Op 1 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift over de inbeslagneming van een auto. Klaagster, geboren in 1976, had haar auto, een Mazda, op 14 april 2023 in beslag genomen gekregen omdat zij verdacht werd van rijden onder invloed. Klaagster was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, maar haar raadsman, mr. D.A. Souisa, en de officier van justitie, mr. S. van der Wilt-Withfield, waren wel aanwezig. Klaagster verzocht om teruggave van haar voertuig, stellende dat er geen strafvorderlijk belang was om het beslag voort te zetten, aangezien er geen sprake was van recidive.
De officier van justitie voerde aan dat het voertuig in beslag was genomen omdat er een strafbaar feit mee was gepleegd en dat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later het voertuig verbeurd zou verklaren. De rechtbank overwoog dat het beslag was gelegd op grond van artikel 94 Sv en dat de raadkamer bevoegd was om het klaagschrift te behandelen. De rechtbank concludeerde dat er geen strafvorderlijk belang was om het beslag voort te zetten, omdat klaagster geen eerdere veroordelingen had en het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter het voertuig zou verbeurd verklaren.
Daarom verklaarde de rechtbank het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de auto aan klaagster. Deze beslissing werd genomen door rechter mr. J. Bergen en is op 1 november 2023 uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of door klaagster.