In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van de burgemeester van Tilburg tot sluiting van de woning van verzoeker voor een periode van één maand. Het bestreden besluit is genomen naar aanleiding van een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin wordt gesteld dat verzoeker betrokken is bij de handel in harddrugs. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 november 2023 behandeld, waarbij de burgemeester en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de derde partij zich had afgemeld.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de aangetroffen hoeveelheid cocaïne in de woning van verzoeker, 1,86 gram, een gebruikershoeveelheid is en niet kan worden aangemerkt als een handelshoeveelheid. Dit betekent dat de burgemeester niet bevoegd is om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De voorzieningenrechter schorst daarom het besluit van de burgemeester en wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe. De schorsing blijft van kracht tot twee weken na de beslissing op bezwaar.
Daarnaast wordt de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan verzoeker, die in totaal € 1.674,- bedragen. Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters op 4 december 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.