ECLI:NL:RBZWB:2023:8419

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10684034 \ CV EXPL 23-3466 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming in parkeerovereenkomst en de geldigheid van algemene voorwaarden

In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Q-Park Operations Netherlands B.V. en een gedaagde partij. Q-Park vorderde betaling van een bedrag van € 436,95, bestaande uit een tarief voor een verloren parkeerkaart en een aanvullende schadevergoeding wegens het zogenaamde 'treintje rijden' bij het verlaten van de parkeergarage. De gedaagde had op 8 april 2023 gebruik gemaakt van een parkeerplaats van Q-Park, maar had niet betaald en was onder de slagboom doorgereden zonder een geldig parkeerbewijs. Q-Park stelde dat de gedaagde in strijd met de algemene voorwaarden had gehandeld, wat leidde tot een toerekenbare tekortkoming. De kantonrechter oordeelde dat de algemene voorwaarden van Q-Park van toepassing waren en dat deze niet onredelijk bezwarend waren. De gedaagde voerde aan dat hij door overmacht niet anders kon handelen, maar de kantonrechter verwierp dit argument. De rechter oordeelde dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade die Q-Park had geleden en dat de vordering tot betaling van de schadevergoeding en het tarief voor de verloren kaart gerechtvaardigd was. De kantonrechter wees de vordering van Q-Park toe, met uitzondering van het bedrag voor de verloren kaart, dat niet voldoende was onderbouwd. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 433,49, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10684034 \ CV EXPL 23-3466
Vonnis van 29 november 2023
in de zaak van
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Q-Park,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 augustus 2023
- de conclusie van antwoord van 6 september 2023
- de conclusie van repliek van 4 oktober 2023
- akte van depot van een USB-stick met beeldmateriaal van 4 oktober 2023
- de conclusie van dupliek van 1 november 2023
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties, waaronder Amsterdam-Westergasfabriek. Zij biedt tegen betaling parkeerplaatsen aan in deze accommodatie(s).
2.2.
Bij de ingang(en) van de accommodatie(s) worden voorafgaand aan het naar binnen rijden de geldende tarieven en de (toepasselijkheid van de) algemene voorwaarden van QPark kenbaar gemaakt door middel van een informatiebord. In de algemene voorwaarden waar het bord naar verwijst staat onder meer:
Artikel 5.5: ‘Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan.
Artikel 5.6: ‘In geval van verlies of het ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd. De Parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de Parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief ‘verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de Parkeerder het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. Indien de Klant achteraf door middel van de klachtenprocedure aan kan tonen wat de daadwerkelijke parkeertijd was, zal restitutie op basis daarvan plaats vinden. De bewijslast met betrekking tot de daadwerkelijke parkeertijd berust bij de Klant.’
Artikel 5.7: ‘Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.’
Artikel 5.8: ‘Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in artikel 5.5 of 5.7 van deze Voorwaarden constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 346,95- (incl. BTW prijspeil 2022). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.’
Artikel 5.9: Q-Park is vrij het in artikel 5.8 genoemde bedrag aan aanvullende schadevergoeding jaarlijks te indexeren conform CPI.
2.3.
[gedaagde] heeft op 8 april 2023 gebruik gemaakt van een parkeerplaats van QPark in Amsterdam-Westergasfabriek. [gedaagde] heeft voor het betalen gebruik willen maken van een kortingskaart, maar dat is niet gelukt. [gedaagde] heeft voor het parkeren niet betaald. Bij het uitrijden van de parkeergarage is hij vlak achter de auto voor hem onder de slagboom door naar buiten gereden, zogenoemd ‘treintje rijden’.
2.4.
Q-Park heeft [gedaagde] per brief verzocht om alsnog te betalen een bedrag voor het parkeren volgens ‘tarief verloren kaart’ van € 90,00 en een bedrag aan aanvullende schadevergoeding voor het ‘treintje rijden’ van € 346,95. De sommatie van Q-Park is op 2 mei 2023 aan [gedaagde] verzonden, met een herhaling op 23 mei 2023. [gedaagde] heeft ook naar aanleiding daarvan niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 436,95, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot matiging van de vorderingen van Q-Park.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord, is of [gedaagde] op grond van de algemene voorwaarden van Q-Park of een door hem gepleegde onrechtmatige daad een bedrag van € 502,49 moet betalen aan “tarief verloren kaart”, aanvullende schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten.
Standpunt van Q-Park
4.2.
Q-Park stelt dat zij een (parkeer)overeenkomst sloot met [gedaagde] waarop algemene voorwaarden van toepassing zijn. Door via ‘treintje rijden’ de parkeergarage uit te gaan, handelde [gedaagde] in strijd met de overeenkomst en de toepasselijke algemene voorwaarden en is sprake van een toerekenbaar tekortkoming als bedoeld in artikel 6:74 BW (Burgerlijk Wetboek). Op grond van de artikelen 5.5 tot en met 5.8 van de algemene voorwaarden heeft Q-Park recht op een (aanvullende) schadevergoeding van € 346,95 per keer treintje rijden (prijspeil 2022) en het geldende tarief verloren kaart van € 90,00. Op grond van artikel 5.9 mag Q-Park het bedrag van de schadevergoeding jaarlijks indexeren. Subsidiair (als een beroep op de overeenkomt en bijbehorende voorwaarden niet slaagt) stelt Q-Park dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door het treintje rijden. Doordat [gedaagde] niet betaalde, moet hij ook wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten à € 65,54 betalen.
Standpunt van [gedaagde]
4.3.
stelt dat hij niet anders dan door middel van treintje rijden de parkeergarage kon verlaten. Zijn kortingskaart werkte niet, hij had geen betaalpas bij zich en hij kon niet via de parkeerautomaat om hulp vragen. Ook was er geen medewerker van Q-Park ter plaatse. Daarom is sprake van overmacht. Bovendien betwist hij dat sprake is van schade. [gedaagde] is wel bereid om iets te betalen, maar vindt de vordering van Q-Park te hoog. Deze moet gematigd worden.
Beoordeling van de standpunten door de kantonrechter
4.4.
Vast staat dat [gedaagde] gebruik heeft gemaakt van het parkeeraanbod van Q-Park, zodat sprake is van een overeenkomst tussen partijen. Q-park heeft onbetwist aangevoerd dat op deze overeenkomst haar algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat bij iedere ingang van haar faciliteit een bord met een verwijzing naar de algemene voorwaarden staat. Hiervan zijn ook foto’s in het geding gebracht. De kantonrechter stelt op grond daarvan vast dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat Q-Park voldaan heeft aan de wettelijke vereisten voor het ter handstellen van de algemene voorwaarden, zodat [gedaagde] daaraan ook in beginsel gebonden is.
[gedaagde] is toerekenbaar tekortgeschoten
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] door niet te betalen voor het gebruik van de parkeerplaats en door de parkeergarage te verlaten door middel van treintje rijden, heeft gehandeld in strijd met de overeenkomst en artikel 5.5 en 5.7 van de algemene voorwaarden van Q-Park.
4.6.
[gedaagde] stelt dat sprake is van overmacht. De kantonrechter volgt [gedaagde] daarin niet. Gebleken is immers dat [gedaagde] voor het uitrijden gebruik maakte van een eenmalige kortingskaart die al een keer gebruikt was, zo volgt uit het in productie 6 bij Conclusie van Repliek overgelegde overzicht, en geen betaalpas bij zich had om op een andere manier te betalen. Het risico dat hij hierdoor niet kon betalen, ligt bij [gedaagde] . Nu Q-Park bovendien gemotiveerd heeft betwist dat [gedaagde] gebruik heeft gemaakt van alle geboden mogelijkheden voor hulp die Q-Park in haar parkeerfaciliteiten aanbiedt, lag het op de weg van [gedaagde] om zijn stelling dat hulp niet mogelijk was nader te onderbouwen. Dat heeft hij niet, althans onvoldoende gedaan. Daarbij weegt de kantonrechter ook mee dat [gedaagde] niet alsnog later die dag of in elk geval kort na 8 april 2023 contact heeft opgenomen met (de klantenservice van) Q-Park om toe te lichten waarom hij de parkeergarage door middel van ‘treintje rijden’ had verlaten. Ook weegt de kantonrechter mee dat [gedaagde] achteraf niet alsnog betaalde.
Dat leidt tot het oordeel dat sprake is van een aan [gedaagde] toerekenbare tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de met QPark gesloten overeenkomst met toepasselijke algemene voorwaarden. Daarom moet [gedaagde] de schade die Q-Park heeft geleden vergoeden.
Artikel 5.8 is niet onredelijk bezwarend
4.7.
In artikel 5.8 van de algemene voorwaarden is bepaald dat als de klant handelt in strijd met artikel 5.5 en 5.7, de klant het tarief ‘verloren kaart’ aan Q-Park moet betalen, vermeerderd met een schadevergoeding van € 346,95. [gedaagde] is consument, of wordt vermoed consument te zijn. De kantonrechter moet daarom op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad ambtshalve beoordelen of een beding als deze in algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 3 lid 1 van de Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentovereenkomsten (hierna: de Richtlijn). Als dat zo is, moet het beding buiten beschouwing worden gelaten en is de consument daaraan niet gebonden. Bij de beoordeling van het beding van artikel 5.8 neemt de kantonrechter het volgende in aanmerking.
4.8.
Q-Park heeft gemotiveerd gesteld dat de bedingen niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn. Q-Park heeft daarbij de schade onderbouwd die zij lijdt als gevolg van het uitrijden zonder parkeerticket en van het treintje rijden, waaronder kosten die zij moet maken om het treintje rijden te registreren en tegen te gaan en het ten onrechte als bezet geregistreerd blijven van een parkeerplaats in het systeem. De aanvullende schadevergoeding is ook bedoeld om gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeerfaciliteit tegen te gaan. Voor de preventieve werking van de boete is het nodig dat deze zodanig hoog is dat parkeerders worden geprikkeld om de regels na te leven. De bedongen schadevergoeding wordt in meerdere uitspraken door rechters als niet oneerlijk gezien in de zin van de Richtlijn en de kantonrechter sluit zich daarbij aan. Het beding hoeft daarom niet buiten beschouwing te worden gelaten en [gedaagde] is dus gebonden aan het beding.
Geen matiging
4.9.
[gedaagde] verzoekt om matiging van de schade en doet daarmee een beroep op de artikelen 6:94 lid 1 en 6:109 BW. In het eerste artikel is bepaald dat matiging van een bedongen boete alleen kan als de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Dat betekent dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een beding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. De rechter moet hiermee dus terughoudend zijn. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden die maken dat inroeping van het beding tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Deze laatste maatstaf geldt ook voor een beroep op matiging van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding zoals opgenomen in artikel 6:109 BW. Met de stelling dat [gedaagde] geen schade zou hebben veroorzaakt en dat zijn gemachtigde niet namens hem heeft gereageerd naar QPark, heeft [gedaagde] onvoldoende bijzondere omstandigheden aangevoerd om het beroep op matiging te honoreren. Dat geldt temeer, nu de kantonrechter onder punt 4.8 en 4.9 heeft geoordeeld dat vast staat dat QPark schade lijdt. Dat de gemachtigde van [gedaagde] niet reageerde is een omstandigheid die voor rekening en risico van [gedaagde] als opdrachtgever van deze gemachtigde komt. De kantonrechter wijst het verzoek tot matiging daarom af.
Aanvullende schadevergoeding
4.10.
Nu [gedaagde] gebonden is aan artikel 5.8, zal de kantonrechter de door Q-Park op grond hiervan gevorderde aanvullende schadevergoeding van € 346,95 toewijzen.
Tarief verloren kaart
4.11.
Q-Park vordert betaling van € 90,00 als tarief verloren kaart. Zij stelt daarbij dat dit tarief staat vermeld op het bord bij de inrit. Op de door Q-Park in het geding gebrachte foto’s wordt dit tarief echter niet vermeld. Evenmin staat dit tarief vermeld in de algemene voorwaarden van Q-Park. Daarmee heeft Q-Park onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst gehouden is om een bedrag van € 90,00 te betalen. De kantonrechter ziet dan ook geen grond om een bedrag toe te kennen dat hoger is dan het (maximaal) dagtarief voor het gebruik van de parkeerplaats door [gedaagde] . Volgens het informatiebord is dit een bedrag van € 30,00. De kantonrechter zal dit bedrag toewijzen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
Q-Park vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Ook voldoet de aanmaning die Q-Park aan [gedaagde] verstuurde aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Nu een deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen is het echter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (in de zin van artikel 6:2 BW) om het toepasselijke wettelijke tarief te bepalen aan de hand van de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag, zijnde € 56,54.
Wettelijke rente
4.13.
De vordering van Q-Park tot betaling van wettelijke rente is niet betwist. Daarom zal de kantonrechter deze vordering toewijzen vanaf het moment van verzuim. Het verzuim voor tarief verloren kaart (€ 30,00) en voor aanvullende schadevergoeding (€ 346,95) is ingetreden vanaf het moment van plegen, zijnde 8 april 2023. Op dat moment had immers betaald moeten zijn en is de schade geleden (artikel 6:83b BW). De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar vanaf de dag van de dagvaarding of zoveel eerder als de schuldenaar met betaling hiervan al in verzuim was en voor zover die kosten voordien daadwerkelijk zijn gemaakt. Nu door Q-Park niet gesteld is op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk door haar zijn betaald, zal de kantonrechter de wettelijke rente toewijzen vanaf de dag van de dagvaarding.
en voor de incassokosten (€ 56,54) na afloop van de termijn in de tweede sommatie, zijnde 23 mei 2023,
4.14.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Q-Park als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
- nakosten
264,00
66,00
(2,00 punten × € 132,00)
Totaal
759,84

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen een bedrag van € 433,49, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de toegewezen bedragen, met ingang van het moment van verzuim, zijnde 8 april 2023 over een bedrag van € 376,95 en 22 augustus 2023 over een bedrag van € 56,54, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Q-Park tot dit vonnis vastgesteld op € 759,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijs het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023.