ECLI:NL:RBZWB:2023:8448

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_10125
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat de minister van Financiën volgens hem niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 24 augustus 2023, zoals bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank stelt vast dat de minister uiterlijk op 21 september 2023 had moeten beslissen, maar dat deze termijn inmiddels is verstreken. Eiser heeft de minister op 22 september 2023 in gebreke gesteld, waarna de minister nog steeds geen besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een langere termijn van vijf weken als redelijk beschouwd.

Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, de minister de opgelegde termijn moet respecteren en het griffierecht aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, en openbaar gemaakt op 4 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10125

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de minister van Financiën.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 24 augustus 2023 als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 24 augustus 2023. De minister moet binnen vier beslissen op de aanvraag. [2] De minister had dus uiterlijk op 21 september 2023 moeten beslissen. De termijn waarbinnen de minister moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiser heeft de minister op 22 september 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn wordt aan de minister opgelegd?
4. Omdat de minister nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de minister dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de minister dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen. In het verweerschrift van 26 oktober 2023 heeft de minister uitgelegd dat door gebrek aan capaciteit het niet is gelukt om binnen de wettelijke termijn een besluit te nemen. Het verzoek is inmiddels in behandeling genomen en de minister verwacht eind januari 2024 een besluit te kunnen nemen.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat de minister vijf weken de tijd krijgt het besluit te nemen.
Welke dwangsom wordt aan de minister opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de minister. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, de minister de onder 4.2. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de minister de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7. Omdat het beroep gegrond is moet de minister het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die volgens de wet vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen vijf weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 4 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 4.4 van de Woo.