4.3.1Vrijspraak feit 2
De rechtbank constateert op basis van de chatgesprekken in het dossier dat het SkyECC [account 1] -dat aan verdachte is toegeschreven- contact heeft gehad met het SkyECC [account 2] . In deze gesprekken wordt op 15 juli 2020 een afbeelding gestuurd van een wit blok met de opdruk van het merk Chanel. Op 16 juli 2020 wordt er over een prijs gesproken die zou passen bij de gangbare kiloprijs voor cocaïne en is vanuit [account 1] geschreven
: ‘Heb je een’en
‘Ik wil eentje’. Op 17 juli 2020, hebben de SkyECC accounts wederom contact, waarbij het erop lijkt dat er een ontmoeting heeft plaatsgevonden en wordt [account 2] door [account 1] bedankt.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze bewijsmiddelen niet zonder meer valt af te leiden dat er daadwerkelijk aan verdachte 1 kilogram cocaïne is afgeleverd dan wel dat die door hem is opgehaald of vervoerd. Daarvoor is het gesprek op 17 juli 2020 onvoldoende duidelijk en niet concreet genoeg. Het is met onvoldoende zekerheid vast te stellen dat het gesprek op 17 juli 2020 een vervolg is op de gesprekken van 15 juli en 16 juli 2020, waarin klaarblijkelijk ergens – de koop van 1 kilogram cocaïne – op wordt voorgesorteerd. Uit de (context van de) gesprekken blijkt onvoldoende dat de opmerking
“Thx man”betrekking heeft op de geslaagde koop en levering van die hoeveelheid. Er is daarmee niet komen vast te staan dat verdachte deze hoeveelheid op enig moment in bezit heeft gehad. Bij deze stand van zaken kan het onder feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend worden bewezenverklaard en zal verdachte hiervan worden vrijgesproken.
Het verweer van de verdediging slaagt op dit punt.
4.3.3De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandighedenUit het dossier en het verhandelde ter zitting komt de volgende gang van zaken naar voren.
Op 9 februari 2021 zijn verbalisanten naar het [adres] in [plaats] gegaan. Er is een melding binnengekomen met betrekking tot zorgen over het welzijn van de bewoner. De politie is ter plaatse gekomen en is binnengetreden. Op de zolderetage van de woning op dit adres wordt een drugs gerelateerd laboratorium ontdekt. Het LFO heeft in de woning verder onderzoek verricht en vastgesteld dat de ruimte is ingericht voor de grootschalige versnijding en (her)verpakking van cocaïne. Alle benodigde chemicaliën, hulpmiddelen en (verpakkings)materialen die hiervoor kenmerkend zijn, zijn aangetroffen. De hele ruimte is sterk vervuild met een witte poederige aanslag en restanten met parelmoerglans, kenmerkend voor cocaïne. De weegschalen, persmallen, perslogo’s, persframes, potkrik, vacuumsealmachine en verpakkingsmaterialen betreffen typerende materialen die bij de bewerking van cocaïne gehanteerd worden. Het NFI heeft vastgesteld dat in de ruimte onder andere gebruik is gemaakt van aceton, tetramisol, ethylacetaat en procaïne hcl. Deze stoffen worden als oplos- en versnijdingsmiddel voor cocaïne gebruikt. Het NFI heeft ook een klein deel van de monstername getest waarbij het resultaat cocaïne betreft.
Verdachte is de enig ingeschreven bewoner op voormeld adres. Er is een handschoen aangetroffen in een tas, achter de toegangsdeur, in de versnijdingsruimte. Deze handschoen is bemonsterd op dragersporen. Uit DNA-vergelijkend onderzoek komt naar voren dat de aangeduide profielen van een eerder als ‘onbekende man A’ aangeduid persoon afkomstig kunnen zijn van verdachte.
Daarnaast is een groot aantal chatgegevens van het versleuteld communicatienetwerk SkyECC aan het dossier toegevoegd. De politie heeft verdachte aangemerkt als de gebruiker van de SkyECC-accounts [account 1] en [account 3] . Beide accounts maken het meest frequent gebruik van een zendmast die dichtbij de woning van verdachte is gelegen. Op 9 februari 2021 wordt door [account 3] een bericht met een krantenartikel over de ontmanteling van het drugslaboratorium aan de [adres] in [plaats] gedeeld. Het account stuurt daarna:
“Ze zijn naar binnen gestapt bij mij”en
“Ik neem het gewoon op me”. De door beide accounts verstuurde afbeeldingen over drugs gerelateerde voorwerpen en woninginterieur, van eerdere datum, komen overeen met de foto’s van het LFO vanuit de woning van verdachte. De reisbewegingen van de accounts (naar Curaçao) en mededelingen over de auto (een witte Kia), corresponderen bovendien met de feitelijke realiteit die op verdachte van toepassing is. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting aangegeven dat hij twee PGP telefoons heeft gekregen en daarmee heeft gecommuniceerd. Daarmee is voldoende vast komen te staan dat verdachte de gebruiker was van SkyECC-accounts [account 1] en [account 3] .
Uit de chatgesprekken van SkyECC komt naar voren dat verdachte informatie heeft gegeven aan medeverdachten over onder meer de voorraad aan chemicaliën en bestickering. Uit diverse gesprekken blijkt dat door SkyECC- [account 4] personen zijn aangestuurd om bij verdachte thuis te werken. Dit account geeft tegenover verdachte aan wanneer deze personen komen, ze treden onderling in overleg over de betalingen aan verdachte en hebben het over wat er nog nodig is voor de verwerking van de cocaïne. Er worden meerdere afbeeldingen van drugs (gerelateerde voorwerpen) verzonden door en naar verdachte. Uit de conversaties kan worden afgeleid dat verdachte per blok versneden cocaïne een bedrag heeft ontvangen van € 100,-. Hij heeft in diverse gesprekken het specifiek aantal blokken cocaïne vermeld die zijn verwerkt, waarna hij om een betaling heeft gevraagd. Verdachte heeft gesproken over 68 stuks, 57 stuks, 26 stuks en 125 stuks (dus in totaal 276 blokken). Het is een feit van algemene bekendheid dat een blok cocaïne in het algemeen ongeveer 1 kilogram weegt.
Verdachte heeft bij de inhoudelijke behandeling ter zitting zijn rol nader toegelicht. Hij heeft verklaard dat hij zijn woning aan anderen ter beschikking heeft gesteld en dat hem te verstaan is gegeven dat er blokken cocaïne geperst/gedrukt zouden worden. De materialen voor versnijding en verpakking hebben in de woning en in de bijbehorende schuur gestaan. Verdachte is in het bezit geweest van een tweetal PGP-telefoons waarmee gecommuniceerd is. Hij heeft in de ruimte van de cocaïneverwerking schoon gemaakt en doorgegeven wat de voorraad betrof. Hij heeft het aantal blokken geteld om zijn betaling te controleren. Verdachte heeft erkend dat hij heeft geholpen met het inpakken van blokken cocaïne in tassen. Tenslotte heeft verdachte onderschreven dat de aantallen van 68, 57, 26 en 125 kilogram juist zijn en dat daar een betaling tegenover heeft gestaan van € 22.100,-.
Het opzet
De rechtbank stelt vast dat verdachte het opzet heeft gehad op het bewerken en verwerken van cocaïne. Verdachte heeft zich van meet af aan gerealiseerd dat er bij hem thuis blokken cocaïne versneden en verpakt zouden worden. Bij aanvang van de werkzaamheden is immers door medeverdachten aangegeven wat de bedoeling zou zijn en verdachte heeft de materialen zien staan. Daarnaast heeft verdachte ongehinderd toegang gekregen tot de ruimte waarin dit heeft plaatsgevonden en in dat kader allerlei werkzaamheden verricht. Daarmee heeft verdachte willens en wetens het oogmerk gehad om tot bewerking en verwerking van cocaïne over te gaan. Het opzet is overigens ook niet door de verdediging betwist.
Het medeplegen en de medeplichtigheid
De rechtbank zal vervolgens moeten vaststellen of de gedragingen van verdachte te kwalificeren zijn als medeplegen of dat sprake is geweest van medeplichtigheid.
De rechtbank stelt vast dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal in dat geval van voldoende gewicht moeten zijn.
Uit de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden en de in Bijlage II aangehechte bewijsmiddelen, leidt de rechtbank af dat verdachte een belangrijke faciliterende rol heeft gehad bij de uitvoering van het proces. In de eerste plaats heeft verdachte gedurende langere tijd de zolderetage van zijn woning ter beschikking gesteld, zodat er een ruimte beschikbaar was om de werkzaamheden in te verrichten. In de tweede plaats heeft verdachte ervoor gezorgd dat er doorlopend blokken cocaïne versneden konden worden. De zolderruimte is namelijk door verdachte meerdere malen schoon gemaakt en hij heeft meegewerkt aan het op peil houden van de voorraad voor het proces benodigde goederen door inlichtingen hierover aan medeverdachten te verstrekken. Uit de chatgesprekken komt naar voren dat er bij herhaling contact hierover is geweest. Het handelen van verdachte is niet beperkt gebleven tot een éénmalig optreden of enkele incidenten, zoals is bepleit. Er is voortdurend en frequent contact gedurende een periode van ruim zes maanden. Verdachte heeft, tenslotte, ook actief bijgedragen aan de afronding van het proces van versnijden. Hij heeft geholpen om de blokken cocaïne in te pakken en zich er zodoende van vergewist welke hoeveelheden er klaar gemaakt zijn. Verdachte heeft zich hiervan niet willen distantiëren omdat hij, conform een vooraf gemaakte afspraak, per blok betaald zou worden. Verdachte geeft duidelijk aan welke aantallen er gemaakt zijn en heeft, zoals kennelijk was afgesproken, tegen het einde van de maand daarvoor een vergoeding gekregen.
ConclusieDe rechtbank is op basis van het vorenstaande van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waaraan verdachte een essentiële bijdrage heeft geleverd van voldoende gewicht. De handelingen van verdachte hebben in samenhang bezien niet enkel een behulpzaam karakter en zijn ook niet louter ondersteunend van aard. Hierdoor kan van medeplichtigheid geen sprake zijn. Het onder feit 1 primair ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezenverklaard.
Het verweer van de verdediging moet op dit punt worden verworpen.