ECLI:NL:RBZWB:2023:8541

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
02/132529-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen voorhanden hebben van automatisch vuurwapen met munitie

Op 7 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen met bijbehorende munitie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het samen met een ander voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en munitie, wat door de rechtbank als wettig en overtuigend bewezen werd beschouwd. De rechtbank achtte het proces-verbaal van de politie, opgesteld door een materiedeskundige, betrouwbaar, ondanks de verdediging die stelde dat het onderzoek oppervlakkig was. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, en dat de verdachte wetenschap had van de munitie in het wapen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van voorarrest, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank overwoog dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een onaanvaardbaar risico vormt voor de veiligheid van personen en dat de verdachte een uitgebreid strafblad had, wat bijdroeg aan de beslissing om een gevangenisstraf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/132529-23
vonnis van de meervoudige kamer van 7 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats]
voorheen wonende aan de [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave
raadsman mr. T. Roggenkamp, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander een automatisch vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte een automatisch vuurwapen met daarin munitie voorhanden heeft gehad. Hij baseert zich daarbij op de inhoud van het politiedossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat niet bewezen kan worden dat sprake is van een wapen van de categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) en van munitie van de categorie III van de WWM. Hij stelt dat die conclusie voortkomt uit een proces-verbaal van voorlopige beschrijving en categorisering van [verbalisant 1] , die medewerker bij de afdeling Wapens Munitie en Exposieven zou zijn, terwijl slechts een oppervlakkig onderzoek is gedaan, zoals [verbalisant 1] stelt. [verbalisant 1] heeft aan een andere [verbalisant 2] , aangegeven dat het wapen doorgeladen was, terwijl dit later helemaal niet zo bleek te zijn. Hij heeft dit verschil bij zijn onderzoek kennelijk niet opgemerkt. De raadsman acht het door [verbalisant 1] verrichte onderzoek daarom niet betrouwbaar en vindt dat dit niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Hij is van mening dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Subsidiair is de raadsman van mening dat geen sprake is geweest van het medeplegen van het voorhanden hebben van het wapen en de munitie, nu sprake is van verschillende losstaande gebeurtenissen. Eerst zou de medeverdachte het wapen bij zich hebben gehad en later zou hij het aan verdachte hebben gegeven, die het vervolgens op zijn kamer achter een kast heeft gelegd. Van een nauwe en bewuste samenwerking is dan geen sprake.
De raadsman heeft zich subsidiair wel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over een bewezenverklaring van het als pleger voorhanden hebben van het wapen, maar dat geldt niet voor het voorhanden hebben van de munitie, nu verdachte daar geen wetenschap van had. Hij heeft het wapen maar kort in zijn handen gehad en heeft niet geïnspecteerd of er munitie in zat. Voor het voorhanden hebben van de munitie moet verdachte dan ook worden vrijgesproken. Tenslotte acht de raadsman het van belang dat verdachte in de veronderstelling was dat het wapen niet zou werken en dat het niet doorgeladen was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte tezamen en in vereniging een automatisch vuurwapen en munitie voorhanden hebben gehad.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank het proces-verbaal dat door de materiedeskundige van de politie [verbalisant 1] is opgemaakt, voldoende duidelijk en betrouwbaar om als bewijsmiddel te dienen, ook al is sprake geweest van een voorlopig en oppervlakkig onderzoek. In dat proces-verbaal wordt niet vermeld dat het wapen (door)geladen was. Dat een andere verbalisant in een ander proces-verbaal verklaart dat uit verder onderzoek door een medewerker bleek dat dit wapen doorgeladen was, maakt dat niet anders. Bovendien vermeldt weer een andere verbalisant in een proces-verbaal dat de informatie dat het wapen doorgeladen zou zijn, onjuist bleek en dat volgens onderzoek door de wapendeskundige [verbalisant 1] het wapen half-geladen bleek te zijn.
De rechtbank houdt het erop dat er tussen de verschillende verbalisanten miscommunicatie is ontstaan over de staat waarin het wapen zich bij aantreffen bevond. Of het wapen al dan niet (door)geladen was, doet ook niets af aan de kwalificatie van het wapen als een automatisch vuurwapen.
De rechtbank acht ook het medeplegen bewezen, gelet op de verklaringen van zowel verdachte als [medeverdachte] .
[medeverdachte] verklaart immers dat verdachte en hij beiden het wapen buiten hebben uitgeprobeerd en dat hij het wapen binnen bij [locatie] in zijn jaszak heeft afgeschermd. Ook verdachte verklaart (op zitting) dat zij buiten het wapen hebben getest.
Zij zijn vervolgens samen [locatie] binnen gegaan. Vervolgens heeft [medeverdachte] het wapen aan verdachte gegeven toen zij op de kamer van [medeverdachte] waren. Gedurende die tijd waren beiden steeds bij elkaar. Verdachte heeft het wapen vervolgens op zijn kamer achter een kast gelegd.
Onder die omstandigheden hadden beiden gedurende enige tijd tezamen en in vereniging de beschikkingsmacht over het wapen (inclusief de munitie) en hadden zij het dus tezamen en in vereniging voorhanden.
Dat er munitie in het wapen zat is door [medeverdachte] bekend. [medeverdachte] heeft ook verklaard dat verdachte het wapen onderweg aan hem heeft laten zien en dat hij toen een patroon zag zitten. Uit die verklaring - die de rechtbank betrouwbaar acht, omdat [medeverdachte] ook zichzelf belast met het afleggen van die verklaring - maakt de rechtbank, anders dan de raadsman, op dat verdachte ook wetenschap had van de munitie in het wapen.
Dat verdachte meende dat het wapen niet werkte, maakt voor het voorhanden hebben van het (automatische) vuurwapen niet uit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 28 mei 2023 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een ander,
- een vuurwapen van categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool, van het merk Scorpion, type Vzor61, kaliber 7,65 x 17 mm (.32 ACP), zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten kogelpatronen, kaliber 7,65 x 17 mm,
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien een bewezenverklaring zou volgen, verzocht een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het ondergane voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte en zijn medeverdachte hebben buiten op straat en in het pand waar zij beiden een woonstudio hadden, tezamen een automatisch vuurwapen (machinepistool) voorhanden gehad. Er zat ook munitie in het magazijn van dat vuurwapen.
Zij hebben dat wapen buiten nog geprobeerd om te kijken of het werkte. Verdachte heeft dat wapen daarna, toen hij op de kamer van zijn medeverdachte was, meegenomen en in zijn eigen kamer achter een kast verstopt.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact, zeker als er een automatisch vuurwapen in het geding is.
De rechtbank kan alleen maar gissen naar de bedoelingen die verdachte heeft gehad met het voorhanden hebben en het verstoppen van het machinepistool. Verdachte verklaart dat het wapen van zijn medeverdachte was en dat hij niet heeft gevraagd hoe hij daaraan kwam. Hij zou ook niet hebben gevraagd waarom hij dat bij zich moest houden. De rechtbank zet haar vraagtekens bij die verklaring. Verdachte was ten tijde van dit gebeuren onder invloed van drugs. Doorgaans wordt dit soort gevaarlijke wapens die in het bezit komen van bepaalde personen, ingezet bij criminele activiteiten, waarbij de kans op slachtoffers groot is. Een dergelijk wapen is ook uitermate geschikt ter afdreiging van personen en kan ook in die omstandigheden een enorme schrik en angst teweeg brengen.
Verdachte heeft een uitgebreid strafblad met veel veroordelingen voor vermogensdelicten. Daarnaast loopt verdachte nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling.
Uit de door de afdeling reclassering van Novadic-Kentron over verdachte opgemaakte rapportage van 9 november 2023 komt naar voren dat zijn delictgedrag lijkt samen te hangen met zijn jarenlange geschiedenis van harddruggebruik, negatieve sociale contacten en problemen op het gebied van wonen en financiën. Verdachte is bekend met psychotische klachten, waarvan aannemelijk is dat deze klachten en het drugsgebruik elkaar wederzijds negatief beïnvloeden. Volgens Novadic-Kentron heeft eerdere bemoeienis vanuit de reclassering- en (gedwongen) hulpverlening niet geleid tot structurele gedragsverandering. Hierdoor heeft het onvoldoende bijgedragen aan recidivebeperking. Dit lijkt vooral toe te schrijven aan het feit dat verdachte niet gemotiveerd is om abstinent te raken van drugs. Geadviseerd wordt om geen straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, nu geen mogelijkheden worden gezien om met interventies of toezicht het recidiverisico te beperken en/of het gedrag van verdachte te veranderen. Wel brengt Novadic-Kentron nog naar voren dat verdachte onlangs is aangemeld voor een plaats binnen een woonvorm van Domus.
Verdachte heeft op zitting over zijn persoonlijke omstandigheden aangegeven dat het redelijk goed gaat met hem in de penitentiaire inrichting in Grave en dat hij inmiddels gestopt is met gebruik van drugs, maar dat hij nog niet weet of dat blijvend is. Hij heeft beaamd dat hij is aangemeld bij Domus en dat hij in afwachting is van een intakegesprek aldaar. Volgens hem is er een wachtlijst.
De rechtbank ziet aanleiding aansluiting te zoeken bij de landelijke LOVS-oriëntatiepunten straftoemeting. Daarin wordt als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen een gevangenisstraf van twaalf tot vijftien maanden genoemd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de persoonlijke omstandigheden (zoals deze uit het reclasseringsrapport blijken), de aard van het wapen, en alle overige geschetste omstandigheden waaronder het feit is begaan, een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden is. Daarmee wijkt de rechtbank ten voordele van verdachte af van de eis van de officier van justitie, mede omdat niet door de politie is onderzocht of het wapen (direct) gebruiksklaar was en het medeplegen slechts kort heeft geduurd.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte geen stok achter de deur nodig, maar is hij met het opleggen van de genoemde gevangenisstraf voldoende gewaarschuwd om in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten te plegen. Het is aan verdachte zelf om te werken aan zijn problemen en de rechtbank hoopt dat, wanneer hij zou kunnen verblijven binnen een woonvorm van Domus, en dan dus weer een vaste verblijfplaats heeft, voldoende gemotiveerd raakt om zijn problemen aan te pakken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van:
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2, en
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.T. Heblij, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. M. van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van E.A.J. de Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 december 2023.
Mr. Heblij is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.