Op 13 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift, ingediend op 30 maart 2023, betreft de toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand aan de verzoeker, die in een strafzaak is geseponeerd. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P. van de Kerkhof, heeft een vergoeding van € 2.077,81 gevraagd, plus bijkomende kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
Tijdens de zitting op 29 september 2023 zijn zowel de officier van justitie, mr. K. Pieters, als de gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord. De verzoeker was niet aanwezig, maar zijn advocaat heeft de gemaakte kosten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker kosten heeft gemaakt voor rechtsbijstand in verband met de geseponeerde strafzaak. De rechtbank overweegt dat de kosten van rechtsbijstand redelijk zijn en dat de verzoeker recht heeft op een vergoeding.
De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van de vergoeding toegewezen. De totale vergoeding bedraagt € 2.757,81, bestaande uit € 2.077,81 voor de kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De beslissing is genomen door mr. E.G.F. Vliegenberg en is op dezelfde dag ter openbare terechtzitting uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.