ECLI:NL:RBZWB:2023:841

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
22/1406
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van kostenvergoeding na naheffingsaanslag parkeerbelasting

Op 13 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende uit Spijkenisse en de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats]. De zaak betreft een beroep tegen de afwijzing van een verzoek om kostenvergoeding na de oplegging van een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar had de naheffingsaanslag opgelegd op 26 november 2021, maar verklaarde het bezwaar van de belanghebbende gegrond, waardoor de naheffingsaanslag werd vernietigd. Echter, het verzoek om kostenvergoeding werd afgewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende parkeerbelasting had betaald voor een verkeerde zone en dat de naheffingsaanslag dus aan de belanghebbende te wijten was. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onrechtmatigheid aan de zijde van het bestuursorgaan, zoals bedoeld in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak op bezwaar was gedaan door een bevoegde Teammanager Handhaving en Wijkveiligheid, en niet door dezelfde persoon die de naheffingsaanslag had opgelegd.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, wat betekende dat de belanghebbende het griffierecht niet terugkreeg en er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1406
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit Spijkenisse, belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats], de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de afwijzing van de heffingsambtenaar op het verzoek om kostenvergoeding van 2 maart 2022.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard, waarbij de in bedoelde naheffingsaanslag is vernietigd. Daarbij is het verzoek om kostenvergoeding afgewezen.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 10 februari 2023 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

2.Feiten

2.1.
De naheffingsaanslag parkeerbelasting is aan belanghebbende opgelegd ter zake van parkeren aan de [straatnaam] te [plaats] op 26 november 2021.
2.2.
De heffingsambtenaar heeft, na door belanghebbende gemaakt bezwaar, de naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigd nadat is gebleken dat belanghebbende op 26 november 2021 wel was aangemeld voor mobiel parkeren, maar voor een andere zone.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
In artikel 7:15, tweede lid, van de Awb is bepaald dat, voor zover een bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken op verzoek worden vergoed.
3.2.
De rechtbank overweegt dat belanghebbende parkeerbelasting heeft betaald voor een verkeerde zone en dat het dus aan belanghebbende is te wijten dat de onderhavige naheffingsaanslag parkeerbelasting werd opgelegd. Op de parkeercontroleur rust geen plicht om na te gaan of ter zake van het parkeren misschien parkeerbelasting is betaald in een andere zone. Van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid als bedoeld in 3.1 is dus geen sprake.
3.3.
Anders dan belanghebbende meent, is de uitspraak op bezwaar niet door een onbevoegde persoon gedaan. De uitspraak op bezwaar is gedaan door de Teammanager Handhaving en Wijkveiligheid. Aan de Teammanager Handhaving en Wijkveiligheid is door burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] mandaat verleend om bezwaar- en beroepschriften tegen de heffing van parkeerbelastingen te behandelen. [1]
3.4.
De uitspraak op bezwaar is niet gedaan door dezelfde persoon die de naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. De heffingsambtenaar heeft onweersproken verklaard dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting is opgelegd door een medewerker van de gemeente [plaats] die is belast met de heffing van parkeerbelastingen.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat belanghebbende daarom het griffierecht niet terugkrijgt.
4.2.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, op 13 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Artikel II, tweede lid, van het Mandaatbesluit heffings- en invorderingsambtenaar van de gemeente [plaats] .