Op 1 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toekenning van schadevergoeding aan een verzoeker die in verzekering is gesteld. De verzoeker, geboren in 1984, had een verzoek ingediend voor schadevergoeding ten laste van de Staat, met een totaalbedrag van € 4.564,26. Dit bedrag bestond uit € 520,00 voor vier dagen inverzekeringstelling en € 3.364,26 voor kosten van rechtsbijstand, plus € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van de verzoekschriften.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet is veroordeeld en dat zijn zaak is geseponeerd. Op basis van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld een schadevergoeding worden toegekend voor de schade die hij heeft geleden door ondergane inverzekeringstelling. De rechtbank heeft de verzoeker in zijn verzoeken ontvangen en heeft de officier van justitie en de gemachtigd raadsvrouw gehoord tijdens de zitting op 18 oktober 2023.
De rechtbank oordeelde dat de verzoeken tot schadevergoeding voldoende waren onderbouwd en dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de vergoedingen toe te kennen. De rechtbank heeft de bedragen toegewezen zoals verzocht, en heeft bepaald dat het totale bedrag van € 4.564,26 zal worden overgemaakt op een rekening ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDNL. De beslissing is genomen door rechter J. Bergen in aanwezigheid van griffier I.L. Bruijnooge en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.