ECLI:NL:RBZWB:2023:8418

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
C/02/415184 FA RK 23-4957
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • B. Benjaddi
  • M. Reijerse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake voorlopige voorzieningen en zorgregeling voor minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende voorlopige voorzieningen en een zorgregeling voor minderjarigen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.C. Snikkenburg-den Haan, verzoekt om toevertrouwing van de minderjarigen aan haar, alsook om een zorgregeling en een onderhoudsbijdrage van de man van € 200 per maand per kind. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A. van Essen, verzoekt om toevertrouwing van de kinderen aan hem en een zorgregeling, en indien de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd, om een lagere onderhoudsbijdrage van € 106 per maand per kind.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 november 2023 hebben partijen overeenstemming bereikt over de zorgregeling, waarbij de kinderen in een afwisselend schema bij beide ouders verblijven. De rechtbank heeft deze regeling goedgekeurd, omdat deze in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft ook de toevertrouwing van de kinderen aan de man toegewezen, waarbij zij overweegt dat dit in het belang van de kinderen is vanwege de fiscale voordelen die hiermee gepaard gaan.

Wat betreft de kinderalimentatie heeft de rechtbank de behoefte van de kinderen vastgesteld op € 1.488 per maand voor drie kinderen, en de draagkracht van beide ouders berekend. De vrouw heeft een draagkracht van € 544 per maand, terwijl de man een draagkracht heeft van € 1.291 per maand. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vrouw geen bijdrage aan de man hoeft te betalen, omdat haar draagkracht gelijk is aan de zorgkosten. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Benjaddi, in aanwezigheid van griffier mr. Reijerse.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/415184 FA RK 23-4957
datum uitspraak: 14 november 2023
beschikking betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats], [gemeente] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.C. Snikkenburg-den Haan,
en
[de man],
wonende te [plaats], [gemeente] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J.A. van Essen.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken/het volgende stuk:
- het op 23 oktober 2023 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen;
- het op 26 oktober 2023 ontvangen verweerschrift, tevens houdend zelfstandig verzoek, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Snikkenburg-den Haan van 25 oktober 2023, met bijlage;
- de brief van mr. Snikkenburg-den Haan van 26 oktober 2023, met bijlagen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van [geboortedag 2] 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat.

2.Het verzoek

2.1.
De vrouw verzoekt, samengevat:
- toevertrouwing van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2017 te [geboorteplaats 1] ,
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2019 te [geboorteplaats 2] ,
[minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2022 te [geboorteplaats 2] aan haar ;
- vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling);
- vaststelling van een door de man te betalen onderhoudsbijdrage ten behoeve van de minderjarigen van € 200,= per maand per kind.
2.2.
De man verzoekt, samengevat:
- toevertrouwing van de minderjarigen aan hem;
- vaststelling van een zorgregeling;
- indien de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd: vaststelling van een door hem te betalen onderhoudsbijdrage ten behoeve van de minderjarigen van € 106,= per maand per kind.

3.De beoordeling

De zorgregeling
3.1.
Na een schorsing van de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de zorgregeling. Deze overeenstemming luidt als volgt. De kinderen verblijven in de oneven weken van zondagavond 18.30 uur tot en met dinsdag 18.30 uur bij de man. Daarna verblijven de kinderen tot vrijdag 18.30 uur bij de vrouw. Vanaf vrijdag 18.30 uur tot in de even weken dinsdag 18.30 uur verblijven de kinderen weer bij de man. De rest van de even weken verblijven de kinderen bij de vrouw.
Op deze regeling zijn twee uitzonderingen. Namelijk [geboortedag 2] 2023, op die dag brengt de man de kinderen om 15.00 uur naar de vrouw, en [geboortedag 1] 2023, partijen zijn dan na school samen op het kinderfeestje van [minderjarige 1] , daarna gaan de kinderen naar de man en start zijn omgangsweekend.
Verder hebben partijen afspraken gemaakt over de kerstvakantie 2023/2024. De kinderen zijn het eerste weekend van de kerstvakantie volgens de reguliere zorgregeling bij de man, zij blijven daar tot eerste kerstdag 18.30 uur. Daarna zijn zij bij de vrouw tot tweede kerstdag 18.30 uur. Zij verblijven daarna bij de man tot 1 januari 9.00 uur. De kinderen verblijven dan bij de vrouw tot 8 januari, zij brengt de kinderen weer naar school. De kinderen gaan dan vanuit school naar de man, waarna de reguliere regeling weer geldt.
3.2.
De rechtbank komt de overeengekomen zorgregeling niet ongegrond voor en acht deze in het belang van de kinderen. De verzoeken betreffende de zorgregeling zullen daarom worden toegewezen overeenkomstig de gemaakte afspraken.
De toevertrouwing van de minderjarigen
3.3.
De vrouw legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij ook tijdens het huwelijk de hoofdverzorger van de kinderen was. Op de mondelinge behandeling heeft zij aangegeven dat zij er niet mee instemt de kinderen aan de man toe te vertrouwen enkel op basis van financiële gronden. De vrouw ontvangt geen kindgebonden budget, maar de man zou hier wel recht op hebben. Het voelt voor haar niet oké als de kinderen aan de man worden toevertrouwd. Zij vertrouwt de man niet.
3.4.
De man voert gemotiveerd verweer en verzoekt tevens de kinderen aan hem toe te vertrouwen. De man betwist dat partijen een traditionele rolverdeling hadden ten tijde van het huwelijk. Zij zorgde samen voor de kinderen. Op de mondelinge behandeling heeft de man aangevoerd dat hij wel in aanmerking zou komen voor kindgebonden budget als de kinderen bij hem worden ingeschreven. De toevertrouwing is voor hem slechts een formaliteit, maar levert wel meer geld op voor de kinderen.
3.5.
De rechtbank zal de kinderen aan de man toevertrouwen en overweegt hiertoe als volgt. Het is in het belang van de kinderen dat gebruik wordt gemaakt van alle fiscale voordelen die voor de kinderen beschikbaar zijn. Als de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd en bij haar staan ingeschreven, wordt geen kindgebonden budget voor hen ontvangen. Als de kinderen bij de man staan ingeschreven is dat wel het geval. Dat betekent dat er in dat geval meer geld beschikbaar is voor de kinderen. De rechtbank gaat voorbij aan het standpunt van de vrouw dat zij het niet vertrouwt als de kinderen aan de man worden toevertrouwd. De toevertrouwing van de kinderen verandert namelijk niets aan wanneer de kinderen bij welke ouder zijn. Daarnaast hebben partijen een regeling afgesproken waarbij de kinderen gedurende geruime tijd bij beide ouders verblijven. Van de man wordt wel verwacht dat hij alle eventuele post aangaande de kinderen die hij ontvangt onmiddellijk deelt met de vrouw. Daarnaast betekent deze toevertrouwing ook dat de man alle verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen voorlopig dient te voldoen.
Kinderalimentatie
3.6.
De vrouw legt aan haar verzoek ten grondslag dat de kinderen behoefte hebben aan een onderhoudsbijdrage van de man en dat deze de financiële draagkracht heeft die te voldoen.
3.7.
De man voert gemotiveerd verweer en doet een zelfstandig verzoek.
3.8.
Nu de kinderen aan de man zijn toevertrouwd, wordt niet voldaan aan de voorwaarde van zijn voorwaardelijk zelfstandige verzoek tot vaststelling van een kinderbijdrage. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen. Hierna zal de rechtbank enkel het verzoek van de vrouw beoordelen.
3.9.
Bij het bepalen van de behoefte aan een onderhoudsbijdrage en de financiële draagkracht om die te voldoen hanteert de rechtbank de uitgangspunten, zoals deze zijn neergelegd in de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie.
Behoefte van de kinderen
3.10.
Voor de vaststelling van de behoefte van de kinderen is in beginsel het uitgangspunt het netto besteedbaar gezinsinkomen (NBGI) ten tijde van de samenleving van partijen. De rechtbank gaat voor de bepaling van dat gezinsinkomen uit van de inkomens van partijen in 2022, zijnde het laatste volledige jaar voor het uiteengaan.
3.11.
Uit de jaaropgaaf over 2022 volgt dat de vrouw een inkomen had van € 24.840,= bruto per jaar. De rechtbank houdt rekening met de van toepassing zijnde premies en heffingskortingen (algemene heffingskorting, arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting), en de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. De rechtbank houdt verder geen rekening met de door de man opgevoerde schenking die de vrouw maandelijks en jaarlijks van haar vader ontvangt volgens hem. De vrouw heeft weliswaar erkend dat zij maandelijks € 1.000,= ontvangt van haar vader in het kader van rentebetalingen over het bedrag dat zij als schenking onder schuldigerkenning ontvangt van haar vader, maar niet is vast komen te staan dat dat bedrag ook werd gebruikt voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De vrouw heeft onbetwist verklaard dat zij deze bedragen op een aparte, eigen rekening ontving en niet werden gebruikt voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
Er zal in het kader van de berekening van de behoefte van de kinderen aan de zijde van de vrouw enkel worden gerekend met het inkomen uit arbeid dat de vrouw in 2022 ontving.
3.12.
Uit de jaaropgaaf over 2022 volgt dat de man een inkomen had van € 61.268,= bruto per jaar. De rechtbank houdt rekening met de van toepassing zijnde premies en heffingskortingen (algemene heffingskorting en arbeidskorting),en de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen.
3.13.
Aan de hand van deze uitgangspunten becijfert de rechtbank het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de vrouw ten tijde van de samenleving op een bedrag van € 2.042,= per maand en van de man op een bedrag van € 3.488,= per maand. Het NBGI van partijen ten tijde van de samenleving komt dan op € 5.530,= per maand. Partijen ontvingen geen kindgebonden budget ten tijde van de samenleving.
3.14.
Dit NBGI, gevoegd bij het aantal kinderen in het gezin, levert volgens de ‘Tabel eigen aandeel van ouders in de kosten van de kinderen’ een behoefte van de kinderen op van € 1.439,= per maand voor drie kinderen. Bij dat tabelbedrag is al rekening gehouden met de ontvangen kinderbijslag. Rekening houdend met de wettelijke indexering bedraagt die behoefte nu € 1.488,= per maand, oftewel € 496,= per maand per kind.
Draagkracht van de vrouw
3.15.
Het aandeel van de onderhoudsplichtigen in de behoefte van de kinderen becijfert de rechtbank aan de hand van ieders huidig NBI, waarbij hun draagkracht wordt vastgesteld aan de hand van de formule of de tabel, zoals opgenomen in eerder genoemde aanbevelingen.
3.16.
De vrouw heeft volgens haar loonstrook van augustus 2023 een inkomen van € 1.768,31 per maand, te vermeerderen met de gebruikelijke vakantietoeslag en een eindejaarsuitkering van (12 maal € 147,30 per maand) € 1.767,60 per jaar.
3.17.
Naast voormeld inkomen dient volgens de man rekening te worden gehouden met de schenking die de vrouw ontvangt van haar vader, ter hoogte van € 17.000 per jaar, bestaande uit € 1.000,= per maand en jaarlijks ook nog € 5.000,=.
3.18.
De vrouw heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat haar vader haar een bedrag van € 200.000,= heeft geschonken onder schuldigerkenning. Daarover ontvangt zij maandelijks rentebetalingen ter hoogte van € 1.000,=. Deze schenking en rentebetalingen moeten niet mee worden genomen bij de berekening van haar draagkracht volgens haar. Op grond van de huwelijkse voorwaarden van partijen hebben zij namelijk gescheiden vermogens. Als al rekening wordt gehouden met het vermogen van de vrouw, dan moet uit worden gegaan van het voordeel uit sparen en beleggen wat de vrouw jaarlijks geniet ter hoogte van € 1.179,=, zoals blijkt uit de overgelegde aangifte inkomstenbelasting van het jaar 2022.
3.19.
De rechtbank overweegt dat bij het bepalen van de draagkracht van de vrouw rekening moet worden gehouden met al het inkomen dat zij heeft uit arbeid, woning en vermogen. Wat partijen hebben afgesproken in hun huwelijkse voorwaarden, namelijk dat sprake is van gescheiden vermogens, doet daar niet aan af. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat rekening moet worden gehouden met de renteaanspraken van de vrouw uit hoofde van het door haar vader ten titel van schenking schuldig erkende bedrag. De vrouw heeft op de mondelinge behandeling erkent dat zij feitelijk maandelijks € 1.000,= netto per maand, oftewel € 12.000,= per jaar ontvangt. Geen rekening wordt gehouden met het bedrag van € 5.000,= dat de vrouw volgens de man ook nog jaarlijks ontvangt. Ter onderbouwing hiervan heeft de man een e-mailbericht, met bijlage uit 2015, overgelegd, maar dit acht de rechtbank onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de vrouw dit bedrag ook daadwerkelijk jaarlijks ontvangt.
3.20.
De vrouw heeft op de mondelinge behandeling voorts aangegeven dat in het geval rekening wordt gehouden met de schenking van haar vader, moet worden gerekend met een hoger woonbudget. De man heeft hiertegen verweer gevoerd.
3.21.
De rechtbank zal geen rekening houden met een hoger woonbudget. Door de vrouw is namelijk niet onderbouwd waarom er dan rekening zou moeten worden gehouden met haar hogere woonlasten en dat haar hogere woonlasten niet verwijtbaar en niet vermijdbaar zijn, zodat de rechtbank aan dit standpunt voorbij gaat.
3.22.
De rechtbank houdt verder rekening met de van toepassing zijnde premies en heffingskortingen (algemene heffingskorting en arbeidskorting), en de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Aan de hand van voormelde uitgangspunten becijfert de rechtbank het huidige NBI van de vrouw op een bedrag ter hoogte van € 2.789,= per maand.
3.23.
De draagkracht van de vrouw is dan volgens de formule € 544,= per maand.
Draagkracht van de man
3.24.
De man heeft volgens de salarisspecificaties van juli, augustus en september 2023 een inkomen van € 5.112,= bruto per maand. Verder is door de man onweersproken aangevoerd dat moet worden gerekend met de gebruikelijke vakantietoeslag. De rechtbank houdt voorts rekening met de van toepassing zijnde premies en heffingskortingen (algemene heffingskorting, arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting), en de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Daarnaast komt de man met dit inkomen in aanmerking voor een kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop van € 6.112,= op jaarbasis. Aan de hand van deze uitgangspunten becijfert de rechtbank het huidige NBI van de man op een bedrag ter hoogte van € 4.313,= per maand.
3.25.
De draagkracht van de man is dan volgens de formule € 1.291,= per maand.
Verdeling van de draagkracht
3.26.
De verdeling van de kosten van de kinderen over de onderhoudsplichtigen wordt dan berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte van de kinderen, oftewel:
het aandeel van de man bedraagt: € 1.291 / € 1.835 x € 1.488 = € 1.047,=
het aandeel van de vrouw bedraagt: € 544 / € 1.835 x € 1.488 = € 441,=.
Zorgkorting
3.27.
Partijen zijn het eens over toepassing van een zorgkorting van 35%. Nu de totale behoefte van de kinderen € 1,488,= per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting een bedrag van € 522,= per maand, oftewel € 174,= per maand per kind.
3.28.
Nu de kinderen aan de man zijn toevertrouwd zal het aandeel van de vrouw worden verminderd met het bedrag aan zorgkorting. Dit leidt ertoe dat de vrouw geen bijdrage is verschuldigd aan de man. Dit is tevens ook niet verzocht.
3.29.
In beginsel wordt een kinderbijdrage betaald aan de ouder aan wie de kinderen zijn toevertrouwd. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de andere ouder alleen de kosten betaalt als de kinderen bij hem of haar verblijven, en dat de andere ouder alle andere kosten betaalt. In sommige gevallen is de ouder aan wie de kinderen niet zijn toevertrouwd niet in staat de zorgkosten van de kinderen te betalen. Dit kan aanleiding zijn alsnog een bijdrage vast te stellen die de ouder aan wie de kinderen zijn toevertrouwd aan de andere ouder dient te betalen. In dit geval bedragen de zorgkosten € 522,= per maand en de vrouw heeft een draagkracht van € 544,= per maand. Zij wordt dus in staat geacht de zorgkosten volledig te voldoen, zodat geen kinderbijdrage zal worden vastgesteld die de man aan haar moet betalen. Het verzoek van de vrouw een kinderbijdrage vast te stellen wordt daarom afgewezen.
Aanhechten van berekeningen
3.30.
De rechtbank heeft berekeningen gemaakt. Exemplaren van deze berekeningen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.

4.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat aan de man worden toevertrouwd de minderjarigen
1. [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2017 te [geboorteplaats 1] ,
2. [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2019 te [geboorteplaats 2] ,
3. [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2022 te [geboorteplaats 2] ,
bepaalt dat partijen en genoemde minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op de volgende wijze:
- in de oneven weken van zondagavond 18.30 uur tot en met dinsdagavond 18.30 uur verblijven de kinderen bij de man;
- van dinsdagavond 18.30 uur tot vrijdagavond 18.30 uur in de oneven weken verblijven de kinderen bij de vrouw;
- van vrijdagavond 18.30 uur tot en met dinsdagavond 18.30 uur in de even weken verblijven de kinderen bij de man;
- van dinsdagavond 18.30 uur tot zondagavond 18.30 uur in de even weken verblijven de kinderen bij de vrouw;
- met uitzondering van dinsdag [geboortedag 2] 2023, op die dag brengt de man de kinderen om 15.00 uur naar de vrouw, en [geboortedag 1] 2023, op die dag zijn partijen na school samen op het kinderfeestje van [minderjarige 1] , daarna gaan de kinderen naar de man en start zijn omgangsweekend;
- in de kerstvakantie 2023/2024 verblijven de kinderen:
- het eerste weekend bij de man tot eerste kerstdag om 18.30 uur;
- van eerste kerstdag 18.30 uur tot tweede kerstdag 18.30 uur bij de vrouw;
- van tweede kerstdag 18.30 uur tot 1 januari 2024 9.00 uur bij de man;
- van 1 januari 2024 9.00 uur tot 8 januari bij de vrouw, zij brengt de kinderen weer naar school;
- op 8 januari na school gaan de kinderen naar de man en geldt de reguliere zorgregeling weer.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Benjaddi, en, in tegenwoordigheid van mr. Reijerse, griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 november 2023.