ECLI:NL:RBZWB:2023:8505

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
02/167333-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met geweld, deels voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte, geboren in 1989 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd bijgestaan door raadsman mr. H. Goedegebure. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die betrekking had op een incident op 7 juli 2023, wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan diefstal van geld dat toebehoorde aan een supermarkt, vergezeld van bedreiging met een mes tegen een kassamedewerker en geweld tegen een omstander.

De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 212 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de instabiliteit op verschillende leefgebieden. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor immateriële en materiële schade. De rechtbank oordeelde dat de immateriële schade een rechtstreeks gevolg was van het bewezenverklaarde feit en kende een schadevergoeding van € 500,00 toe aan [slachtoffer 1] en € 979,86 aan [slachtoffer 2]. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij het CJIB de inning verzorgt en gijzeling kan worden toegepast bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/167333-23
vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te [woonplaats] ,
raadsman mr. H. Goedegebure, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 november 2023, waarbij de officier van justitie mr. M.S. Kikkert en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met of gevolgd van (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, in die zin dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van diefstal met gebruik van geweld in de zin van het tonen van een mes.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op basis van de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich op 7 juli 2023 schuldig heeft gemaakt aan diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] door tegen [slachtoffer 1] op dwingende wijze te roepen "kassa open" en vervolgens een mes te tonen en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2] , zoals ten laste is gelegd.
Hoewel verdachte naast een mes ook een boormachine bij zich had, komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van diefstal vergezeld van bedreiging met geweld door het tonen van een boormachine, nu aangever geen boormachine heeft gezien. Zij zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 7 juli 2023 te [plaats] , gemeente Noord-Beveland, een hoeveelheid geld, die aan Albert Heijn toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen die [slachtoffer 1] (op dwingende wijze) te roepen "kassa open" en vervolgens
een mes aan die [slachtoffer 1] te tonen en
- zich (met kracht) los te trekken/rukken uit de greep van die [slachtoffer 2] en (met
kracht) de hand van die [slachtoffer 2] te openen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt in de strafmaat rekening te houden met de feiten en omstandigheden waaronder het feit is begaan, met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met het feit dat er sprake is van een incident door een ‘first offender’.
Gelet daarop verzoekt zij verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het inmiddels uitgezeten voorarrest op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal vergezeld van bedreiging met geweld, waarbij hij een mes heeft getoond aan een kassamedewerker en een geldbedrag heeft buitgemaakt en vervolgens heeft hij tijdens zijn vlucht geweld gebruikt tegen een omstander die hem wilde overmeesteren. Dit heeft plaatsgevonden in en nabij een supermarkt met veel winkelend publiek. Dit is een feit dat niet alleen gevoelens van onrust en onveiligheid bij de in dit geval direct betrokken kassamedewerker heeft teweeggebracht, maar ook in de maatschappij. Hierbij heeft verdachte kennelijk niet stilgestaan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte een blanco strafblad heeft en dus – in ieder geval in Nederland – niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Op zijn Belgische strafblad staan geen voor deze zaak relevante veroordelingen.
Verder slaat de rechtbank acht op het rapport van de reclassering van 1 november 2023, waarin is geconcludeerd dat er geen sprake is van een delictpatroon, maar dat er wel sprake is van instabiliteit op meerdere leefgebieden, te weten financiën, middelengebruik en verslaving en het psychosociaal functioneren van verdachte. Zij kon met de beschikbare informatie geen inschatting maken van het recidiverisico en ook niet adviseren of interventies en/of toezicht nodig zijn.
De straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank – naast alles wat hiervoor is overwogen – rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 212 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar moet worden opgelegd. Dat betekent dat verdachte op de dag van de uitspraak het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf heeft uitgezeten. De voorwaardelijke gevangenisstraf vormt een stok achter de deur, waarmee wordt geprobeerd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) feiten te plegen. Met deze straf wordt recht gedaan aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte.

7.De benadeelde partijen

[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en oordeelt de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 500,00. De schade is tot dat bedrag door de verdediging niet betwist. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu dat deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 979,86, bestaande uit
€ 79,86 ter zake van materiële schade en € 900,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook vordert hij vergoeding van de proceskosten ten bedrage van € 264,00.
De materiële en immateriële schade
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële en immateriële schade een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. Deze gevorderde schade is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt, voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist. Zij zal de vordering dan ook toewijzen.
Proceskosten
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat de proceskosten van de benadeelde partij worden vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief en ziet in deze zaak geen aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank hanteert om die reden het liquidatietarief van 1 februari 2023. De kosten worden naar maatstaven van billijkheid gesteld op twee punten van het liquidatietarief (te weten één voor het opstellen van de vordering en één voor het bijwonen van de zitting), en worden – met inachtneming van de omvang van het toe te wijzen schadebedrag – daarom begroot op in totaal € 264,00.
Ten aanzien van de benadeelde partijen
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen bedragen toewijzen vanaf 7 juli 2023. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld en gevolgd van geweld, gepleegd tegen
personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping
op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 212 (tweehonderdtwaalf) dagen, waarvan 60 (zestig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1]
, € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 979,86, waarvan € 79,86 aan materiële schade en € 900,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op € 264,00;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1]
, € 979,86 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 19 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 december 2023.