ECLI:NL:RBZWB:2023:8512

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2599
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2023, wordt het verzoek van verzoeker om veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college op zijn bezwaarschrift van 13 juni 2022, dat betrekking had op de niet-ontvankelijkverklaring van zijn handhavingsverzoek van 16 mei 2022. Dit beroep werd ingetrokken omdat het college op 17 mei 2023 alsnog op het bezwaar had beslist.

De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop het college heeft aangegeven het eens te zijn met het verzoek. De rechtbank doet vervolgens zonder zitting uitspraak op het verzoek. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.

In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat het college op 17 mei 2023 heeft beslist op het bezwaar van verzoeker, waarmee het college tegemoet is gekomen aan verzoeker. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en kent verzoeker een vergoeding van € 418,50 toe voor de proceskosten, aangezien de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast is het college verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2599

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr.drs. C.R. Jansen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen door het college op het bezwaarschrift van verzoeker van 13 juni 2022 tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het handhavingsverzoek van verzoeker van 16 mei 2022. Verzoeker heeft het beroep ingetrokken omdat het college op 17 mei 2023 alsnog heeft beslist op het bezwaar van verzoeker.
1.1.
De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft de rechtbank meegedeeld dat hij het eens is met dat verzoek.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het college aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het college geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 17 april 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college op het bezwaar van verzoeker van 13 juni 2022. Het college heeft op 17 mei 2023 alsnog beslist op het bezwaar van verzoeker. Hiermee is het college tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet het college aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het college verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. [3] .

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het college tot betaling van € 418,50 aan proceskosten en € 184,- aan griffierecht aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 17 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.