ECLI:NL:RBZWB:2023:8483

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
02-293431-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof door minderjarigen met geweld en bedreiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2023, zijn twee minderjarige verdachten veroordeeld voor het plegen van een straatroof. De verdachten hadden op 10 november 2022 in St. Willebrord een afspraak gemaakt met het slachtoffer onder het voorwendsel vuurwerk te verkopen. Tijdens deze afspraak werd het slachtoffer onder bedreiging met geweld gedwongen om geld te pinnen. De verdachten gebruikten fysiek geweld en dreigden met een mes, wat leidde tot de afgifte van €10 en de diefstal van een JBL box van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan afpersing en subsidiair aan diefstal in vereniging. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaringen van de verdachten en de beschikbare bewijsmiddelen. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren, waarbij rekening werd gehouden met de jonge leeftijd van de verdachten en hun lage recidiverisico. Daarnaast werd een schadevergoeding van €1.209,99 aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank benadrukte de impact van de straatroof op het slachtoffer en de samenleving, maar vond een voorwaardelijke jeugddetentie niet passend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/293431-22
vonnis van de meervoudige kamer van 5 december 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. N.M.E. Verpaalen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 21 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 10 november 2022 te St. Willebrord samen met een ander het [slachtoffer] met (bedreiging met) geweld heeft gedwongen tot afgifte van geld en, al dan niet met (bedreiging met) geweld een box van [slachtoffer] heeft weggenomen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder feit 1 tenlastegelegde afpersing in vereniging en de primair onder feit 2 tenlastegelegde diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen op basis van de bewijsmiddelen zoals deze uit het dossier naar voren komen en de bekennende verklaring van verdachte op zitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van oordeel dat zowel feit 1 als feit 2, primair, wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 21 november 2023;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] opgenomen op p. 26 e.v. in het eindproces-verbaal van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant met dossiernummer: PL2000-2022299138;
- het proces-verbaal van aanvullend verhoor (inclusief bijlagen) van aangever [slachtoffer] opgenomen op p. 29 e.v. in voornoemd eind-proces-verbaal.
Feit 2
Verdachte heeft ook ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring afgelegd. Ter zake daarvan is geen vrijspraak bepleit. Daarom zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv. De rechtbank acht het feit 2, subsidiair, zoals hierna wordt overwogen, wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] opgenomen op p. 26 e.v. in het eindproces-verbaal van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant met dossiernummer: PL2000-2022299138;
  • het proces-verbaal van aanvullend verhoor (inclusief bijlagen) van aangever [slachtoffer] in voornoemd eind-proces-verbaal;
  • De bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 21 november 2023.
Ten aanzien van het onder feit 2 primair tenlastegelegde is de vraag aan de orde of het door verdachte en zijn medeverdachte op aangever [slachtoffer] toegepaste geweld en de bedreiging met geweld werden gepleegd om de diefstal van de JBL box van aangever voor te bereiden of gemakkelijk te maken. De rechtbank stelt vast dat het door verdachte en zijn medeverdachte gebruikte geweld en de dreiging hiermee samenhingen met het (moeten) pinnen van geld bij een geldautomaat. Weliswaar hebben verdachte en zijn medeverdachte geweld gebruikt en hiermee gedreigd voorafgaand aan de diefstal van de JBL box, maar dit geweld en de bedreiging hiermee werden niet gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 2 primair tenlastegelegde feit. De rechtbank komt gelet op voorgaande wel tot een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde diefstal in vereniging.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 10 november 2022 te St. Willebrord, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 10 euro, die aan [slachtoffer] , toebehoorde, door die [slachtoffer] bij de nek en/of hals en diens kleding vast te pakken en [slachtoffer] eenmaal tegen het hoofd te slaan of stompen, en die [slachtoffer] een mes te tonen en die [slachtoffer] de woorden toe te voegen 'Geef geld', en 'Je moet gaan pinnen zoveel je op je rekening hebt', en 'Ga geld pinnen anders trek ik mijn mes en steek ik je', en met die [slachtoffer] te mee te lopen naar een pinautomaat;
2 subsidiair
op 10 november 2022 te St. Willebrord, tezamen en in vereniging met een andere, een box, die aan [slachtoffer] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 150 uren, waarbij de officier van justitie rekening heeft gehouden met de aard en de ernst van de feiten, de jonge leeftijd van verdachte, het lage recidiverisico en de schorsingsvoorwaarden waar verdachte zich al geruime tijd aan heeft moeten houden. Om de ernst van de afpersing extra te benadrukken, en om een waarschuwend signaal aan de maatschappij af te geven vordert de officier van justitie ook aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 93 dagen, met aftrek van de dagen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daarbij enkel de algemene voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat volstaan kan worden met een werkstraf, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten en het feit dat verdachte reeds viereneenhalve maand huisarrest heeft ondergaan. De verdediging ziet geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie, ook niet als waarschuwend effect.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan afpersing van en diefstal bij [slachtoffer] . Samen met zijn mededader heeft verdachte een afspraak met het slachtoffer gemaakt om zogenaamd vuurwerk aan hem te verkopen. Verdachte en zijn mededader hadden echter een ander plan. Het slachtoffer is gedwongen geld te gaan pinnen. Hij is bij de nek vastgepakt, op zijn hoofd geslagen en er is een mes aan hem getoond. Verdachte en zijn mededader hadden hierbij een even groot aandeel. Toen het slachtoffer uiteindelijk gepind had, en dit slechts € 10,00 bleek te zijn, hebben verdachte en zijn mededader besloten de JBL box van het slachtoffer mee te nemen, die hij in zijn fietsmand had liggen.
Een afpersing, zijnde in dit geval een straatroof, heeft doorgaans niet alleen een enorme impact op het slachtoffer, zoals ook blijkt uit de verklaring van het slachtoffer, maar deze versterkt ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft hier in het geheel niet bij stilgestaan en uitsluitend gehandeld ter genoegdoening van zijn eigen gevoel, ‘de kick’. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Uit het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 13 november 2023 volgt onder meer dat verdachte veel spijt heeft van wat hij heeft gedaan en hiervoor verantwoordelijkheid neemt. Er zijn veel beschermende factoren aanwezig en de kans op herhaling wordt als laag ingeschat. De Raad schat in dat het goed gaat met verdachte. Hierom vindt de Raad een leerstraf niet passend en acht de Raad toezicht van de jeugdreclassering niet nodig. Bovendien heeft verdachte al één jaar toezicht van de jeugdreclassering gehad in het kader van zijn schorsende voorwaarden, waaraan hij positief heeft meegewerkt. De Raad vindt oplegging van een werkstraf het meest passend. Verdachte moet weten dat het plegen van zulke ernstige feiten consequenties heeft. De Raad heeft ter zitting aanvullend geadviseerd om naast de werkstraf tóch ook een voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van twee jaar, om de ernst van de feiten te benadrukken.
De jeugdreclassering heeft ter terechtzitting aangegeven zich te kunnen vinden in het advies van de Raad van 13 november 2023. Verdachte heeft gedurende een langere periode een enkelband en huisarrest gehad en zijn vrijheden zijn langzaam verruimd. De schorsing is positief verlopen: verdachte heeft zich aan alle voorwaarden en afspraken gehouden en is gestart met muziektherapie om te leren omgaan met zijn emoties. Hierom, en gelet op de lage kans op herhaling, ziet de jeugdreclassering geen reden om nog langer bij verdachte betrokken te blijven.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de feiten en gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten voor een straatroof en een diefstal. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank mee dat verdachte en zijn mededader de straatroof vooraf hebben gepland, dat fysiek geweld is gebruikt, dat gedreigd is met een wapen en dat sprake was van letsel bij het slachtoffer.
Hiernaast heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte. Hieruit is gebleken dat hij niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten. Ook houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van verdachte en de periode die verdachte in het kader van schorsingsvoorwaarden onder elektronisch toezicht heeft gestaan.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uur, met aftrek van de dagen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank een voorwaardelijke straf (jeugddetentie) niet passend en geboden. Weliswaar begrijpt de rechtbank de gedachte om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen als waarschuwing naar de maatschappij, maar de rechtbank is van oordeel dat afwijken van de LOVS-oriëntatiepunten, waarbij alle strafverzwarende en strafverminderende factoren zijn meegewogen, voor enkel en alleen dit strafdoel niet passend is.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.209,99, waarvan € 209,99 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade (feit 1), te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij zowel materiële als immateriële schade heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde feit en dat deze in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte staat, waardoor deze het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank acht het gevorderde schadebedrag billijk.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 1.209,99, waarvan € 209,99 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2022 tot aan de dag der voldoening. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 2 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 :afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen
feit 2 subsidiair :diefstal door twee of meer verenigde personen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
60 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.209,99, waarvan € 209,99 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 1.209,99 te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. de Jong, voorzitter, mr. I. de Graaf en mr. T.I. van Term, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van J.J. van Dijke, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 december 2023.