In deze zaak heeft [eiser01] een kort geding aangespannen tegen Topzorggroep B.V. met als doel het concurrentiebeding dat hem verbiedt om als fysiotherapeut werkzaam te zijn bij een concurrent, te schorsen. [eiser01] heeft van 1 april 2022 tot 1 augustus 2023 bij Topzorg gewerkt en is daarna in dienst getreden bij [praktijk01]. Hij stelt dat het concurrentiebeding hem onbillijk benadeelt, terwijl Topzorg geen belang heeft bij handhaving ervan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het concurrentiebeding rechtsgeldig is en dat Topzorg en [praktijk01] concurrerende ondernemingen zijn. De rechter oordeelt dat de reikwijdte van het concurrentiebeding beperkter is dan door [eiser01] gesteld en dat Topzorg een zwaarwegend belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding, gezien de nabijheid van de werklocaties en de mogelijkheid dat klanten van Topzorg naar [praktijk01] overstappen. De vorderingen van [eiser01] tot schorsing van het concurrentiebeding en schadevergoeding worden afgewezen. Wel wordt Topzorg veroordeeld tot het overleggen van de omzetcijfers van [eiser01], aangezien hij recht heeft op inzage in de boekhouding die relevant is voor zijn variabele loon. De proceskosten worden gecompenseerd.