Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- het vonnis van de meervoudige kamer van 3 oktober 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 20 februari 2022 in verzekering is gesteld, op 23 februari 2022 in bewaring is gesteld, op 2 maart 2022 de gevangenhouding van verzoeker is bevolen en verzoeker op 3 maart 2022 middels een schorsing van de voorlopige hechtenis in vrijheid is gesteld;
- de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 5 maart 2022 is aangehouden wegens verdenking van het overtreden van zijn schorsingsvoorwaarden en op 9 maart 2022 door een afwijzing van de vordering opheffing schorsing door de rechtbank in vrijheid is gesteld;
- de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie.
2.De beoordeling
12 dagen in verzekering en/of voorlopige hechtenisdoorgebracht, waarvan 3 dagen op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
€ 1.290,-
€ 680,-toegekend omdat de rechtbank verzoeker in het gelijk heeft gesteld voor wat betreft de dagen die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
3.De beslissing
€ 1.290,-bestaande uit:
€ 680,-bestaande uit:
€ 1.970,-zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor mr. Cicek, onder vermelding van [kenmerk]