ECLI:NL:RBZWB:2023:8515

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2326
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hoogte van de WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van eiseres

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de hoogte van haar recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had eerder vastgesteld dat eiseres per 1 april 2022 voor 67,59% arbeidsongeschikt was. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, wat leidde tot een gegrondverklaring van haar bezwaar op 2 maart 2023. De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet verschenen. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij de verzekeringsartsen concludeerden dat eiseres mogelijkheden heeft om te werken, ondanks haar gezondheidsklachten. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld op 67,59% per 1 april 2022 en 70,74% per 12 september 2022. Eiseres had aangevoerd dat zij zwaarder beperkt is dan door de verzekeringsartsen is aangenomen, maar de rechtbank vond geen aanleiding om deze claim te volgen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2326 WIA

uitspraak van 17 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: [gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Heerlen), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de hoogte van haar recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 1 november 2022 (primair besluit) bepaald dat zij per 1 april 2022 67,59% arbeidsongeschikt is.
1.2
Met het bestreden besluit van 2 maart 2023 is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard.
1.3
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: mr. N. Regragui namens het UWV. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 1 april 2022 voor 67,59% arbeidsongeschikt is en dat zij per 12 september 2022 voor 70,74% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 april 2022 heeft vastgesteld op 67,59% en per 12 september 2022 heeft vastgesteld op 70,74%. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als medewerker kwaliteitsbeheer. Voor dat werk is zij op 31 juli 2019 uitgevallen vanwege gezondheidsklachten.
Met het besluit van 9 juli 2021 heeft het UWV aan eiseres per 28 juli 2021 een WIA-uitkering toegekend berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 61,60%.
Op 7 april 2022 heeft eiseres zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld per 1 april 2022.
Met het besluit van 8 juli 2022 heeft het UWV bepaald dat eiseres per 12 september 2022 recht heeft op een vervolguitkering.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur en haar psychisch onderzocht. Daarnaast heeft de verzekeringsarts het dossier van eiseres bestudeerd. Volgens de verzekeringsarts is er sprake van toegenomen beperkingen per 1 april 2022 zoals door eiseres gesteld. De verzekeringsarts kan eiseres echter niet volgen in haar claim dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Volgens de verzekeringsarts heeft eiseres mogelijkheden om te werken. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres op 1 april 2022 en 12 september 2022 zijn door de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijsten (FML) van 10 oktober 2022.
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op de hoorzitting en haar aanvullend lichamelijk en psychisch onderzocht. Net als de verzekeringsarts heeft de verzekeringsarts b&b het dossier van eiseres bestudeerd, inclusief de medische informatie die in bezwaar is overgelegd. De verzekeringsarts b&b heeft de FML aangepast op 2 februari 2023.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij zwaarder beperkt is dan door de verzekeringsartsen is aangenomen. Vanwege de combinatie van verschillende ziektes moeten er op verschillende aspecten van het persoonlijk en sociaal functioneren zwaardere beperkingen aangenomen worden, waaronder een zwaardere urenbeperking. Eiseres is niet in staat om meer dan twee uur aaneen belastbaar te zijn op een dag. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft eiseres een expertise van [neuroloog] ( [neuroloog] ) van 7 oktober 2023 overgelegd.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder vermoeidheidsklachten en hoofdpijn. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van die klachten rekening gehouden. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat uit de expertise naar het oordeel van de rechtbank weinig eigen onderzoek door [neuroloog] naar voren komt. Weliswaar heeft [neuroloog] eiseres gezien op het spreekuur, maar dit spreekuur dateert van ruim na de datum in geding. De conclusies van [neuroloog] lijken de rechtbank voornamelijk te zijn gevormd door literatuurstudie en informatie van de patiëntenvereniging. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de expertise dat hij zijn stelling, dat er meer en zwaardere beperkingen aangenomen moeten worden, met name heeft gebaseerd op het feit dat eiseres lijdt aan de ziekte van Hashimoto, een auto-immuunziekte van de schildklier. Specialisten op het gebied van schildklieraandoeningen zijn internist-endocrinologen, terwijl [neuroloog] een neuroloog is.
Ter zitting is namens het UWV verklaard dat tijdens de onderzoeken door de verzekeringsartsen niet is geconstateerd dat er, zoals door [neuroloog] gesteld, sprake is van een beperking op de aspecten ‘geen afleiding door activiteiten van anderen’ (1.8.1) en ‘knielen of hurken’ (4.20). Temeer nu [neuroloog] niet nader heeft onderbouwd waarom op deze aspecten een beperking aangenomen moet worden, ziet de rechtbank geen reden om het UWV niet te volgen in de stelling dat bij eiseres geen sprake is van een afwijking op de normaalwaarde op deze twee aspecten. Ten aanzien van het standpunt van [neuroloog] dat eiseres beperkt dient te worden geacht op het aspect ‘schrijven’ (2.4), overweegt de rechtbank dat aan de omstandigheid dat eiseres zich niet in staat acht om ingewikkelde stukken te produceren geen medische oorzaak ten grondslag ligt. Voor een beperking in de FML op dat aspect is dan ook geen aanleiding. Ook voor het aannemen van een zwaardere urenbeperking ziet de rechtbank geen reden, nu [neuroloog] heeft nagelaten nader te onderbouwen waarom de door de verzekeringsartsen aangenomen urenbeperking onvoldoende recht doet aan de medische situatie van eiseres.
Niet gebleken is dat in de FML van 2 februari 2023 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid per 12 september 2022: telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound) (SBC-code 315174), medewerker binderij, grafisch nabewerker (SBC-code 268030) en telefonisch verkoper (outbound) (SBC-code 315173).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 1 november 2022 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 23 februari 2023
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geoordeeld is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid per 12 september 2022.
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 67,59% per 1 april 2022 en een mate van arbeidsongeschiktheid van 70,74% per 12 september 2022. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 april 2022 heeft vastgesteld op 67,59% en terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 12 september 2022 heeft vastgesteld op 70,74%
.
7.1
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 17 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.