ECLI:NL:RBZWB:2023:8408

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
22-028040 en 22-028039
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding eiste wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De verzoekschriften waren ingediend op 7 december 2022 en betroffen een vergoeding van in totaal € 1.940,- voor schade door inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, alsook € 340,- tot € 680,- voor kosten van de indiening en behandeling van de verzoekschriften. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. B. Çiçek, was niet aanwezig bij de behandeling van de zaak op 29 september 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in totaal 12 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 3 dagen op het politiebureau. De rechtbank heeft geoordeeld dat de dagen na de aanhouding op 5 maart 2022 wegens overtreding van schorsingsvoorwaarden niet onder de reikwijdte van artikel 533 Sv vallen, en heeft het verzoek op dat punt afgewezen. De rechtbank heeft echter wel een schadevergoeding van € 1.290,- toegewezen, bestaande uit € 680,- voor de kosten van de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer. De beslissing is genomen in het kader van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de rechtbank de billijkheid van de vergoeding heeft overwogen. De rechtbank heeft de verzoeken voor het overige afgewezen en bepaald dat het toegekende bedrag zal worden overgemaakt op naam van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor mr. Çiçek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/043722-22
rk-nummers: 22-028040 en 22-028039
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 7 december 2022, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende op [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. B. Çiçek, Lage Mosten 49 te 4822 NK Breda.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 1.940,-, € 1.940,-, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,- dan wel € 680,- bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het vonnis van de meervoudige kamer van 3 oktober 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 20 februari 2022 in verzekering is gesteld, op 23 februari 2022 in bewaring is gesteld, op 2 maart 2022 de gevangenhouding van verzoeker is bevolen en verzoeker op 3 maart 2022 middels een schorsing van de voorlopige hechtenis in vrijheid is gesteld;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 5 maart 2022 is aangehouden wegens verdenking van het overtreden van zijn schorsingsvoorwaarden en op 9 maart 2022 door een afwijzing van de vordering opheffing schorsing door de rechtbank in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie.
Op 29 september 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. K. Pieters, en mr. B. Çiçek als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker is vrijgesproken. Verzoeker stelt immateriële schade te hebben geleden als gevolg van de door hem ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Verzoeker komt op een totaal van 3 dagen doorgebracht in verzekering en 9 dagen voorlopige hechtenis tot aan de schorsing. Vervolgens is hij op 5 maart 2022 aangehouden in verband met de verdenking van het overtreden van de schorsingsvoorwaarden. De officier van justitie heeft verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, maar deze vordering is door de rechtbank afgewezen, waarna verzoeker op 9 maart 2022 in vrijheid is gesteld. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat deze dagen die hij op het politiebureau heeft doorgebracht ook voor vergoeding in aanmerking dienen te komen. Verzoeker heeft aldus in totaal 8 dagen (van 20 t/m 22 februari 2022 en 5 t/m 9 maart 2022) verbleven op het politiebureau en hij heeft 9 dagen verbleven in voorlopige hechtenis. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 1.940,- (€ 1.040,- plus € 900,-), te vermeerderen met de forfaitaire kosten voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften.
In raadkamer heeft de advocaat hieraan toegevoegd dat in het geval dat de dagen die verzoeker vanaf 5 maart 2022 op het politiebureau heeft doorgebracht niet onder de reikwijdte van artikel 533 Sv vallen, dat in ieder geval naar de geest van de wet verzoeker schadeloos gesteld moet worden. Verzoeker heeft onterecht vastgezeten en het Openbaar Ministerie heeft verzoeker te laat voor de rechter gebracht. Het vergoeden van deze dagen is dan een juiste reactie op het handelen van het Openbaar Ministerie en toepassing van artikel 533 Sv is daarvoor de meest aangewezen manier. Ten aanzien van de forfaitaire vergoeding voert de advocaat aan dat er gelet op de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie al een betwisting over het aantal dagen inbewaringstelling bestond en een raadkamer behandeling derhalve aangewezen was.
De officier van justitie refereert zich aan de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie, behalve voor wat betreft de toe te kennen dagen die verzoeker in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, nu is gebleken dat het inderdaad om 9 dagen gaat. Ten aanzien van de dagen die verzoeker na de aanhouding door het overtreden van de schorsingsvoorwaarden op het politiebureau heeft doorgebracht stelt de officier van justitie dat deze buiten de reikwijdte van artikel 533 Sv vallen en niet voor vergoeding in aanmerking komen. Nu de wettelijke grondslag van deze vergoeding ontbreekt en de advocaat op voorhand redelijkerwijs had moeten weten dat deze dagen niet voor vergoeding in aanmerking komen, stelt de officier van justitie dat het toewijzen van een vergoeding aan de advocaat voor de behandeling in raadkamer van het verzoekschrift niet billijk is.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank stelt vast dat verzoeker op 5 maart 2022 is aangehouden wegens verdenking van het overtreden van zijn schorsingsvoorwaarden en op 9 maart 2022 door een afwijzing van de opheffing schorsing door de rechtbank in vrijheid is gesteld. Ten aanzien van deze dagen is de rechtbank van oordeel dat deze niet zijn aan te merken als inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis en derhalve niet onder de reikwijdte van artikel 533 Sv vallen, zodat het verzoek op dit punt niet kan worden toegewezen.
Verzoeker heeft
12 dagen in verzekering en/of voorlopige hechtenisdoorgebracht, waarvan 3 dagen op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 1.290,-
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,-toegekend omdat de rechtbank verzoeker in het gelijk heeft gesteld voor wat betreft de dagen die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.290,-bestaande uit:
- schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 680,-bestaande uit:
- de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.970,-zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor mr. Cicek, onder vermelding van [kenmerk]
Deze beslissing is op 13 oktober 2023 gegeven door mr. E.G.F. Vliegenberg, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).