [slachtoffer 3] is 1 van de hoofdverdachten, samen met de vader van Lisa !
Massaal retweeten aub!
Moeder van lisa twittert: Hai [naam 3] ( [gebruikersnaam 1] ). Dank voor de integere en spraakmakende Boos-reportage over #TVOH. Zullen we doorpakken met ‘Het Verhaal van Lisa ’en haar lotgenoten. Lisa , haar broer en zus willen graag meewerken. Vpro.nkl/argos/media/af…. ” .
4
in de periode van 7 oktober 2021 tot en met 21 oktober 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) opzettelijk, de eer en/of de goede naam van:
[slachtoffer 4] en
[slachtoffer 5]
heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk, tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,
immers hebben verdachte en zijn mededader met voormeld doel op een twitteraccount en/of via youtube een of meerdere video(‘s) geplaatst en/of laten plaatsen met daarin (onder meer) de context:
dat die voornoemde:
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] een babymisbruiker en/of kindermisbruiker en/of een kinderverkrachter en/of een babymoordenaar is en/of deel uit maken van een
pedofielennetwerk en/of hebben verdachte en zijn mededader met voormeld doel op een twitteraccount een of meerdere tweets geplaatst en/of laten plaatsen over die voornoemde [slachtoffer 5] met daarin (onder meer) de tekst en/of de woorden:
“Goedenavond Landsadvocaat [gebruikersnaam 2] , jou vieze collega/chef/vriend [slachtoffer 5] is een serie-kinderverkrachter. Wij nemen jou en je pleuris- maffiakantoor niet serieus”
en
“ [slachtoffer 2] (zieke pedo-echtgenoot van [slachtoffer 1] ) drogeerde [medeverdachte 1] en haar 3 kinderen. Hij werd boos als [medeverdachte 1] had gekookt.. De kinderen moesten coke snuiven voordat ze werden verkracht door [slachtoffer 5] * [slachtoffer 3] #HetVerhaalVan Lisa ” en
“Dhr. [slachtoffer 9] @leidschdagblad heeft alle onthullende info in zijn bezit maar kiest ervoor om "Het verhaal van Lisa " weg te laten! Raadsheer/parttime landsadvocaat [naam 4] 's collega [slachtoffer 5] ( [naam 2] ) heeft Lisa verkracht! # [slachtoffer 3] ” en
“In Lisa 's kluisverklaring staat dat [slachtoffer 5] (oud CEO [naam 2] ) + [slachtoffer 3] Lisa hebben verkracht. parttime landsadvocaat [naam 4] (collega-raadsheer van die vrouw wiens naam ik niet meer mag noemen) en maatje van [slachtoffer 5] verwacht nu dat ik zijn honorarium van 1018 euro betaal.” en
“Landsadvocaat [naam 5] wil de boeren onteigenen. Alle NL boeren moeten weten dat [naam 5] partner [slachtoffer 5] een kinderverkrachter is. Het geld van [naam 2] wordt oa in de handel in baby’s en kinderen gestopt. # [naam 2] ”.
5
op 7 oktober 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, door enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, te weten [slachtoffer 8] , wederrechtelijk te dwingen iets te dulden, immers hebben zij, verdachte en zijn mededader:
via YouTube een of meerdere video(‘s) geplaatst met daarin (onder meer) de context dat die voornoemde [slachtoffer 8] een van de kinderen is die misbruikt is.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
Het Openbaar Ministerie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van negen maanden met aftrek van voorarrest en waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Als bijzondere voorwaarden moeten daar een contactverbod met alle aangevers en het zich onthouden van het doen van uitlatingen over die aangevers alsmede over het ‘Verhaal van Lisa ’ op het internet aan worden verbonden. Tot slot wordt gedurende de proeftijd ook een contactverbod met alle aangevers via de maatregel van artikel 38v Sr gevorderd, waarbij voor elke overtreding daarvan twee weken hechtenis kan worden opgelegd met een maximum van zes maanden. De eis is gebaseerd op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. Voorts is rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten en het gegeven dat verdachte gedurende het onderzoek Coldenhove is veroordeeld voor bedreiging van demissionair premier [naam 6] tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.2
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft in strafmatigende zin aangevoerd dat aan hem geen hogere straf dan aan medeverdachte Van Muijswinkel moet worden opgelegd. Hij is enkel de boodschapper geweest van de namen en informatie die hij van [medeverdachte 1] en Lisa heeft doorgekregen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan belaging, opruiing, smaad en smaadschrift en dwang tegen verschillende personen. Deze feiten zijn voortgekomen uit het contact wat tussen verdachte en [medeverdachte 1] is ontstaan naar aanleiding van het ‘Verhaal van Lisa ’ waarvan de strekking hiervoor al is weergegeven. Dat verhaal houdt in dat de middelste dochter van [medeverdachte 1] , die in de publiciteit Lisa wordt genoemd, door haar vader ( [slachtoffer 2] ) zou zijn misbruikt. Dat misbruik zou hebben plaatsgevonden binnen een Haags pedofielen netwerk waaraan onder meer ook [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zouden hebben deelgenomen. Dat vermeende netwerk was gericht op georganiseerd misbruik van kinderen, waarin de pasgeboren baby’s van de door het misbruik zwanger geworden kinderen ook werden misbruikt en vervolgens vermoord.
Verdachte en zijn medeplegers hebben hierover veelvuldig berichten en video’s op Twitter en YouTube gedeeld waarin onder meer [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] als deelnemers van dat netwerk en daders van dat misbruik worden genoemd en waarvan [slachtoffer 8] wordt genoemd als slachtoffer. Daarbij hebben verdachte en zijn [medeverdachte 2] het niet bij gelaten want zij zijn samen ook meerdere malen naar de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toegegaan. Daar is door verdachte niet alleen aangebeld maar ook door een megafoon geroepen dat [slachtoffer 2] een pedofiel is en [slachtoffer 1] een corrupte rechter die zaken van haar man heeft behandeld. Van dit optreden heeft [medeverdachte 2] opnames gemaakt, die vervolgens ook door verdachte op Twitter en YouTube zijn gedeeld. Daarnaast heeft verdachte niet alleen ministers op het Binnenhof, waaronder demissionair minister [naam 1] , maar ook [slachtoffer 3] zelf persoonlijk in het openbaar benaderd over het Verhaal van Lisa . Hiervan zijn eveneens door [medeverdachte 2] opnames gemaakt die zijn gedeeld op internet. Verdachte en zijn medeplegers hebben in de vele berichten en video’s ook meerdere malen opgeroepen tot verdere verspreiding en bekendmaking daarvan.
Verdachte en zijn medeplegers zijn bij dit alles klakkeloos meegegaan in het Verhaal van Lisa . Of er nu wel of geen strafrechtelijk onderzoek naar de genoemde personen had plaatsgevonden, speelde voor hen geen rol. Zij hebben er simpelweg voor gekozen om voor eigen rechter te gaan spelen door in de berichten en video’s hun eigen persoonlijke vonnissen over diverse personen te vellen en deze vervolgens te openbaren. Dat deden zij niet alleen over [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] maar zelfs ook over [slachtoffer 1] , terwijl zij helemaal niet in het verhaal van Lisa voorkomt. Toch wordt zij er door verdachte en zijn mededaders bijgesleept en voor hun trein gegooid. Verdachte en zijn medeverdachten zijn hier heel ver in gegaan door zich niet alleen op [slachtoffer 1] persoonlijk te richten maar ook haar integriteit in haar werkzaamheden als rechter daarbij te betrekken en haar daarin te diskwalificeren.
Al deze personen zijn hierdoor door verdachte en zijn medeplegers publiekelijk veroordeeld en aan de schandpaal genageld waarbij hen geen mogelijkheid is geboden om zich daartegen te kunnen verweren. De door verdachte en zijn medeplegers gedane uitlatingen zijn ongefundeerd en zeer grievend. Daarbij is ook vastberaden te werk gegaan door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zelfs met gebruik van een megafoon thuis op te zoeken, die bezoeken via opnames vast te leggen en vervolgens ook weer direct op internet te publiceren. Uit de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] blijkt dat dit handelen een grote impact op hun persoonlijke leven heeft gehad en dat zij er bang voor zijn dat anderen hun voorbeeld zullen volgen. De rechtbank acht de huisbezoeken en persoonlijke benaderingen van aangevers dan ook een zwaarwegend aspect bij de ernst van de feiten. Maar de gevolgen voor [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] zijn ook niet gering te noemen. Uit de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] blijkt namelijk dat het handelen van verdachte en zijn medeplegers het doen van doodsbedreigingen door anderen aan hun adres heeft aangewakkerd. Dat de uitlatingen via internet zijn gedaan, heeft niet alleen op de hiervoor genoemde slachtoffers impact gehad maar met name ook op [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] . Zij ervaren dat zij er hierdoor dag in, dag uit mee te maken hebben en zich telkens moeten verdedigen voor iets wat niet is gebeurd. Bekend is namelijk dat wanneer op het internet eenmaal iets is geplaatst het daar altijd zal blijven circuleren. Temeer nu door verdachte en zijn medeplegers ook nog eens is opgeruid om deze uitlatingen verder te verspreiden door de video’s en berichten te delen en retweeten. Het voor de rest van hun leven geconfronteerd kunnen worden met de gedane uitlatingen is dan ook zeer ingrijpend voor de slachtoffers.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Op 7 oktober 2021 heeft een kort geding tegen verdachte gediend dat was aangespannen door de Staat der Nederlanden vanwege de door hem voor die tijd gedane uitlatingen over [slachtoffer 1] in de berichten en video’s op Twitter en YouTube en vanwege de huisbezoeken. Verdachte is door de voorzieningenrechter op 15 oktober 2021 veroordeeld tot - kort gezegd - het verwijderen van al deze berichten en video’s van Twitter en YouTube over [slachtoffer 1] , een verbod tot het doen van nieuwe uitlatingen over haar en het plaatsen van een rectificatie op straffe van een dwangsom. Uit het dossier blijkt dat verdachte deze veroordeling op alle fronten aan zijn laars heeft gelapt en is doorgegaan met het doen van uitlatingen op Twitter en YouTube. Dit heeft ertoe geleid dat verdachte het maximum van € 250.000,- aan dwangsommen heeft verbeurd en dat hij op het punt stond om zijn woning kwijt raken. Dat is uiteindelijk niet gebeurd omdat een derde de dwangsommen heeft betaald.
Verder is verdachte op 24 november 2021 veroordeeld voor een op 2 november 2021 gepleegde bedreiging van de toenmalige premier [naam 6] . De politierechter in Den Haag heeft hem een gevangenisstraf opgelegd van 10 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Ook dat heeft hem er niet van weerhouden door te gaan met het plegen van andere strafbare feiten die de persoonlijke levenssfeer van anderen raken.
Weliswaar is deze strafrechtelijke veroordeling nog niet onherroepelijk, maar uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte heeft ondervonden wat de gevolgen van dit soort gedragingen kunnen zijn en dat die gevolgen geen enkele indruk op hem hebben gemaakt. Dat sluit naar het oordeel van de rechtbank aan bij de proceshouding van verdachte.
Uit de proceshouding van verdachte is gebleken dat hij op geen enkele wijze open staat voor een andere mening of visie dan die van hemzelf. De zittingen die hebben plaatsgevonden heeft hij niet gebruikt om verantwoording te nemen voor zijn handelen en blijk te geven ven enig inzicht in de impact daarvan op de slachtoffers. Hij heeft de zittingen enkel gebruikt voor zijn eigen doelen. Die bestonden met name uit het halen van zijn eigen gelijk door het stellen van eisen over het dossier en het onderzoek op zitting en het doen van negatieve uitspraken over het proces. Bij de uiteindelijke behandeling heeft verdachte niet de discussie met de rechtbank willen aangaan en heeft hij enkel een kort statement gemaakt. Daarnaast kon hij niet het fatsoen opbrengen om naar het volledige requisitoir van het Openbaar Ministerie te luisteren. Gedurende het gehele proces heeft verdachte zich tot slot bij herhaling beledigend uitgelaten tegenover zowel het Openbaar Ministerie als de rechtbank.
Uit dit alles volgt naar het oordeel van de rechtbank dan ook dat het recidiverisico torenhoog is.
De straf
Gelet op de ernst van de feiten en de persoon van verdachte is de door het Openbaar Ministerie geëiste gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie voorwaardelijk, in beginsel passend. Dat voorwaardelijk deel moet verdachte ervan weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de bij vonnissen van gelijke datum opgelegde straffen van de mededaders en zijn rol in verhouding tot die van hen vindt de rechtbank echter een groter voorwaardelijk en dus een korter onvoorwaardelijk deel passend. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Zij zal daaraan de bijzondere voorwaarden koppelen van een contactverbod met alle aangevers en een verbod op het doen van uitlatingen over het ‘verhaal van Lisa ’ en personen die daar direct of indirect een rol in spelen, zoals hierna in het dictum opgenomen. Gelet op de volhardendheid van verdachte in zijn gedragingen, legt de rechtbank ook een maatregel strekkende tot beperking van zijn vrijheid ex artikel 38v Sr op. Deze maatregel houdt eveneens een contactverbod met aangevers in en geldt voor de duur van drie jaar. Voor elke overtreding van het contactverbod zal vervangende hechtenis worden opgelegd van twee weken tot een maximum van zes maanden. Gelet op de al aangehaalde volhardendheid van verdachte in zijn gedragingen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan of zich belastend gedraagt naar een bepaalde persoon of bepaalde personen. Ter voorkoming daarvan zal zij deze maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.

7.De benadeelde partijen

[slachtoffer 4]
heeft zich naar aanleiding van zijn aangifte als benadeelde partij in de zaak van verdachte gevoegd. Hij vordert voor feit 4 een schadevergoeding van € 1.000,- als gevolg van immateriële schade. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
In zijn vordering heeft [slachtoffer 4] aangegeven dat hij nadelige lichamelijke en psychische gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Deze gevolgen zijn tot de dag van vandaag merkbaar. De vordering is onderbouwd met een deel van de Rapportage Onderzoek & Advies intake Skils waaruit dit ook blijkt. Daarnaast is door [slachtoffer 4] ter zitting een toelichting op de vordering gegeven. Op grond hiervan acht de rechtbank de door [slachtoffer 4] geleden immateriële schade voldoende onderbouwd. Daarbij neemt de rechtbank ook de aantasting van de eer en goede naam aan. Dit betekent dat de aangevoerde immateriële schade in causaal verband staat met het bewezenverklaarde handelen van verdachte en voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van het gevorderde bedrag van € 1.000,- ook billijk. Zij wijst de vordering daarom toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 7 oktober 2021 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
[slachtoffer 8]
heeft zich middels een schadevergoedingsformulier als benadeelde partij in de zaak van verdachte gevoegd. Zij vordert voor feit 5 een schadevergoeding van € 250,- voor immateriële schade. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Ter onderbouwing van haar immateriële schade heeft [slachtoffer 8] in haar vordering de voor haar nadelige (psychische) gevolgen van de smaad omschreven. De rechtbank concludeert daaruit dat de in artikel 6:106, aanhef onder b, van het Burgerlijk Wetboek, bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ de grondslag voor haar vordering vormt. Degene die zich daarbij op geestelijk letsel beroept, moet in beginsel gegevens aanvoeren waaruit dat letsel naar objectieve maatstaven blijkt, zoals een verklaring van een behandelend psycholoog. Zulke gegevens zijn niet overgelegd. Daardoor is niet uitgesloten dat de aard en ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan door de benadeelde meebrengen dat sprake is van die aantasting in haar persoon ‘op andere wijze’. In zo een geval zal degene die zich daarop beroept de aantasting in haar persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders als de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is bij dwang in zijn algemeenheid psychische schade niet een gegeven. Dat is echter wel zo bij de concrete smaad tegen [slachtoffer 8] .
[slachtoffer 8] is in een op internet geplaatst filmpje slachtoffer genoemd van een pedofiel netwerk waarbij ook haar vader bij naam is genoemd als lid van dat netwerk. Het is een feit van algemene bekendheid dat iets wat op het internet wordt geplaatst, door anderen wordt bekeken, gedeeld, gedownload en opnieuw geplaatst waardoor het altijd op het internet zal blijven circuleren. De rechtbank acht het reëel dat benadeelde de rest van haar leven geconfronteerd kan worden met de beweringen die in het filmpje zijn gedaan. Dat is een ingrijpend gegeven. Daarbij blijkt uit het dossier en haar op zitting voorgelezen slachtofferverklaring, dat zij eerder daadwerkelijk slachtoffer is geweest van een verkrachting door een onbekende. Daardoor liggen de voor haar overduidelijk onware beweringen in het filmpje extra gevoelig.
De rechtbank is daarom van oordeel dat er bij benadeelde sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de aangevoerde immateriële schade in causaal verband staat met het bewezenverklaarde handelen van verdachte en voor vergoeding in aanmerking komt. De gevorderde vergoeding van € 250,00 acht de rechtbank billijk. Zij wijst de vordering daarom toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 7 oktober 2021 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte aan de benadeelde partij niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 47, 57, 63, 131, 261, 284 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor het onder 4 tenlastegelegde feit, voor zover het [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] betreft;
- verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor het onder 6 tenlastegelegde feit;
- verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:Medeplegen van belaging, meermalen gepleegd;
feit 2 primair:Medeplegen van belaging;
feit 3:Medeplegen van het in het openbaar, mondeling/bij geschrift/bij afbeelding opruien tot enig strafbaar feit, meermalen gepleegd;
feit 4: Medeplegen van smaad en smaadschrift, meermalen gepleegd;
feit 5:Medeplegen van een ander door enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te dulden;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1967;
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1961;
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 1947;
- [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedag 5] 1964;
- [slachtoffer 8] , geboren op [geboortedag 6] 2001;
zo lang het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van deze contactverboden;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het in het openbaar, waaronder op het internet en/of via social media, doen van uitlatingen over “het Verhaal van Lisa” en over personen die in "het Verhaal van Lisa" direct of indirect een rol spelen, in het bijzonder over: [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] . De politie ziet toe op handhaving van deze voorwaarde;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van de proeftijd
op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1967;
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1961;
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 1947;
- [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedag 5] 1964;
- [slachtoffer 8] , geboren op [geboortedag 6] 2001;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen naar aangevers en daarmee opnieuw een strafbaar feit zal plegen;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 1.000,-. Als gevolg van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 7 oktober 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 4] (feit 4), € 1.000,- te betalen en vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 7 oktober 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling twintig dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 8]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] van € 250,- wegens immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 7 oktober 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 8] (feit 5), € 250,- te betalen en vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 7 oktober 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling vijf dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. Prenger, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 december 2023.