ECLI:NL:RBZWB:2023:852

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
10139181_E08022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in civiele procedure met vorderingen onder de € 25.000

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 8 februari 2023 een vonnis gewezen in een bevoegdheidsincident. De eiser in de hoofdzaak, vertegenwoordigd door mr. E. Schijlen, heeft vorderingen ingesteld tegen drie gedaagden: CNV Vakmensen, SRK Rechtsbijstand B.V. en ARAG SE. De gedaagden hebben verweer gevoerd en een incident opgeworpen, waarin zij de kantonrechter vroegen zich onbevoegd te verklaren. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat de vorderingen geen hogere waarde dan € 25.000 vertegenwoordigen, wat de bevoegdheid van de kantonrechter zou overschrijden.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de vorderingen van de eiser in de hoofdzaak de grens van € 25.000 overschrijden. De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen een waarde van € 16.000 vertegenwoordigen en dat de vorderingen van de eiser niet gericht zijn op het verkrijgen van een geldsom. Hierdoor blijft de zaak binnen de bevoegdheid van de kantonrechter. De vordering van CNV Vakmensen c.s. om de kantonrechter zich onbevoegd te verklaren, is afgewezen.

De kantonrechter heeft vervolgens besloten om een mondelinge behandeling te bevelen in de hoofdzaak, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun stellingen nader te onderbouwen. De zaak is verwezen naar een rolzitting op 22 februari 2023, waar partijen hun verhinderdata kunnen indienen. De verdere beslissing is aangehouden, en de proceskosten van het incident zijn vastgesteld op € 150, te betalen door CNV Vakmensen c.s.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaaknummer 10139181 \ CV EXPL 22-3116
vonnis van 8 februari 2023
in de zaak van
[eiser hoofdzaak],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident,
gemachtigde: mr. E. Schijlen,
tegen

1.de Vereniging met volledige rechtsbevoegdheidCNV Vakmensen.nl,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
gemachtigden: mrs. B.D. Meijer en F. Werdmüller von Elgg,

2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidSRK Rechtsbijstand B.V.,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Den Haag,
gemachtigde: mr. P.M. Jongeling,

3.de Europese naamloze vennootschapARAG SE,

statutair gevestigd te Düsseldorf, mede kantoorhoudende te Leusden,
gemachtigde: mr. G.L. Breunesse,
gedaagden in de hoofdzaak, eiseressen in het incident.
Partijen worden door de kantonrechter hierna afzonderlijk aangeduid als “ [eiser hoofdzaak / verweerder incident] ”, “CNV Vakmensen”, “SRK Rechtsbijstand” en “ARAG SE”. CNV Vakmensen, SRK Rechtsbijstand en ARAG SE zullen gezamenlijk als “CNV Vakmensen c.s.” worden aangeduid.

1.De procedure

De procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaardingen van 29 september 2022;
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak tevens conclusie van eis in het incident;
  • de conclusie van antwoord in het incident.

2.Het geschil

In de hoofdzaak
2.1.
[eiser hoofdzaak] heeft op de bij dagvaarding omschreven gronden, die hier als herhaald en
ingelast gelden, gevorderd wat in de dagvaarding is omschreven, met veroordeling van CNV Vakmensen c.s. in de (proces)kosten.
2.2.
CNV Vakmensen c.s. voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser hoofdzaak] in de proceskosten en de nakosten.
In het incident
2.3.
CNV Vakmensen c.s. vordert dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart, met veroordeling van [verweerder incident] in de proceskosten.
2.4.
Aan dit bevoegdheidsincident legt CNV Vakmensen c.s. ten grondslag dat de twee gevorderde verklaringen voor recht ongeclausuleerd zijn ingesteld, zodat er geen aanwijzing bestaat dat deze vorderingen de grens van € 25.000,- niet zullen overstijgen. Ook stelt CNV Vakmensen c.s. dat het geldelijk belang van [verweerder incident] al € 16.000,- bedraagt, zodat alle vorderingen samen eerder zullen leiden tot een overschrijding van het bedrag van € 25.000,-. Door de gevorderde dekkingsverlening zullen – in geval van toewijzing – ook de proceskosten, executiekosten en andere kosten voor vergoeding in aanmerking komen, wat tot gevolg heeft dat ook daardoor de bevoegdheidsgrens voor de kantonrechter wordt overschreden.
2.5.
[verweerder incident] concludeert (kort samengevat) tot afwijzing van de vordering in het incident, met veroordeling van CNV Vakmensen c.s. in de procedurekosten, te betalen binnen veertien dagen. Daartoe wordt onder meer aangevoerd dat er een griffierecht van
€ 244,- in rekening is gebracht, dat behoort bij een vordering met een waarde van meer dan € 5.000,- en niet meer dan € 12.500,-. De gevorderde geldsommen komen ook niet verder dan een waarde van € 12.500,- en de gevorderde proceskostenveroordeling betreft een meer subsidiaire vordering. De twee gevorderde verklaringen voor recht zijn niet gericht op een rechtsgevolg tot betaling van een geldsom. Tevens voert [verweerder incident] aan dat het opgeworpen incident processueel gezien niet afkomstig is van alle gedaagde partijen, nu in het processtuk niet is vermeld dat er namens alle gedaagden één gezamenlijke conclusie van eis in het incident is ingesteld. De kantonrechter dient zich dan ook bevoegd te verklaren.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Artikel 93 onder a en b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,- en zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde, indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,-, worden behandeld en beslist door de kantonrechter. Uit artikel 94 lid 1 Rv volgt dat indien een zaak meer dan één vordering betreft als bedoeld in artikel 93 onder a en b Rv, voor toepassing van dat artikel het totale beloop of de totale waarde van deze vorderingen beslissend is. Nevenvorderingen, zoals veroordeling in de proceskosten en oplegging van een dwangsom, tellen niet mee voor het bepalen van de absolute competentie van de kantonrechter.
3.2.
Geoordeeld wordt allereerst dat het opgeworpen incident namens alle gedaagden is ingesteld. Zonder twijfel blijkt uit zowel de inhoud als de kop van het processtuk dat in die conclusie van antwoord een incident wordt opgeworpen door alle gedaagden. Dat [verweerder incident] van mening is dat er nadrukkelijk had moeten worden vermeld dat namens alle gedaagden één gezamenlijke eis in het incident werd ingesteld, wordt niet gevolgd. CNV Vakmensen c.s. is dan ook ontvankelijk in haar opgeworpen incident.
3.3.
Dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vorderingen een waarde vertegenwoor-digen tot maximaal € 12.500,-, zoals [verweerder incident] betoogt, volgt de kantonrechter niet. Uit het geheel van de vorderingen volgt namelijk, zo begrijpt de kantonrechter, een totaalbedrag van € 16.000,- (zie de vorderingen onder III. en IV van [verweerder incident] ). Het standpunt van CNV Vakmensen c.s. dat de vorderingen van [verweerder incident] de grens van € 25.000,- zullen overstijgen, kan echter ook niet worden gevolgd. Zoals overwogen vertegenwoordigen de vorderingen een waarde van € 16.000,- en CNV Vakmensen c.s. heeft op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt dat de door haar gestelde dekkingsverlening in geval van toewijzing van de vordering zal leiden tot een bedrag van meer dan € 9.000,- (waardoor wellicht een overschrijding van € 25.000,- zou plaatsvinden). Nu dat inzicht ontbreekt, zijn er slechts voldoende duidelijke aanwijzingen dat de vorderingen van [verweerder incident] geen hogere waarde dan € 25.000,- vertegenwoordigen. De gevorderde verklaringen voor recht betreffen daarnaast vorderingen die, zoals [verweerder incident] ook aanvoert, niet zijn gericht op het rechtsgevolg tot betaling van een geldsom.
3.4.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat hij bevoegd is de hoofdzaak te beoordelen. De incidentele vordering zal worden afgewezen. CNV Vakmensen c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [verweerder incident] in het incident worden veroordeeld. Die kosten worden vastgesteld op € 150,- als salaris voor de gemachtigde van [verweerder incident] .
In de hoofdzaak
3.5.
In de hoofdzaak zal de kantonrechter een mondelinge behandeling bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. De kantonrechter zal de zaak verwijzen naar de hierna vermelde rolzitting waarbij partijen hun verhinderdata kunnen indienen, waarna een datum van de mondelinge behandeling zal worden bepaald.
3.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

In het incident
4.1.
wijst de vordering van CNV Vakmensen c.s. af;
4.2.
veroordeelt CNV Vakmensen c.s. in de proceskosten van [verweerder incident] , vastgesteld op € 150,-, te betalen binnen veertien dagen;
4.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In de hoofdzaak
4.3.
beveelt een mondelinge behandeling voor het geven van inlichtingen, het nader onderbouwen van hun stellingen en ter beproeving van een minnelijke regeling;
4.4.
verwijst de zaak naar de rol van 22 februari 2023 te 09:00 uur, waarbij partijen hun verhinderdata dienen door te geven voor de periode van maart 2023 tot en met juni 2023, zodat een datum voor de mondelinge behandeling kan worden bepaald;
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.