ECLI:NL:RBZWB:2023:8444

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_10805 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake inhouding op uitkering door UWV

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker inzake de inhouding op zijn uitkering door het UWV. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV van 6 november 2023, waarin is bepaald dat er maandelijks een bedrag van € 2.904,-- zal worden ingehouden op zijn uitkering. Tevens heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter legt uit dat verzoeker het griffierecht van € 50,-- niet tijdig heeft betaald. De griffier heeft verzoeker bij aangetekend verzonden brief van 13 november 2023 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen, maar verzoeker heeft dit niet gedaan en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven.

Daarom verklaart de voorzieningenrechter het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek plaatsvindt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 5 december 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10805 WW VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 december 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker

en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het UWV, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker inzake de inhouding op zijn uitkering door het UWV. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1
Met het bestreden besluit van 6 november 2023 heeft het UWV bepaald dat maandelijks een bedrag van € 2.904,-- zal worden ingehouden op verzoekers uitkering. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Tevens heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
1.2
Omdat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 50,--. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoeker het griffierecht tijdig betaald?
2.1
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 13 november 2023 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht binnen twee weken na dagtekening van die brief te betalen. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker het griffierecht niet op tijd heeft betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
2.2
Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 5 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.