ECLI:NL:RBZWB:2023:842

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
22/1454
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting door heffingsambtenaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 februari 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 2 februari 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende, die zijn auto op 9 december 2021 had geparkeerd zonder parkeerbelasting te voldoen. De naheffingsaanslag bedroeg € 66,80, bestaande uit € 2,30 aan belasting en € 64,50 aan kosten voor naheffing. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar.

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende had in de app per ongeluk de verkeerde parkeerzone ingevoerd, maar de rechtbank stelt dat dit voor zijn rekening en risico komt. De parkeerbelasting is een objectieve belasting en opzet of schuld spelen geen rol. De rechtbank wijst erop dat een vergissing niet als overmacht kan worden aangemerkt. De heffingsambtenaar is niet verplicht om coulance te tonen, en de rechtbank concludeert dat de aanslag niet te hoog is vastgesteld, ondanks de vergissing van belanghebbende.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat belanghebbende geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten ontvangt. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1454
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaatsnaam], de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 februari 2022.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer] ) opgelegd.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 10 februari 2023 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

2.Feiten

2.1.
Op 9 december 2021, omstreeks 10:00 uur, stond belanghebbendes auto, een [automerk] met kenteken [kenteken] (hierna: de auto), geparkeerd aan [straatnaam 1] te [plaatsnaam] . Tijdens een controle op deze datum is door parkeercontroleurs geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.
2.2.
Naar aanleiding van de in 2.1 bedoelde constatering, is aan belanghebbende de naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 66,80, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 2,30 en kosten naheffing van € 64,50.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht aan belanghebbende is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
[straatnaam 1] te [plaatsnaam] is door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. [1]
3.3.
Belanghebbende bestrijdt niet dat sprake is geweest van het in 2.1 bedoelde parkeren.
3.4.
Belanghebbende stelt dat hij al meer dan 10 jaar op [straatnaam 2] parkeert en dat hij incidenteel van een andere kant komt aangereden, waardoor hij abusievelijk in de app de verkeerde zone heeft ingevoerd.
De rechtbank stelt voorop dat de parkeerbelasting een objectieve belasting is, waarbij opzet en schuld of intentie geen rol spelen. Dat betekent dat het voor de verschuldigdheid van parkeerbelasting niet relevant is of belanghebbende al dan niet bewust geen parkeerbelasting heeft voldaan. Dit is slechts anders in het geval van een acute noodsituatie (overmacht). Een vergissing kan niet als overmacht worden aangemerkt en dient voor rekening en risico van belanghebbende te blijven. Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor het juist betalen van parkeerbelasting. De Verordening verplicht de heffingsambtenaar niet tot de door belanghebbende gevraagde coulance. Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de goede intenties van belanghebbende, kan zijn standpunt niet tot vernietiging van de aanslag leiden.
3.5.
De aanslag is niet te hoog, ondanks de omstandigheid dat belanghebbende een andere parkeerzone in de app heeft ingevoerd. De heffingsambtenaar heeft onweersproken gesteld dat de app belanghebbende automatisch heeft afgemeld omdat op de plaats die belanghebbende in de app heeft ingevoerd niet langer dan 30 minuten geparkeerd mag worden. De naheffingsaanslag is niet te hoog vastgesteld.

4.Conclusie en gevolgen

Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, op 13 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie artikel 8 van de Verordening parkeerbelastingen [plaatsnaam] 2021 (hierna: de Verordening) gelezen in samenhang met het Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen 2021.