ECLI:NL:RBZWB:2023:8537

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
02/132586-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen voorhanden hebben van automatisch vuurwapen met munitie

Op 7 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen met munitie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 november 2023, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt. De tenlastelegging houdt in dat de verdachte samen met een ander een automatisch vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte en zijn medeverdachte tezamen en in vereniging een automatisch vuurwapen en munitie voorhanden hebben gehad. De rechtbank achtte het proces-verbaal van de wapendeskundige voldoende betrouwbaar, ondanks dat het onderzoek oppervlakkig was. De verdachte had verklaard dat hij en zijn medeverdachte het wapen buiten hadden uitgeprobeerd en dat hij het wapen in zijn jaszak had afgeschermd. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Dit was lager dan de eis van de officier van justitie, die 20 maanden had gevorderd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden met drugs en crimineel gedrag. De rechtbank besloot ook dat de in beslag genomen gripzakjes met alfa onttrokken moesten worden aan het verkeer, omdat deze een verdovend middel bevatten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 7 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/132586-23
vonnis van de meervoudige kamer van 7 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
voorheen wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg
raadsman mr. M.C.J. Heinen, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 november 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander een automatisch vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte een automatisch vuurwapen met daarin munitie voorhanden heeft gehad. Hij baseert zich daarbij op de inhoud van het politiedossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat niet bewezen kan worden dat sprake is van een wapen van de categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) en van munitie van de categorie III van de WWM. Hij stelt dat die conclusie voortkomt uit een proces-verbaal van voorlopige beschrijving en categorisering van [verbalisant] , die wapendeskundige zou zijn, maar die, zoals de raadsman stelt, blijkbaar niet heeft kunnen beoordelen dat het aangetroffen wapen niet doorgeladen, maar half-geladen was. Bovendien was, zoals [verbalisant] in het proces-verbaal stelt, slechts sprake van een oppervlakkig onderzoek.
Daarnaast is de raadsman van mening dat geen sprake is geweest van het medeplegen van het voorhanden hebben van het wapen. Verdachte zou het wapen aan de nachtportier bij [locatie] hebben getoond en niet is gebleken dat [medeverdachte] wist dat verdachte dat wapen op dat moment in zijn binnenzak had zitten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte tezamen en in vereniging een automatisch vuurwapen en munitie voorhanden hebben gehad.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank het proces-verbaal dat door de materiedeskundige van de politie [verbalisant] is opgemaakt, voldoende duidelijk en betrouwbaar om als bewijsmiddel te dienen, ook al is sprake geweest van een voorlopig en oppervlakkig onderzoek. In dat proces-verbaal wordt niet vermeld dat het wapen (door)geladen was. Dat een andere verbalisant in een ander proces-verbaal verklaart dat uit verder onderzoek door een medewerker bleek dat dit wapen doorgeladen was, maakt dat niet anders. Bovendien vermeldt weer een andere verbalisant in een proces-verbaal dat de informatie dat het wapen doorgeladen zou zijn, onjuist bleek en dat juist volgens onderzoek door de wapendeskundige [verbalisant] het wapen half-geladen bleek te zijn.
De rechtbank houdt het erop dat er tussen de verschillende verbalisanten miscommunicatie is ontstaan over de staat waarin het wapen zich bij aantreffen bevond. Of het wapen al dan niet (door)geladen was, doet ook niets af aan de kwalificatie van het wapen als een automatisch vuurwapen.
De rechtbank acht ook het medeplegen bewezen, gelet op de verklaring van verdachte.
Hij verklaart bij de politie immers dat [medeverdachte] en hij beiden het wapen buiten hebben uitgeprobeerd en dat hij het wapen binnen bij [locatie] in zijn jaszak heeft afgeschermd. De rechtbank begrijpt dat verdachte het wapen in de tussentijd uit de handen van medeverdachte [medeverdachte] had gekregen en dat die medeverdachte [medeverdachte] dus wist dat verdachte het bij zich had. Vervolgens heeft verdachte het wapen naar eigen zeggen weer teruggegeven aan [medeverdachte] toen zij op zijn kamer waren. Gedurende die tijd waren beiden steeds bij elkaar.
Onder die omstandigheden hadden beiden gedurende enige tijd tezamen en in vereniging de beschikkingsmacht over het wapen en hadden zij het dus tezamen en in vereniging voorhanden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 28 mei 2023 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een ander,
- een vuurwapen van categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool, van het merk Scorpion, type Vzor61, kaliber 7,65 x 17 mm (.32 ACP), zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten kogelpatronen, kaliber 7,65 x 17 mm,
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien een bewezenverklaring zou volgen, verzocht een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het ondergane voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte en zijn medeverdachte hebben buiten op straat en in het pand waar zij beiden een woonstudio hadden, tezamen een automatisch vuurwapen (machinepistool) voorhanden gehad. Er zat ook munitie in het magazijn van dat vuurwapen.
Zij hebben dat wapen buiten nog geprobeerd, om te kijken of het werkte. Verdachte heeft dat wapen daarna, toen hij samen met zijn medeverdachte midden in de nacht thuis kwam, getoond aan de aanwezige nachtbeveiliger. Zijn medeverdachte heeft dat wapen daarna in zijn studio achter een kast verstopt.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact, zeker als er een automatisch vuurwapen in het geding is.
De rechtbank kan alleen maar gissen naar de bedoelingen die verdachte heeft gehad met het tonen van het machinepistool. Hij heeft verklaard dat zijn medeverdachte het wapen aan hem liet zien, waarna verdachte het onder zijn jas heeft afgeschermd en even daarna aan de nachtbewaking heeft getoond. De rechtbank zet haar vraagtekens bij die verklaring. Verdachte was ten tijde van dit gebeuren onder invloed van drugs. Doorgaans wordt dit soort gevaarlijke wapens die in het bezit komen van bepaalde personen, ingezet bij criminele activiteiten, waarbij de kans op slachtoffers groot is. Een dergelijk wapen is ook uitermate geschikt ter afdreiging van personen en kan ook in die omstandigheden een enorme schrik en angst teweeg brengen.
Verdachte is in het verleden veroordeeld voor het overtreden van de Wet wapens en munitie, maar de rechtbank constateert ook dat dit al lang geleden is (ruim 9 jaar). Daarnaast blijkt uit zijn uitgebreide strafblad dat verdachte nog loopt in een proeftijd van een eerdere veroordeling.
Uit de door de reclasseringsinstelling Emergis over verdachte opgemaakte rapportage komt naar voren dat verdachte gedurende zijn leven veelvuldig in aanraking is gekomen met politie en justitie. Er is een patroon te zien tussen zijn middelengebruik en de door hem gepleegde delicten. Verdachte zou verslaafd zijn geboren en is opgegroeid in een onveilige thuissituatie. Op jonge leeftijd liet hij antisociaal gedrag zien en is er al sprake van gebruik van soft- en harddrugs. Vanwege zijn leefstijl is er jarenlang sprake geweest van instabiliteit op diverse leefgebieden en heeft verdachte vooral contacten met criminele- en/of medegebruikers. Interventies in zowel vrijwillig- als forensische kader zijn tot op heden onvoldoende geweest om structurele gedragsverandering te bewerkstelligen. Het ontbreekt betrokkene aan copingvaardigheden om zichzelf staande te houden in de maatschappij. Tevens is er sprake van ADHD-problematiek waardoor hij impulsief gedrag laat zien. Ook is er sprake van gebrekkige zelfbeheersing. Deze gedragingen worden versterkt door zijn middelengebruik. Verdachte is ambivalent in zijn wens tot abstinentie van harddrugs, maar wil hiervoor geen behandeling binnen het forensisch kader. Hij geeft aan dat hij liever “binnen zit dan meewerkt met de reclassering”. Ondanks dat Emergis voldoende aanknopingspunten ziet tot interventies binnen het forensische kader, zijn deze door zijn ongemotiveerde houding niet haalbaar.
Emergis adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij zien geen zwaarwegende negatieve consequenties voor het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank ziet aanleiding aansluiting te zoeken bij de landelijke LOVS-oriëntatiepunten straftoemeting. Daarin wordt als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen een gevangenisstraf van twaalf tot vijftien maanden genoemd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de persoonlijke omstandigheden (zoals deze uit het reclasseringsrapport blijken), de aard van het wapen, en alle overige geschetste omstandigheden waaronder het feit is begaan, een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden is. Daarmee wijkt de rechtbank ten voordele van verdachte af van de eis van de officier van justitie, mede omdat niet door de politie is onderzocht of het wapen (direct) gebruiksklaar was en het medeplegen slechts kort heeft geduurd.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte geen stok achter de deur nodig, maar is hij met het opleggen van de genoemde gevangenisstraf voldoende gewaarschuwd om in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten te plegen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Deze voorwerpen betreffen twee gripzakjes met alfa(-php) (of flakka).
Aangezien alfa (alfa-php) een verdovend middel is dat vermeld is op lijst I behorende bij de Opiumwet, is de rechtbank van oordeel dat deze gripzakjes met alfa op basis van artikel 13a van de Opiumwet dienen te worden onttrokken aan het verkeer.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 13a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het
feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2, en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* twee gripzakjes met alfa.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.T. Heblij, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. M. van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van E.A.J. de Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 december 2023.
Mr. Heblij is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.