Op 1 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift inzake beslag op kentekenplaten. De klaagster, een B.V. gevestigd te Kloetinge, had op 28 juli 2023 twee kentekenplaten in beslag laten nemen. De klaagster stelde dat er geen sprake was van strafbaar handelen en verzocht om teruggave van de kentekenplaten. De officier van justitie voerde aan dat de klaagster zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit en dat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter de kentekenplaten later verbeurd zou verklaren.
De rechtbank overwoog dat het beslag was gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering en dat de raadkamer bevoegd was om het klaagschrift te behandelen. De rechtbank concludeerde dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat de klaagster ontvankelijk was. Bij de beoordeling van het belang van strafvordering en de ernst van het strafbare feit, kwam de rechtbank tot de conclusie dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter de verbeurdverklaring van de kentekenplaten zou bevelen. Gezien het ontbreken van strafvorderlijk belang, verklaarde de rechtbank het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de kentekenplaten aan de klaagster.
De beslissing werd genomen door rechter J. Bergen en is op dezelfde dag ter openbare terechtzitting uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of de klaagster.