In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat de minister van Financiën volgens hem niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 24 augustus 2023, zoals bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de minister uiterlijk op 21 september 2023 had moeten beslissen, maar dat deze termijn inmiddels is verstreken. Eiser heeft de minister op 22 september 2023 in gebreke gesteld, waarna de minister nog steeds geen besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een langere termijn van vijf weken als redelijk beschouwd.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, de minister de opgelegde termijn moet respecteren en het griffierecht aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, en openbaar gemaakt op 4 december 2023.