ECLI:NL:RBZWB:2023:8437

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
23-017341 en 23-017342
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na sepot in strafzaak

Op 1 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende verzoeken om schadevergoeding op grond van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren in 1998, had een verzoek ingediend voor een schadevergoeding van € 260,00 wegens ondergane inverzekeringstelling en een bedrag van € 2.292,65 voor kosten van rechtsbijstand. Tijdens de zitting op 18 oktober 2023 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. A.M.J. Joris, heeft het standpunt ingenomen dat er geen sprake was van inverzekeringstelling. De officier van justitie, mr. S. van der Wilt-Withfield, stelde dat de zaak was geseponeerd omdat het Openbaar Ministerie het niet opportuun achtte om verder te vervolgen. De rechtbank overwoog dat de verzoeker de verdenking over zichzelf had afgeroepen, waardoor er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor een schadevergoeding op basis van artikel 533 Sv. De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet in verzekering was gesteld en wees het verzoek tot schadevergoeding af.

Echter, de rechtbank kende wel een vergoeding toe van € 2.292,65 voor de kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van de verzoekschriften. De totale schadevergoeding die aan verzoeker werd toegekend, bedraagt € 2.972,65. Deze beslissing is genomen door mr. J. Bergen, rechter, in aanwezigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 november 2023. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-104830-23
raadkamernummers: 23-017341 en 23-017342
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de verzoeken op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. A.M.J. Joris, advocaat te Roosendaal (Molenstraat 10, 4701 JS Roosendaal),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00 € 260,00 voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
  • het sepot d.d. 21 april 2023;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 18 oktober 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. S. van der Wilt-Withfield en de gemachtigd raadsman mr. A.M.J. Joris gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen doch niet bij de behandeling in raadkamer verschenen.
Namens verzoeker heeft de raadsman zich ter zitting op het standpunt gesteld dat hij bij nader inzien van opvatting is dat er geen sprake is geweest van inverzekeringstelling.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat sprake is van een beleidssepot en dat de zaak tegen verzoeker is geseponeerd omdat het Openbaar Ministerie het niet opportuun achtte om verdere vervolging in te stellen. Verzoeker heeft de verdenking over zichzelf afgeroepen, zodat er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn om een vergoeding toe te kennen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat er wel gronden van billijkheid aanwezig zijn om tot een vergoeding te komen. Namens verzoeker is door de raadsman bij de behandeling in raadkamer een toelichting gegeven omtrent de omstandigheden van de verdenking en het uiteindelijke sepot.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Gelet op het dossier en de toelichting van de raadsman is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verzoeker de verdenking over zichzelf heeft afgeroepen. De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig.
Verzoeker vraagt een vergoeding voor 2 dagen omdat hij één nacht is opgehouden voor verhoor. Ingevolge artikel 533 Sv heeft een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd recht op een schadevergoeding voor die dagen die onterecht in detentie zijn doorgebracht. Verzoeker is nimmer in verzekering gesteld, zodat hij niet voor een vergoeding op grond van artikel 533 Sv in aanmerking komt. Het verzoek zal worden afgewezen.
Het verzochte bedrag met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand van
€ 2.292,65is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam toegelicht en derhalve aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv af.
De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svtoe tot een bedrag van
€ 2.972,65.
De rechtbank bepaalt dat een bedrag van € 2.972,65 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Beheer Derdengelden Van Asselt & Broere Strafrechtadvocaten, onder vermelding van [kenmerk] .
Deze beslissing is op 1 november 2023 gegeven door mr. J. Bergen, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).