ECLI:NL:RBZWB:2023:8514

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
02/131601-23 en 02/147194-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens belediging, mishandeling, vernieling en bedreiging met de dood

Op 7 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder belediging, mishandeling, vernieling en bedreiging met de dood. De rechtbank heeft de zaken onder de parketnummers 02/131601-23 en 02/147194-23 gevoegd en de verdachte is ter zitting van 23 november 2023 inhoudelijk gehoord. De officier van justitie, mr. P. Kuipers, heeft de verdachte beschuldigd van het beledigen van slachtoffers, het mishandelen van een medewerkster, het bedreigen van politieagenten en het vernielen van een observatiecel van de politie. De verdachte heeft de feiten deels bekend, maar heeft betwist dat zijn handelingen als mishandeling kunnen worden gekwalificeerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om te oordelen. De officier van justitie heeft op basis van de bewijsmiddelen geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft zich in grote lijnen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar heeft vrijspraak bepleit voor enkele feiten op basis van de verklaringen van getuigen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als geloofwaardig beoordeeld en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 234 dagen opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en verplichte ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook bepaald dat de bijzondere voorwaarden direct uitvoerbaar zijn, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waaronder jonge kinderen. De rechtbank heeft daarnaast enkele in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer en verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/131601-23 en 02/147194-23
vonnis van de meervoudige kamer van 7 december 2023
in de strafzaken tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Vught
raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

Ter zitting van 23 november 2023 zijn de zaken onder bovengenoemde parketnummers overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gevoegd. De zaken zijn vervolgens inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. P. Kuipers, en
de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02/131601-23
[slachtoffer 1] heeft beledigd;
[slachtoffer 2] heeft mishandeld;
politieagenten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft beledigd;
een observatiecel van de politie Zeeland-West-Brabant heeft vernield;
02/147194-23
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft bedreigd;
[slachtoffer 7] heeft bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02/131601-23
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 tot en met 4.
02/147194-23
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2. De verklaring van verdachte, dat hij niet met een mes, maar met een kam aan het zwaaien was, acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02/131601-23
De raadsman van verdachte refereert zich met betrekking tot de bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 4 aan het oordeel van de rechtbank.
02/147194-23
De raadsman van verdachte stelt dat de getuige heeft verklaard dat verdachte met een wit mes zwaaide, terwijl bij verdachte een grijs mes is aangetroffen. Daardoor kan niet buiten redelijke twijfel worden uitgesloten dat het een kam is geweest waarmee verdachte zwaaide, zoals hij heeft beweerd. De verdediging bepleit daarom vrijspraak van de feiten 1 en 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep tegen deze uitspraak wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/131601-23
Feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft beledigd, gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 2
Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer 2] heeft geduwd, maar in zijn optiek levert dat geen mishandeling op. De rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte haar meerdere keren hardhandig tegen haar boven- lichaam heeft geduwd en dit wordt bevestigd door de verklaring van [getuige 2] . Nu [slachtoffer 2] verder heeft verklaard dat haar bovenlichaam door het duwen beurs en pijnlijk aanvoelde, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.
Feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de agenten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening heeft beledigd, gelet op de bevindingen van de agenten en de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de observatiecel van de politie Zeeland-West-Brabant onbruikbaar heeft gemaakt, gelet op de aangifte, de foto’s
en de bevindingen van de politie. De door verdachte ter zitting gegeven verklaring dat hij diarree had en er geen wc-papier was acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu daarmee geen verklaring is gegeven voor de uitwerpselen op de camera en hij tijdens zijn verhoor bij de politie een andere verklaring heeft gegeven.
02/147194-23
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft bedreigd met de dood, gelet op de aangiftes van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] , de verklaring van [getuige 1] en het proces-verbaal over het aantreffen van het mes bij verdachte. [slachtoffer 7] heeft verdachte herkend en heeft verklaard dat verdachte tegen hem zei: “kom mee naar buiten, dan steek ik je neer” en dat hij zag dat verdachte met zijn hand een snijbeweging langs zijn keel maakte terwijl hij [slachtoffer 7] aankeek en een mes pakte en daarmee begon te zwaaien. [getuige 1] zag ook dat verdachte met een mes aan het zwaaien was en hoorde dat hij daarbij verschillende dingen riep richting van [slachtoffer 7] . [aangever] heeft namens de kinderen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] aangifte gedaan en zij had gezien dat een man achter de kinderen aanliep en riep dat hij ze wat aan zou doen en daarbij een mes in zijn hand vast had. De kinderen werden lastiggevallen door verdachte. Volgens [aangever] waren zij erg onder de indruk en [verbalisant] zag dat één van hen geëmotioneerd raakte toen zij vertelde wat er was gebeurd. Ook [getuige 1] heeft verklaard dat de kinderen duidelijk waren geschrokken van de man met het mes. Daar komt bij dat er bij verdachte een mes is aangetroffen. De rechtbank ziet daarom geen redenen om te twijfelen aan de aangiftes. Dat verdachte met een kam zwaaide, zoals verdachte heeft beweerd, acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, ongeloofwaardig. Dat [getuige 1] het mes heeft beschreven als een keramisch wit mes, maakt dat niet anders.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/131601-23
1.
op 2 mei 2023 te Tilburg opzettelijk [slachtoffer 1] , in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door in het gezicht te spugen;
2.
op 18 mei 2023 te Tilburg [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen tegen diens (boven)lichaam te duwen;
3.
op 26 mei 2023 te Tilburg opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , brigadier en [slachtoffer 4] , hoofdagent (beide werkzaam bij de politie Zeeland-West-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "Homo's";
4.
op 27 mei 2023 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een (observatie)cel, die aan Politie Zeeland-West-Brabant toebehoorde onbruikbaar
heeftgemaakt;
Door een kennelijke omissie in de tenlastelegging, is in de derde regel van feit 4 het woord “
heeft” weggevallen. De rechtbank herstelt deze omissie en leest de zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
02/147194-23
1.
op 17 juni 2023 te Tilburg [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] (beiden geboren in 2012) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door dreigend achter die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] aan te lopen met een mes in zijn hand en (daarbij) voornoemde [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen dat hij ze wat aan zou doen;
2.
op 17 juni 2023 te Tilburg [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen: "Kom mee naar buiten, dan steek ik je neer" en (daarbij) een mes aan voornoemde [slachtoffer 7] te tonen en met een mes zwaaiende bewegingen te maken en met zijn hand een snijdende beweging langs zijn keel te maken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. Verdachte maakte ten tijde van het plegen weliswaar een verwarde indruk, maar niet is gebleken dat sprake is van ontoerekenbaarheid.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van de bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 234 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod. Verder vordert de officier van justitie te bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de aan verdachte op te leggen straf aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in anderhalve maand tijd schuldig gemaakt aan een reeks van strafbare feiten. Verdachte heeft meerdere personen beledigd, onder wie twee politieagenten. Verder heeft verdachte een medewerkster van [bedrijf 1] mishandeld en meerdere personen bedreigd, onder wie twee jonge kinderen. Ten slotte heeft hij een observatiecel onbruikbaar gemaakt.
De gedragingen van verdachte zijn niet alleen hinderlijk en respectloos richting de personen tegen wie het was gericht, maar zijn gedragingen hebben ook gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht bij jonge kinderen en iedereen die daarvan slachtoffer of getuige was.
De rechtbank heeft onder meer kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 19 juni 2023. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte een uitvoerig strafblad heeft, maar dat de laatste veroordeling dateert van 2019.
Omdat verdachte tijdens het plegen van de feiten een verwarde indruk maakte is hij in het kader van het voorgeleidingsconsult op 20 juni 2023 gezien door een psychiater. Door de psychiater is gerapporteerd dat bij verdachte zeer vermoedelijk sprake is van een psychotisch toestandsbeeld, al dan niet geïnitieerd door middelengebruik, en/of psychosociale problemen. Verdachte heeft zijn medewerking geweigerd aan het geadviseerde Pro Justitia onderzoek. De psychiater heeft op 30 augustus 2023 echter gerapporteerd dat op basis van de beschikbare stukken niet valt uit te sluiten dat verdachte lijdt aan een psychiatrische aandoening en evenmin dat zijn problematiek in oorzakelijk verband heeft gestaan met de feiten. De psychiater heeft geadviseerd om verdachte te laten observeren in het PBC, maar de rechtbank heeft de vordering daartoe afgewezen, omdat zij dat in het licht van de feiten niet proportioneel heeft geacht.
Op 10 november 2023 heeft het Team verplichte zorg van het Openbaar Ministerie nog een advies uitgebracht, waaruit blijkt dat verdachte op voorhand niet voldoet aan de criteria voor het afgeven van een zorgmachtiging.
Uit het reclasseringsadvies van 21 november 2023 leidt de rechtbank af dat verdachte in een kort tijdsbestek zijn woning is kwijtgeraakt en dat dit in samenhang met middelengebruik een reden kan zijn geweest voor zijn psychische ontregeling. De casemanager van het penitentiair psychiatrisch centrum te Vught heeft laten weten dat verdachte nu geen verwarde indruk meer maakt. Om te voorkomen dat verdachte zonder enige vorm van (forensische) hulp uit detentie komt heeft de reclassering geadviseerd om aan hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder ambulante behandeling.
Dat verdachte in korte tijd opeens veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen lijkt dus voort te komen uit de omstandigheid dat iets hem toen heeft ontregeld waardoor het niet goed met hem ging. De rechtbank ziet in de psychische gesteldheid en problematiek van verdachte redenen om de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen, met uitzondering van het contactverbod. Verdachte heeft ter zitting ook ingestemd met het opleggen van die voorwaarden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. Gelet op de hoeveelheid feiten die verdachte heeft gepleegd en de ernst van de feiten, waarbij met name wordt gedoeld op de bedreigingen onder meer richting jonge kinderen, acht de rechtbank een gevangenisstraf passend. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 234 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een verplichte ambulante behandeling, verplicht begeleid wonen, een drugs- en alcoholverbod en het houden aan de richtlijn voor het gebruik van cannabis.
Omdat de rechtbank er, gelet op het reclasseringsrapport, ernstig rekening mee houdt dat verdachte zonder de op te leggen voorwaarden weer een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bepalen dat de bijzondere voorwaarden direct uitvoerbaar zijn.
Hoewel door de reclassering geadviseerd, ziet de rechtbank, net als de officier van justitie, geen gegronde reden voor het opleggen van een contactverbod ten behoeve van [slachtoffer 7] . Dit geldt eveneens voor het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr ten aanzien van het [bedrijf 2] .

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De volgende in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat deze voorwerpen onder verdachte in beslag zijn genomen en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang:
- 0,21 gram amfetamine met goednummer G2604424;
- 2,93 gram hashish met goednummer G2604425;
- 1,65 gram wiet met goednummer G2604426.
7.2
De verbeurdverklaring
Het volgende in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring, :
- titanium steakmes, grijs, met goednummer G2604412.
7.3
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het volgende in beslag genomen voorwerp aan de moeder van verdachte, nu zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt:
- keukenschaar, zwart, merk Rosle, met goednummer G2604413.

8.Voorlopige hechtenis

De verdediging heeft ter zitting verzocht om het bevel van de voorlopige hechtenis op grond van artikel 67a lid 3 Sr direct op te heffen.
Aangezien de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die wordt opgelegd aan verdachte op de dag van de het vonnis gelijk is aan de voorlopige hechtenis, zal de rechtbank het bevel voorlopige hechtenis opheffen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 58, 266, 267, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/131601-23
feit 1: eenvoudige belediging;
feit 2: mishandeling;
feit 3: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening,
meermalen gepleegd;
feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, onbruikbaar maken;
02/147194-23
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 234 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het
voorwaardelijke deelvan de straf
niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij SVG Novadic-Kentron, Jan Wierhof 14 te (5017 JD) Tilburg , telefoonnummer 013-5837500 , en zich daarna blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de zij dat nodig vindt;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat behandelen door een ambulante forensische verslavingszorgverlener, te bepalen door de reclassering, welke behandeling zo snel mogelijk na aanmelding door de toezichthouder start en waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek, met bepaling dat als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laat opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt, met bepaling dat verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Mocht tijdens de behandeling door de ambulante forensische zorgverlener blijken dat een ambulante zorg met een opname van zeven weken niet toereikend is, dan kan de toezicht- houder met een onderbouwing van deze forensische zorgverlener alsnog een omzetting voorwaarden aanvragen bij de rechtbank en een langdurig klinische opname aanvragen bij de indicatiestelling forensische zorg (IFZ) van het NIFP;
* dat verdachte gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, verblijft in een instelling voor begeleid of beschermd wonen, te bepalen door de reclassering, met bepaling dat de toezichthouder verdachte aanmeldt en het verblijf start zodra er een geschikte woonplek beschikbaar is, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte geen harddrugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod, welke controle gebeurt met urineonderzoek, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren, waarbij de reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte zich houdt aan de richtlijnen van de reclassering voor wat betreft cannabis- gebruik, ook als dit abstinentie inhoudt, met bepaling dat hij meewerkt aan de uitvoering van (incidentele) urinecontroles en/of blaastesten, waarbij de reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in
voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart de volgende in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
- 0,21 gram amfetamine met goednummer G2604424;
- 2,93 gram hashish met goednummer G2604425;
- 1,65 gram wiet met goednummer G2604426.;
- verklaart het volgende in beslag genomen voorwerp verbeurd:
- titanium steakmes, grijs, met goednummer G2604412;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende in beslag genomen voorwerp:
- keukenschaar, zwart, merk Rosle, met goednummer G2604413;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Gillesse, voorzitter, mr. R.J.H. van der Linden en
mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 december 2023.