ECLI:NL:RBZWB:2023:8498

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
02-038832-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak met betrekking tot de Opiumwet

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die was veroordeeld voor het medeplegen van het handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 33 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ingediend, die op 21 november 2023 inhoudelijk is behandeld. De verdachte heeft erkend dat de bedragen die hij heeft ontvangen voor de verkoop van cocaïne en poedercocaïne correct zijn, en de verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal € 22.100,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, bestaande uit bedragen die hij heeft ontvangen voor de verkoop van cocaïne en poedercocaïne. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering toegewezen en het bedrag vastgesteld op € 22.100,-. Dit bedrag is gebaseerd op de rapportage van de politie en de bewijsstukken die zijn opgenomen in het vonnis van de hoofdzaak. De rechtbank heeft de verdachte verplicht om dit bedrag aan de Staat terug te betalen. Tevens is de duur van de gijzeling bij niet-betaling vastgesteld op 145 dagen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken in de zitting op 5 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/038832-21 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 5 december 2023
in de ontnemingszaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
raadsman: mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland

1.De procedure

[verdachte] is op 5 december 2023 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld voor het medeplegen van het handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod. Er is aan [verdachte] een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 33 maanden met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd.
Deze vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 november 2023, waarbij de officier van justitie, de raadsman en [verdachte] hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De officier van justitie heeft ter zitting de schriftelijke ontnemingsvordering gehandhaafd.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op basis van het dossier vastgesteld dat [verdachte] € 100,- per blok cocaïne heeft ontvangen en er voor 151 blokken is betaald. Dat heeft een bedrag opgeleverd van € 15.100,-. Daarnaast heeft [verdachte] voor 125 stuks poedercocaïne een bedrag ontvangen van € 7.000,-. Het totale voordeel dat daarmee is behaald bedraagt zodoende € 22.100,-. Dit bedrag is conform de rapportage van het wederrechtelijk verkregen voordeel, opgemaakt door de politie.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich ten aanzien van de ontnemingsvordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. [verdachte] heeft ter zitting bevestigd dat de aantallen in kilogram cocaïne en de daarvoor ontvangen bedragen uit de chatgesprekken correct zijn. De rapportage van de politie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is door de verdediging onderschreven.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het feit dat [verdachte] het bewezenverklaarde heeft begaan, blijkt uit het vonnis van de rechtbank in de hoofdzaak met parketnummer 02/038832-21 en alle bij dat vonnis opgenomen bewijsmiddelen. Ook de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel blijkt uit dit vonnis en deze bewijsmiddelen. De rechtbank neemt voornoemd vonnis als grondslag voor de beoordeling van het wederrechtelijk voordeel en gebruikt de bij dat vonnis in bijlage II vermelde bewijsmiddelen als bewijs.
De rechtbank stelt op basis van de SkyECC chatgesprekken vast dat [verdachte] voor elk bewerkt blok cocaïne een bedrag van € 100,- heeft ontvangen. [verdachte] heeft gedurende de bewezenverklaarde pleegperiode meermalen om ‘pap’ gevraagd en er wordt over ‘doekoe’ gesproken. Het is een feit van algemene bekendheid dat de termen ‘pap’ en ‘doekoe’ een synoniem zijn voor geld.
Ontvangst van € 6.800 voor 68 eenhedenOp 18 augustus 2020 heeft [verdachte] aan de gebruiker van Sky- [account 1] gevraagd of hij hem ‘pap’ kan geven. De gebruiker van Sky- [account 1] heeft tegenover [verdachte] aangegeven om die doekoe met “corner” te regelen. [verdachte] heeft op 19 augustus 2020 contact met de gebruiker van Sky- [account 2] . [account 2] heeft aan [verdachte] gevraagd hoeveel stuks hij betaald moet krijgen. [verdachte] heeft gezegd
'6800 totaal'waarop de gebruiker van Sky- [account 2] heeft gevraagd
'68 dus ok'. [verdachte] heeft hierop geantwoord met
'ja 68st'.
Ontvangst van € 5.700 voor 57 eenhedenOp 1 oktober 2020 heeft [verdachte] aan de gebruiker van Sky- [account 1] gevraagd of hij de ‘pap’ van afgelopen maand kan krijgen en heeft gezegd
'zijn 57 stuks'. De gebruiker van Sky- [account 1] heeft geantwoord met de tekst
`tekst nino geeeft i je 5700 euro'. [verdachte] heeft daarna op 2 oktober 2020 contact met de gebruiker van het Sky- [account 3] . [verdachte] heeft aan [account 3] gevraagd
`Kan ik je straks zien'en
'moest van generaal 5700€ bij je halen'. De gebruiker van Sky- [account 3] heeft gezegd dat het goed is en zij hebben afgesproken dat [verdachte]
`moet texten als hij in Breda is'.
Ontvangst geld voor 26 eenhedenOp 26 oktober 2020 heeft [verdachte] aan de gebruiker van Sky- [account 1] gevraagd
‘kunnen we komend weekend afrekenen’nu
‘het einde van de maand is’. De gebruiker van Sky- [account 1] heeft op 27 oktober 2020 een [verdachte] gevraagd
‘wat hebben we nog gedaan naar dat ik je betaald had’. [verdachte] heeft geantwoord:
’26 stuks broer, skaffa 22 bambi 4.’De gebruiker van Sky- [account 1] heeft aangegeven dat het goed is. Op 29 oktober 2020 heeft [verdachte] aan de gebruiker van Sky- [account 1] gevraagd:
‘Kan ik die andere gast teksten? Zodat ik wat pap kan krijgen van hem’. [verdachte] heeft vervolgens aan de gebruiker van Sky- [account 3] gevraagd of
‘hij tijd heeft om ff af te spreken’hetgeen door de gebruiker van Sky- [account 3] wordt bevestigd. Ze spreken af dat [verdachte] de gebruiker van Sky- [account 3]
‘zal teksten als hij in Breda is’.
De rechtbank houdt het ervoor, op basis van hetgeen hiervoor is overwogen, dat hiermee een transactie is gemoeid voor een bedrag van 26 x € 100,- = € 2.600,-.
Ontvangst van € 7.000 voor 125 eenheden poeder[verdachte] heeft tussen 1 december 2020 en 30 december 2020 meermalen chatcontact over de vergoeding voor 125 stuks poeder. Hierbij is er kennelijk onduidelijkheid over de prijs voor de vergoeding voor poeder, waarbij [verdachte] heeft aangegeven dat hem niets bekend is over verschil in prijs en dat met hem alleen € 100 per blok (cocaïne) is afgesproken. Uiteindelijk heeft [verdachte] in totaal een bedrag van 7K (€ 7.000) ontvangen voor de 125 stuks poeder, welke hoeveelheid is opgedeeld in een bedrag van 2K en 5K.
4.2
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op € 22.100. Dit bedrag bestaat uit de optelsom van € 6.800,- + € 5.700,- + € 2.600,- + € 7.000,-.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 22.100,-.
- legt [verdachte] de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 22.100,-, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op
145 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Dekker, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. P.A.C. Admiraal en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 december 2023.
Mr. Hoekstra en mr. Admiraal zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.