In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 november 2023 uitspraak gedaan in twee samenhangende zaken met betrekking tot een ontslag op staande voet van een werknemer, [naam 1], door haar werkgever, Triple A.A.A. Zorg. De werknemer was op 1 april 2023 in dienst getreden als woonbegeleider, maar werd op 19 juni 2023 ontslagen wegens vermeende tijdsfraude en valse urenregistratie. De werkgever stelde dat de werknemer cliënten niet had bezocht, terwijl zij dit wel had geregistreerd. De werknemer betwistte de beschuldigingen en verzocht om betaling van achterstallig loon en vergoedingen, stellende dat het ontslag niet rechtsgeldig was.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 oktober 2023 werd duidelijk dat beide partijen verschillende versies van de gebeurtenissen naar voren brachten. De werkgever voerde aan dat de werknemer niet bij cliënten was geweest, terwijl de werknemer stelde dat zij wel degelijk had geprobeerd hen te bezoeken. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever de bewijslast had om aan te tonen dat er een dringende reden voor het ontslag was. De rechter besloot dat de werkgever bewijs moest leveren dat de werknemer op de betreffende datum niet bij de cliënten was geweest. De zaak werd aangehouden voor verdere bewijsvoering, waarbij de werkgever de mogelijkheid kreeg om getuigen te horen of bewijsstukken over te leggen.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van de bewijsvoering in ontslagzaken, vooral wanneer het gaat om ernstige beschuldigingen zoals tijdsfraude. De rechter heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten verder te onderbouwen, waarbij de uitkomst van de bewijsvoering bepalend zal zijn voor de uiteindelijke beslissing over de rechtsgeldigheid van het ontslag en de eventuele betalingsverplichtingen van de werkgever.