ECLI:NL:RBZWB:2023:8481

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
02-157339-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling verlengde uitvoer amfetamine

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het uitvoeren van ongeveer 3,8 kilo amfetamine naar Frankrijk. De verdachte, geboren in 1997 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was niet zelf verschenen op de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. J. Vermaat. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 21 november 2023, gelijktijdig met de zaak van een medeverdachte. De officier van justitie, mr. I.M. Peters, stelde dat de verdachte als bijrijder van het voertuig waarin de drugs werden aangetroffen, wist dat deze drugs aanwezig waren. De verdediging betwistte de bewijsvoering en vroeg om vrijspraak, wijzend op mogelijke onregelmatigheden in het proces-verbaal van bevindingen en de rechtmatigheid van de doorzoeking.

De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van het voertuig rechtmatig was en dat er voldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk de amfetamine had uitgevoerd. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 25 juni 2022 te Breda opzettelijk ongeveer 3,8 kilo amfetamine had aanwezig gehad met de bedoeling deze naar Frankrijk te brengen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de schadelijke gevolgen van de handel in harddrugs, en verklaarde dat de onttrokken verdovende middelen aan het verkeer werden onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-157339-22
vonnis van de meervoudige kamer van 5 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
niet als ingezetene in de Basisregistratie Personen ingeschreven en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende te [woonadres] (laatst opgegeven adres bij rechter-commissaris)
raadsman mr. J. Vermaat, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 november 2023, tegelijkertijd met de zaak van de [medeverdachte] (02-157338-22). Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde waarnemend raadsvrouw mr. T. Šandrk. De officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ongeveer 3,8 kilo amfetamine naar Frankrijk heeft uitgevoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 3,8 kilo amfetamine heeft uitgevoerd. Verdachte was bijrijder van het voertuig waarin de drugs is aangetroffen en wist ook dat deze drugs in het voertuig lag. De officier van justitie baseert zich daarbij op het proces-verbaal van bevindingen, het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en de verklaring van [medeverdachte] (hierna [medeverdachte] ).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verzoekt verdachte van het tenlastegelegde feit vrij te spreken.
Op basis van het proces-verbaal van bevindingen en de verklaringen van de verbalisanten die zijn afgelegd bij de rechter-commissaris, kan er redelijkerwijs worden getwijfeld aan de juistheid en volledigheid van het opgemaakte proces-verbaal door de betreffende verbalisanten en daarmee aan de rechtmatigheid van de doorzoeking. Anders dan de verbalisanten hebben gerelateerd, kan uit niets worden opgemaakt dat [medeverdachte] een gripzakje softdrugs bij zich zou hebben. Verdachten zijn er verder niet over bevraagd en ook is deze niet in beslag genomen. Ook over het moment dat het gripzakje zou zijn aangetroffen, wordt verschillend gerelateerd. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv) dat dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
Zo de rechtbank een andersluidend oordeel is toegedaan, stelt de verdediging zich op het standpunt dat er slechts een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine bewezen kan worden verklaard. Uit het NFI-rapport blijkt van een zeer lage concentratie van de werkzame stof in de pillen zodat er geen sprake is geweest van 3,8 kilo.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Rechtmatigheid doorzoeking voertuig
Uit het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en de verklaringen van de betreffende verbalisanten bij de rechter-commissaris blijkt dat de doorzoeking van het voertuig is gestart nadat er bij een schouw van het voertuig een open tas met daarin een ingetaped blok werd waargenomen. Op dat moment kon door hen redelijkerwijs worden vermoed dat in het voertuig verdovende middelen aanwezig waren en waren verbalisanten bevoegd het voertuig te doorzoeken. Het moment van aantreffen van het gripzakje bij [medeverdachte] is hiervoor niet relevant.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 25 juni 2022 XTC-pillen aanwezig heeft gehad met de bedoeling om deze uit te voeren naar Frankrijk.
Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde is vereist dat bij verdachte sprake was van wetenschap van de aanwezigheid van deze pillen en dat hij daarover de beschikkingsmacht had. De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake was. De tas waarin zich de XTC-pillen bevonden was open en stond op de vloer bij de bijrijdersstoel. Verdachte was de bijrijder. De bestuurder van het voertuig heeft verklaard dat hij en zijn zwager in Rotterdam iemand tegenkwamen die “het goedje” heeft aangeboden. Gelet op de plaats van aantreffen waarbij van buitenaf een ingetaped blok kon worden waargenomen in samenhang bezien met de verklaring van [medeverdachte] , is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de pillen in het voertuig en als bijrijder ook de beschikkingsmacht daarover had.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de hoeveelheid aangetroffen drugs kan worden vastgesteld op ongeveer 3,8 kilo. De relatief lage hoeveelheid werkzame stof dat in de pillen is aangetroffen neemt niet weg dat het nettogewicht aan XTC-pillen ongeveer 3,8 kilo bedroeg en dit ook als zodanig bewezen kan worden verklaard.
Verlengde uitvoer
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij onderweg was naar huis. [medeverdachte] is net als verdachte woonachtig in Frankrijk. Daarnaast heeft verdachte de Franse nationaliteit en is hij door de verbalisanten aangetroffen in een auto met een Frans kenteken. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte de drugs buiten het grondgebied van Nederland ging brengen en zich dus schuldig heeft gemaakt aan (verlengde) uitvoer in de zin van de Opiumwet. Hiervoor is niet vereist dat de drugs daadwerkelijk Nederland hebben verlaten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 juni 2022 te Breda opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 3,8 kilo van
een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, immers heeft hij daar toen die amfetamine aanwezig gehad (in een motorvoertuig) met bestemming Frankrijk.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Indien de rechtbank hier anders over denkt, verzoekt de verdediging aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 5 tot 7 weken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van bijna 4 kilo aan XTC-pillen. De rechtbank beschouwt dit als een ernstig feit. Harddrugs zijn stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien heeft de handel in harddrugs veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg. Door de uitvoer van harddrugs naar het buitenland worden de internationale handel in verdovende middelen en alle nadelige effecten daarvan in stand gehouden. Daarbij gaat het onder meer om criminele geldstromen die verweven raken met de reguliere economie en fysiek geweld als gevolg van conflicten tussen criminele personen en/of groepen. Verdachte kan als exporteur van XTC-pillen mede medeverantwoordelijk worden gehouden voor deze gevolgen.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende strafrechtelijke reactie is. De rechtbank houdt bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf rekening met wat er in soortgelijke zaken wordt opgelegd. Volgens de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is voor de uitvoer van deze hoeveelheden harddrugs een gevangenisstraf van 30-36 maanden het uitgangspunt. In het blanco strafblad van verdachte en de relatief lage concentratie amfetamine per tablet dat is aangetroffen ziet de rechtbank aanleiding in het voordeel van verdachte af te wijken van dit uitgangspunt.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen verdovende middelen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 27, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- 3,8 GR Verdovende Middelen
(Omschrijving: G2475211)
2 ,3 GR Verdovende Middelen
(Omschrijving: G2475213).
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.L. Pustjens, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. S.W.M. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 december 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen