ECLI:NL:RBZWB:2023:8538

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4685
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 15 februari 2022 besloten om eiser, die per 2 augustus 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, geen WIA-uitkering toe te kennen. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar op 29 augustus 2022 ongegrond. Eiser ging hiertegen in beroep. Tijdens de zitting op 12 oktober 2023 in Breda, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, werd het beroep behandeld. Het UWV werd vertegenwoordigd door mr. M.B.A. van Grinsven, maar de werkgever, Tempo Team Uitzenden B.V., was niet aanwezig.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft geweigerd om eiser een WIA-uitkering toe te kennen. De rechtbank baseert haar oordeel op de medische rapportages van het UWV, waaruit blijkt dat eiser per einde wachttijd voor 10,49% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 21 juli 2022 juist zijn. Eiser heeft geen onderbouwde gronden aangevoerd tegen de mate van arbeidsongeschiktheid die het UWV heeft vastgesteld.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4685 WIA

uitspraak van 17 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. R. Joosen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
Tempo Team Uitzenden B.V.(eisers voormalige werkgever, hierna: werkgever), te Amsterdam.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het UWV heeft met het besluit van 15 februari 2022 (primair besluit) geweigerd per
2 augustus 2021 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Ook werkgever heeft deelgenomen aan de bezwaarprocedure.
Met het besluit van 29 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Dit betekent dat eiser geen gelijk heeft gekregen. Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Ook werkgever heeft aangegeven als derde partij te willen deelnemen in deze beroepsprocedure.
Eiser heeft geen toestemming verleend om werkgever kennis te laten nemen van stukken die medische gegevens bevatten. Met de beslissing van 9 mei 2023 heeft de rechtbank, met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaald dat werkgever van nader genoemde stukken geen kennis mag nemen en dat kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is.
De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2023 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en namens het UWV mr. M.B.A. van Grinsven. Werkgever is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per
2 augustus 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% (15,91%) arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en
of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht per 2 augustus 2021 heeft geweigerd aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.3.
Eiser heeft jarenlang uitzendwerkzaamheden verricht en werkte als laatst tot
24 juni 2018 als orderpicker bij werkgever voor 40 uur per week. Voor dat werk is hij op 16 april 2018 uitgevallen vanwege belemmerende gezondheidsklachten.
3.4.
Na uitkeringen op grond van de Ziektewet heeft eiser op 25 januari 2020 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek uitgevoerd om eisers recht op een WIA-uitkering te beoordelen. Met een besluit van 14 augustus 2020 heeft het UWV geweigerd per 13 april 2020 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht (10,49%). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, welk bezwaar met het besluit van 27 november 2020 niet-ontvankelijk is verklaard wegens te late indiening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en dat is bij uitspraak van 20 juli 2021 ongegrond verklaard.
3.5.
In de tussentijd heeft het UWV met een besluit van 26 augustus 2020 aan eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend vanaf 13 april 2020, die liep tot 13 november 2020.
3.6.
Eiser heeft op 2 augustus 2021 een herbeoordeling van zijn recht op een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV. Het UWV heeft deze aanvraag aangemerkt als Amber-melding en heeft hierop een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek uitgevoerd om eisers recht op een WIA-uitkering te beoordelen per datum aanvraag. De besluitvorming die daaruit volgde, is opgenomen in overweging 1 van deze uitspraak.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4.1.
Medische rapportages van het UWV
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het UWV.
De primaire arts heeft eiser gezien op het spreekuur van 24 november 2021, inclusief psychisch en lichamelijk onderzoek, en heeft het dossier bestudeerd. De primaire arts heeft na toetsing en accordering door een verzekeringsarts op 9 december 2021 hierover – zakelijk weergegeven – het volgende gerapporteerd. Per einde wachttijd werd eiser voor 10,49% arbeidsongeschikt bevonden. De ervaren klachten en belemmeringen worden echter niet volledig consistent geacht. Op grond van de nu beschikbare gegevens kan wel gesteld worden dat het gebrek al aanwezig was bij het vorige verzekeringsgeneeskundige onderzoek. Er is daarom sprake van een toename van beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak. Op basis van het huidige onderzoek is het aannemelijk te achten dat eiser is aangewezen op een voorspelbare eigen deeltaak zonder directe conflicten, veelvuldige deadlines of intensief cliënt-/patiëntcontact. Hij is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico. Uit het bovenstaande blijkt dat eiser niet voldoet aan de criteria voor volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Eiser komt niet in aanmerking voor een urenbeperking, omdat hij niet voldoet aan de criteria uit de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid. De functionele mogelijkheden zullen op lange termijn kunnen toenemen bij adequate behandeling en begeleiding. Eisers beperkingen en belastbaarheid zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 7 december 2021.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd, medische informatie opgevraagd bij eisers (ex-)behandelaar en de door eiser overgelegde medische informatie van de huisarts betrokken in de herbeoordeling. Vervolgens heeft de verzekeringsarts b&b op 21 juli 2022 – zakelijk weergegeven – het volgende gerapporteerd. Er is aanleiding om de FML van de primaire arts te herzien. De primaire arts heeft terecht verondersteld dat deze ook bij einde wachttijd aanwezig waren en dat er sprake was van een toename door dezelfde ziekteoorzaak. Ten tijde van dat spreekuur was duidelijk dat er nog onderzoek zou gaan plaatsvinden. Er zijn op persoonlijk en sociaal functioneren al beperkingen aangenomen. Er worden verdergaande beperkingen aangenomen. Eiser is tevens aangewezen op een vaste bekende werkwijze, omdat uit medische informatie blijkt dat hij ondersteuning nodig heeft in het zelfstandig functioneren. Hij moet zo nodig hulp kunnen vragen bij collega’s of een leidinggevende. Daarbij kan hij niet zelf leidinggeven. Eisers beperkingen en belastbaarheid zijn aangepast en neergelegd in de FML van 21 juli 2022.
4.2.
Medische standpunten van partijen
Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij ten aanzien van de medische beoordeling van het UWV enkel nog betwist dat er voldoende beperkingen in de FML van 21 juli 2022 zijn aangenomen. Ook heeft hij ter zitting een aanhoudingsverzoek gedaan om later gegevens van een toekomstig medisch onderzoek mee te kunnen nemen in deze beroepszaak.
Het UWV heeft op de beroepsgrond gereageerd met een verweerschrift en een rapportage van de verzekeringsarts b&b van 21 maart 2023, waarin is geconcludeerd dat het nadere spreekuur van 17 maart 2023 geen aanleiding heeft gegeven om aanvullende beperkingen aan te nemen.
Werkgever heeft in beroep niets aangevoerd.
4.3.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt allereerst dat eisers aanhoudingsverzoek wordt afgewezen. Dit verzoek is te laat gedaan, namelijk niet eerder dan ter zitting en na vragen over zijn medische situatie. Daarnaast is het te onzeker of dit onderzoek gaat plaatsvinden, omdat eiser hiervoor pas recent een afspraak heeft gemaakt bij zijn huisarts. Verder overweegt de rechtbank dat het medisch onderzoek door het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de (verzekerings)artsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Wat eiser in beroep heeft aangevoerd, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat eiser uitgebreid is bevraagd over zijn gezondheidssituatie, de (verzekerings)artsen alle beschikbare informatie hebben betrokken in hun beoordeling en dat eiser zowel in de primaire fase als in de beroepsfase is gezien door een (verzekerings)arts, waarbij hij uitgebreid heeft kunnen vertellen over zijn ervaren klachten en beperkingen. Hierbij acht de rechtbank ook van belang dat bij de hier voorliggende beoordeling moet worden uitgegaan van objectieve bewijsstukken over eisers gezondheidssituatie en niet eisers subjectieve beleving van zijn klachten en beperkingen, hoe invoelbaar deze ook zijn.
Niet gebleken is dat in de FML van 21 juli 2022 eisers beperkingen zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1.
Arbeidskundige beoordeling door het UWV
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten; SBC-code 111180), lader/losser (SBC-code 111220) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 267071). In de rapportage van 24 augustus 2022 heeft de arbeidsdeskundige b&b dus een aantal andere passende functies geduid die voldoen aan de gewijzigde FML.
5.2.
Arbeidskundige standpunten van partijen
Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij ten aanzien van de arbeidskundige beoordeling van het UWV enkel nog betwist dat hij de genoemde voorbeeldfuncties kan uitoefenen, nu naar zijn mening onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen in de FML.
Het UWV heeft op de beroepsgrond – samengevat – gereageerd dat de arbeidsdeskundige b&b in de bezwaarfase op grond van de gewijzigde FML twee andere passende functies heeft geduid.
Werkgever heeft in beroep niets aangevoerd.
5.3.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de primaire arbeidsdeskundige van 14 februari 2022 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 24 augustus 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geoordeeld, is die opvatting niet juist. De geduide functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van eisers mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen onderbouwde gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 2 augustus 2021.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding en krijgt hij het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om aanhouding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 17 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.