ECLI:NL:RBZWB:2023:8452

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
23-014238
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op voertuig en teruggave na klaagschrift op grond van artikel 552a Sv

Op 1 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift over de inbeslagneming van een auto. Klaagster, geboren in 1976, had haar auto, een Mazda, op 14 april 2023 in beslag genomen gekregen omdat zij verdacht werd van rijden onder invloed. Klaagster was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, maar haar raadsman, mr. D.A. Souisa, en de officier van justitie, mr. S. van der Wilt-Withfield, waren wel aanwezig. Klaagster verzocht om teruggave van haar voertuig, stellende dat er geen strafvorderlijk belang was om het beslag voort te zetten, aangezien er geen sprake was van recidive.

De officier van justitie voerde aan dat het voertuig in beslag was genomen omdat er een strafbaar feit mee was gepleegd en dat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later het voertuig verbeurd zou verklaren. De rechtbank overwoog dat het beslag was gelegd op grond van artikel 94 Sv en dat de raadkamer bevoegd was om het klaagschrift te behandelen. De rechtbank concludeerde dat er geen strafvorderlijk belang was om het beslag voort te zetten, omdat klaagster geen eerdere veroordelingen had en het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter het voertuig zou verbeurd verklaren.

Daarom verklaarde de rechtbank het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de auto aan klaagster. Deze beslissing werd genomen door rechter mr. J. Bergen en is op 1 november 2023 uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of door klaagster.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
raadkamernummer : 23-014238
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klaagster] ,
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. D.A. Souisa, advocaat te Breda (Stationslaan 1a2, 4815 GW Breda),
hierna te noemen: de klaagster, tevens beslagene.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift, dat - ondertekend door of namens klaagster - tijdig is ingediend ter griffie van het op grond van artikel 552a Sv bevoegde gerecht;
  • de kennisgeving inbeslagneming;
  • de conclusie van het openbaar ministerie d.d. 14 juni 2023;
  • de overige stukken.
Op 18 oktober 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de gemachtigd raadsman mr. D.A. Souisa en de officier van justitie, mr. S. van der Wilt-Withfield gehoord.
Klaagster is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.

2.De beoordeling

Klaagster heeft aangevoerd dat op 14 april 2023 haar auto, merk Mazda, [kenteken] in beslag is genomen. Klaagster wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan, alsmede door het uitblijven van een last tot teruggave van het goed. Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen de gevraagde teruggave. Klaagster verzoekt het klaagschrift gegrond te verklaren en het voertuig aan hem terug te geven.
Namens klaagster is tijdens de behandeling in raadkamer aangevoerd dat de auto in beslag is genomen omdat zij verdacht wordt van rijden onder invloed. De auto had niet in beslag genomen mogen worden. Volgens de “Aanwijzing Inbeslagneming” mag een voertuig in beslag worden genomen indien er sprake is van recidive en daar is hier geen sprake van. Er is geen strafvorderlijk belang, zodat het beslag op de auto moet worden opgeheven en de auto terug moet worden gegeven aan klaagster, dan wel de waarde van de auto indien de auto vervreemd is.
De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat met het voertuig een strafbaar feit is gepleegd. Het is niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend het voertuig verbeurd zal verklaren. De officier van justitie verzoekt het klaagschrift ongegrond te verklaren.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het beslag op het voertuig is gelegd op grond van artikel 94 Sv.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
De rechtbank dient na te gaan of het belang van strafvordering verlangt dat het beslag wordt voortgezet. Hiervan is sprake wanneer het in beslag houden van het voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk voordeel aan te tonen dan wel wanneer niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Klaagster wordt verdacht van rijden onder invloed. Klaagster heeft thans geen veroordelingen op haar naam staan, zodat er geen sprake kan zijn van recidive. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het thans beschikbare dossier het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij het ontbreken van strafvorderlijk belang het beslag dient te worden opgeheven, zodat de rechtbank het klaagschrift gegrond zal verklaren en de teruggave van de auto aan klaagster zal gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van:
-Goednummer PL2000-2023092750-2288068, personenauto merk Mazda, [kenteken] ,
aan klaagster.
Deze beslissing is op 1 november 2023 gegeven door mr. J. Bergen, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2023.
De griffier is buiten staat te tekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klaagster binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering