ECLI:NL:RBZWB:2023:8530

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
C/02/410471 / JE RK 23-1005
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 november 2023 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen nog steeds aanwezig is en dat de ouders onvoldoende in staat zijn om deze bedreiging zelfstandig weg te nemen. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd voor de periode van 6 december 2023 tot 6 augustus 2024. De kinderrechter heeft daarbij de GI opgedragen om actief samen te werken met de GGZ en te onderzoeken of verschillende hulpverleningsbudgetten kunnen worden gecombineerd om tot oplossingen te komen. De moeder is aangespoord om samen te werken met de GI en de hulpverlening, terwijl de vader een ondersteunende rol voor de moeder en de kinderen wil vervullen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van de kinderen niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/410471 / JE RK 23-1005
Datum uitspraak: 23 november 2023
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI.
betreffende
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2012 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. M. Erkens te Wateringen.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H. Plantenga te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 29 september 2023 met alle daarin genoemde en vermelde stukken;
  • de briefrapportage van de GI van 14 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 16 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de advocaat van de vader;
  • een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader correct is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
Bij beschikking van 27 juli 2020 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 10 augustus 2020.
2.4.
Bij beschikking van 6 augustus 2020 heeft de kinderrechter [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 6 augustus 2020 en tot 6 augustus 2021. Deze beschikking is in hoger beroep bekrachtigd door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij beschikking van 25 februari 2021.
2.5.
Bij beschikking van 4 augustus 2021 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd met ingang van 6 augustus 2021 en tot 6 augustus 2022.
2.6.
Bij beschikking van 1 juli 2022 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 1 juli en tot 15 juli 2022.
2.7.
Bij beschikking van 7 juli 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd met ingang van 6 augustus 2022 en tot 1 september 2022. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] is verlengd met ingang van 15 juli en tot 1 september 2022. Het resterende deel van de verzoeken is aangehouden.
2.8.
Bij beschikking van 31 augustus 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd met ingang van 1 september 2022 en tot 6 maart 2023, onder aanhouding van het restant. Het resterende deel van het verzoek tot het uit huis plaatsen van [minderjarige 1] is afgewezen.
2.9.
Bij beschikking van 7 februari 2023 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 7 februari 2023 en tot 21 februari 2023 en is iedere verdere beslissing over de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing aangehouden.
2.10.
Bij beschikking van 10 februari 2023 is de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 21 februari 2023 en tot 7 maart 2023.
2.11.
Bij beschikking van 23 februari 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] verlengd met ingang van 7 maart 2023 en tot 6 augustus 2023 en heeft de kinderrechter een machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 23 februari 2023 en tot 6 augustus 2023.
2.12.
Bij beschikking van 26 juli 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] verlengd met ingang van 6 augustus 2023 en tot 6 oktober 2023 en heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 6 augustus 2023 en tot 6 oktober 2023. Het resterende deel van de verzoeken zijn aangehouden.
2.13.
Bij beschikking van 29 september 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] verlengd met ingang van 6 oktober 2023 en tot 6 december 2023 en heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 6 oktober 2023 en tot 6 december 2023. Het resterende deel van de verzoeken zijn aangehouden.
2.14.
Op dit moment verblijven [minderjarige 2] en [minderjarige 1] (sinds 9 juni 2023) bij het [gezinshuis] te [plaats 2] .

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de GI een machtiging om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Aan de orde is het resterende deel van het verzoek van de GI om, uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van acht maanden te weten de periode van 6 december 2023 en tot 6 augustus 2024.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft de verzoeken. De kinderen hebben een structureel contact met de vader. Vanwege het gebrek aan vervoersmogelijkheden lukt het de moeder niet om de bezoekregeling na te komen. Daarom is er ingezet op begeleide bezoeken. [naam 1] kan één keer per maand op woensdag en één keer per maand op zaterdag het bezoek voor drie uur begeleiden. Op 25 november 2023 zal het eerste begeleide bezoek plaatsvinden. Zodra de contactmomenten structureel verlopen, zal dit bij iedereen voor rust en duidelijkheid zorgen.
Verder heeft [jeugdhulp] aangegeven dat er geen miscommunicatie is geweest met de ouders. [jeugdhulp] heeft de ouders meermalen benaderd, er zijn afspraken gemaakt en er is gezocht naar alternatieven voor een contactmoment. [jeugdhulp] heeft het onderzoek afgesloten en zal het onderzoek nu niet opnieuw starten. Zij adviseren een nieuw onderzoek in te zetten als de situatie van de kinderen langere tijd rustig en stabiel is. Dat betekent o.a. dat de kinderen op een vaste, stabiele plek wonen en dat de bezoekmomenten met de ouders goed verloopt. [jeugdhulp] is dan bereid om het onderzoek uit te voeren.
Daarnaast blijft de GI erbij dat een gezinsopname niet passend is. Het zal niets nieuws opleveren. Er zal worden bevestigd dat de moeder over de basis opvoedvaardigheden beschikt, maar dat het haar niet lukt om een stabiele opvoedsituatie te creëren waarin die vaardigheden tot hun recht komen. Om dat wel te kunnen bereiken is langdurige en professionele opvoedondersteuning nodig. Na de mondelinge behandeling in september 2023 heeft de GI naar alternatieven onderzocht. Zo heeft de GI twaalf organisaties benaderd over het bieden van intensieve opvoedondersteuning in de thuissituatie van de moeder. Er is geen organisatie gevonden die de intensieve opvoedondersteuning in de thuissituatie van de moeder kan bieden zoals de GI dat voor ogen heeft. Het gemiddeld aantal uren aan intensieve opvoedondersteuning ligt rond de vijf uur per week op doordeweekse dagen. Dat is volgens de GI te weinig gelet op de problematiek van zowel de moeder als de kinderen. Ook heeft de GI de mogelijkheden onderzocht voor steun- en/of buurtgezinnen in de woonomgeving van de moeder. Die zijn er volgens de gemeente niet. Daarnaast kan de moeder geen voorrang krijgen op het vinden van een woning in of rondom [plaats 3] . Zij moet hier zelf actie in ondernemen. De GI vindt het logische stap als de moeder richting [plaats 3] zou verhuizen. Ten eerste is de moeder absoluut niet tevreden over waar zij nu woont. Ten tweede is het makkelijker om structureel contact met de kinderen te hebben als zij in de buurt woont. Verder heeft de GI de mogelijkheid van de Tiny Houses vlakbij het gezinshuis onderzocht. Gelet op de bestemming die door het gezinshuis aan de Tiny Houses is gegeven, is dit niet mogelijk.
De GI concludeert dat de genoemde alternatieven de veilige basis van de kinderen wegnemen. Zowel de school als de gezinshuisouders geven aan dat het nu goed gaat met de kinderen. Het gezinshuis is perspectiefbiedend en biedt een veilige basis aan de kinderen. De komende periode wil de GI eraan werken om de bezoeken structureel en stabiel te laten verlopen en vanuit daar met de moeder stapsgewijs kijken hoe het verder gaat en waartoe haar mogelijkheden reiken. Voor nu is de hulpvraag vanuit de moeder wisselend, wat maakt dat het lastig is voor de GI om goed contact met de moeder te onderhouden.
4.2.
Namens de moeder heeft de advocaat aangegeven dat de GI sinds het begin van de maatregelen haar eigen koers is gaan varen zonder zich te houden aan de opdrachten van de kinderrechter. Het lijkt erop alsof de GI niet wil toewerken naar een terugthuisplaatsing van de kinderen. De GI heeft geen passende hulpverlening voor zowel de moeder (o.a. GGZ) als de kinderen en voor hen gezamenlijk ingezet om ervoor te zorgen dat de uithuisplaatsing van de kinderen tijdelijk is. De kinderen zijn zelfs op een perspectiefbiedende plek geplaatst, welke ver van de moeder vandaan is. Daarbij komt dat nu blijkt dat het gezinshuis geen steungezin kan zijn. De GI heeft de moeder aan haar lot overgelaten.
Verder heeft de GI niet onderzocht of een gezinsopname passend is en ook geen reële alternatieven onderzocht als al kan worden gesteld dat een gezinsopname niet passend is. Volgens de advocaat zijn er vier mogelijkheden. Ten eerste kan de gezinsopname, gelet op de gezinsdynamiek, nog steeds een (tijdelijke) oplossing zijn. De GI heeft slechts naar het dossier gekeken en niet onderzocht of een gezinsopname mogelijk is. Het is te makkelijk om te stellen dat de moeder de basis opvoedvaardigheden heeft, maar dat de kinderen meer nodig hebben hetgeen de moeder niet kan bieden. Dat de GI niet heeft onderzocht wat de opvoedvaardigheden van de moeder zijn, blijkt ook uit het verzoekschrift van mei 2023 waarin als doel ‘het zicht krijgen op de opvoedvaardigheden van de moeder’ is geformuleerd. Daarbij komt dat de GI niet eens in gesprek is gegaan met [naam 2] over wat een gezinsopname kan opleveren. De tweede optie is de Tiny Houses. De GI heeft te makkelijk aangenomen dat het vanwege de bestemming niet mogelijk is. Voor zover bekend zijn de Tiny Houses leeg. De derde optie is dat de moeder naar een andere regio gaat verhuizen waar wel mogelijkheden zijn. De laatste optie is dat de kinderen naar huis gaan.
4.3.
De moeder heeft aangevuld dat het – ondanks dat zij het graag wil – niet mogelijk is dat de kinderen vandaag naar huis komen. De moeder heeft vanwege haar vader en de buurman geen veilige woonplek. Het voelt voor de moeder alsof zij alleen nog maar de keuze heeft om te verhuizen. De moeder weet niet of de GI haar daarbij kan helpen.
Verder wil de moeder liever zelf met de bus naar het begeleide bezoekmoment op zaterdag 25 november 2023. Het reizen met de trein en de bus is niet langer een probleem.
Daarnaast heeft de moeder geen vertrouwen in de GGZ. De moeder is ontslagen, terwijl zij juist handvatten nodig heeft. Momenteel heeft zij anderhalf uur per week hulp vanuit [zorgorganisatie] . Dat vindt de moeder fijn. De moeder geeft aan dat zij thuishulp nodig heeft als de kinderen terug thuis worden geplaatst. Ook heeft de moeder een PGB aangevraagd.
4.4.
De advocaat van de vader geeft aan dat de vader een minder cruciale sleutelrol dan de moeder heeft. Hij ziet voor zichzelf een ondersteunde rol weggelegd. De vader vindt het in het belang van de kinderen als zij thuis bij de moeder wonen, mits dit voldoende veilig is. De vader heeft het gevoel dat de GI weinig heeft gedaan nadat de kinderen uit huis zijn geplaatst en stelt dat de moeder aan haar lot is overgelaten. Er is geen hulpverlening voor de moeder ingezet. Ook is er vanuit de GI geen aandacht voor het woonprobleem van de moeder. Dit terwijl duidelijk is dat het de moeder niet lukt om hier zelf uit te komen. Zolang er geen veilige plek voor de moeder samen met de kinderen komt, is er geen zicht op verbetering en kunnen de kinderen naar huis. De vader ziet de gezinsopname nog steeds als oplossing en verzoekt daarom om te beslissen dat er een gezinsopname moet plaatsvinden.
De GI heeft immers niet onderzocht of een gezinsopname passend is. Er is alleen gezegd dat een gezinsopname al is geprobeerd en dat het niets nieuws gaat opleveren. De gezinsopname is (ter overbrugging) nog steeds een oplossing om meer zicht te krijgen op wat de moeder en de kinderen specifiek nodig hebben en te voorkomen dat het perspectief van de kinderen noodgedwongen verschuift naar het gezinshuis. Als concreet in kaart is gebracht wat de moeder en de kinderen nodig hebben, kan worden gekeken of en hoe de kinderen naar huis kunnen. Het is nog maar de vraag of de moeder wel meer dan twee uur intensieve opvoedondersteuning per dag nodig heeft. Daarbij komt dat er ook een combinatie van verschillende potjes kan worden gemaakt, waardoor er wellicht toch mogelijkheden zijn.
Tot slot merkt de advocaat nog op dat de vader een structureel contact met de kinderen heeft. Hij wil het contact graag uitbreiden, maar dat is nog niet gelukt. Verder wil hij een goede regeling voor de feestdagen en het liefst ook meer bezoekmomenten in die periode.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 lid 1 BW en artikel 1:265b lid 1 BW. Dat betekent dat de kinderrechter de ondertoezichtstelling (artikel 1:260 lid 1 BW) en de machtiging tot uithuisplaatsing (artikel 1:265c lid 2 BW) van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal verlengen voor de resterende duur te weten met ingang van 6 december 2023 en tot 6 augustus 2024. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.2.
De kinderrechter stelt vast dat de onduidelijkheid en vaagheid die er in september 2023 was, is afgenomen maar nog niet volledig is weggenomen. De ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is nog steeds aanwezig en lukt het de ouders nog onvoldoende om die ernstige ontwikkelingsbedreiging zelfstandig weg te nemen. De kinderrechter benoemt dat er tegen de achtergrond van de problematiek die speelt bij zowel de moeder als de kinderen en gelet op de mogelijkheden van de vader de afgelopen mondelinge behandelingen door de GI, en met elkaar, is gezocht naar oplossingen. In dat kader stelt de kinderrechter vast dat de (woon)situatie van de moeder ingewikkeld is en haar hulpvraag wisselend. Dit wordt ook bevestigd door beide advocaten en de moeder zelf. De moeder heeft aangegeven dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nu niet naar huis kunnen komen. De woonomgeving van de moeder is niet veilig. Voor de GI is het op haar beurt daarom lastig om de hulpvraag van de moeder goed in te schatten en contact met de moeder te behouden. Dit vindt de kinderrechter een belangrijke vaststelling.
5.3.
Anders dan beide advocaten naar voren hebben gebracht, vindt de kinderrechter dat de GI, binnen hetgeen in Zeeland mogelijk is, goed heeft onderzocht en onderbouwd of een gezinsopname passend is en zo niet, wat de alternatieven zijn. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de GI de opdrachten van de kinderrechter voldoende heeft uitgevoerd. Dat de GI tegen de wijze waarop hulpverleningsorganisaties werken aanloopt, is – hoe vervelend ook – realiteit. Daar kan de GI niets aan veranderen. Gelet hierop begrijpt de kinderrechter – hoe jammer ook – dat de Tiny Houses geen oplossing zijn. Dat neemt niet weg dat de kinderrechter het ongenoegen van beide advocaten deelt over de wijze waarop de overheden en de private organisaties die overheidstaken uitvoeren zich vaak opstellen.
5.4.
Verder is de kinderrechter van oordeel dat het idee van een gezinsopname niet langer leidend kan worden geacht. Enerzijds gelet op de (on)mogelijkheden van de moeder zoals eerder toegelicht in de beschikking van 29 september 2023, anderzijds omdat een gezinsopname slechts een tijdelijke oplossing zal zijn welke ergens anders naartoe moet leiden. Het is niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om hen tijdelijk te gaan verplaatsen zonder dat duidelijk is wat de vervolgstap is. Als er een traject in wordt gegaan, dan moet het duidelijk zijn wat dat traject is en moet er een consequente en structurele voortgang te verwachten zijn. De kinderrechter benoemt dat een oplossing zou kunnen zijn dat de wens van de moeder om te verhuizen wordt gecombineerd met de plek waar de kinderen verblijven, zoals dit tijdens de mondelinge behandeling ook kort is besproken.
5.5.
De kinderrechter is gelet op het bovenstaande van oordeel dat er voor de komende periode rust en stabiliteit moet worden ingebouwd. Er moet worden gewerkt aan het bestendigen van de situatie, waarin zowel de vader als de moeder een goed en structureel contact met de kinderen hebben en hierbij goede begeleiding krijgen. Om dat te bereiken en de plaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij het gezinshuis te kunnen laten voortduren zal de kinderrechter de maatregelen zoals verzocht verlengen.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat de moeder persoonlijke hulpverlening krijgt. Aan de GI geeft de kinderrechter de opdracht om actief samen te werken met de GGZ. Ook verwacht hij dat de GI gaat onderzoeken of verschillende (hulpverlenings)budgetten kunnen worden gecombineerd om te proberen om tot mogelijkheden te komen. Ook geeft de kinderrechter aan de GI de opdracht om goed in de gaten te houden wanneer de situatie van de kinderen een langere tijd rustig en stabiel is, waarna het onderzoek van [jeugdhulp] bij de ouders kan worden herstart.
Van de moeder verwacht de kinderrechter dat zij zal samenwerken met de GI en de hulpverlening en in het bijzonder met de GGZ. De situatie staat en valt immers met de beschikbaarheid van de moeder om hieraan mee te werken. Dat de vader een ondersteunende rol voor de moeder en de kinderen op zich wil nemen, juicht de kinderrechter toe.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 6 december 2023 en tot 6 augustus 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 6 december 2023 en tot 6 augustus 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 7 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.