ECLI:NL:RBZWB:2023:8403

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
23-004843 (530 Sv) en 23-004842 (533 Sv)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schadevergoeding wegens onterecht ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis

Op 2 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker schadevergoeding heeft aangevraagd wegens onterecht ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Verzoeker, die op 22 december 2022 is vrijgesproken, heeft twee verzoekschriften ingediend, één op 21 februari 2023 door mr. C. Van Aken en een tweede op 24 februari 2023 door mr. G.J.P.M. Mooren. Beide advocaten zijn opgeroepen voor de behandeling in raadkamer, maar verzoeker zelf is niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker 3 dagen in verzekering en 11 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en dat hij immateriële schade heeft geleden. De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie, waarin werd gesteld dat er maar eenmaal een vergoeding voor de schade kan worden toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker ontvankelijk is in het verzoekschrift van mr. Mooren en niet-ontvankelijk in dat van mr. Van Aken, omdat het verzoekschrift van mr. Mooren als aanvulling op het eerste verzoekschrift kan worden gezien. De rechtbank heeft besloten om een schadevergoeding van € 340,00 toe te kennen voor de kosten van de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer. De overige verzoeken zijn afgewezen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/322238-22
rk-nummers: 23-004843 (530 Sv) en 23-004842 (533 Sv)
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 24 februari 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. C. Van Aken op het adres Markt 33 (4931 BR) Geertruidenberg
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 Het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 1.390,00, € 1.390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis; en
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor:
- het indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 22 december 2022, waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 9 december 2022 in verzekering is gesteld en op 22 december 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
In raadkamer heeft de voorzitter van de rechtbank geconstateerd dat verzoeker kennelijk tweemaal rechtsbijstand heeft verzocht voor het opstellen, indienen en in raadkamer behandelen van het verzoekschrift. Door deze gang van zaken is tweemaal een verzoekschrift voor vergoeding van de schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis ingediend, te weten op 21 februari 2023 door mr. C. Van Aken en op 24 februari 2023 door mr. G.J.P.M. Mooren. Beide advocaten zijn opgeroepen voor de raadkamerbehandeling van het verzoekschrift en in raadkamer aanwezig. Tevens is aanwezig de officier van justitie, mr. L. van Hemert.
Namens verzoeker is door mr. Van Aken aangevoerd dat de strafzaak tegen hem is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Verzoeker is immers op 22 december 2022 vrijgesproken. Verzoeker stelt immateriële schade te hebben geleden als gevolg van de door hem ondergane inverzekeringstelling (3 dagen) en voorlopige hechtenis (10 dagen). Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 1.390,00 (3x 130,00 euro plus 10 x 100,00 euro), te vermeerderen met de forfaitaire kosten voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften. In raadkamer heeft mr. Van Aken hieraan toegevoegd dat hij het verzoekschrift mondeling wil aanvullen naar een bedrag van € 1.490,00 (3x 130,00 euro plus 11 x 100,00 euro) nu is gebleken dat verzoeker 14 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De officier van justitie refereert zich aan de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie in die zin dat er maar eenmaal een vergoeding voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis aan verzoeker kan worden toegewezen. Nu beide advocaten werkzaamheden hebben verricht voor het opstellen, indienen en in raadkamer behandelen van het verzoekschrift acht de officier van justitie het redelijk dat de forfaitaire vergoeding wordt verdeeld. Anders dan in de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie is vermeld, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verzoeker in het verzoekschrift van mr. Mooren niet-ontvankelijk dient te worden verklaard aangezien het verzoekschrift van mr. Van Aken eerder is ingediend en derhalve ontvankelijk is.
Ten aanzien van de verdeling van de forfaitaire vergoeding voert mr. Van Aken aan dat hij zich verzet tegen een verdeling van de vergoeding met mr. Mooren. Hierbij is van belang dat verzoeker in het verzoekschrift van mr. Mooren niet-ontvankelijk dient te worden verklaard aangezien het verzoekschrift van mr. Van Aken eerder is ingediend en derhalve ontvankelijk is.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank stelt vast dat namens verzoeker twee verzoekschriften zijn ingediend strekkende tot vergoeding van de schade als gevolg van ten onrechte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen. Aan verzoeker kan maar eenmaal een vergoeding voor deze schade worden toegewezen. De rechtbank stelt vast dat het verzoekschrift van mr. Mooren uitgaat van elf dagen voorlopige hechtenis en mr. Van Aken van 10 dagen. Vaststaat dat verzoeker 3 dagen in verzekering en 11 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat het verzoekschrift dat in het voordeel van verzoeker is moet worden toegewezen. Dit betekent dat verzoeker ontvankelijk wordt geacht in het verzoekschrift van mr. Mooren en dat verzoeker in het verzoekschrift van mr. Van Aken niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dat dit verzoekschrift wel eerder is ingediend acht de rechtbank in deze niet bepalend, temeer nu het verzoekschrift van mr. Mooren ook als een aanvulling of wijziging van het eerste verzoekschrift zou kunnen worden gezien. Het mondeling aanvullen van het verzoekschrift zoals mr. Van Aken heeft gedaan is niet mogelijk.
Ten aanzien van de forfaitaire vergoeding is de rechtbank van oordeel dat het redelijk is dat aan beide advocaten een forfaitaire vergoeding wordt toegekend aangezien zij beiden niet wisten dat verzoeker tweemaal om rechtsbijstand voor het indienen van het verzoekschrift had verzocht. Echter is de rechtbank ook van oordeel dat de consequenties van het handelen van verzoeker niet voor de rekening van de staat dienen te komen en acht zij het redelijk en billijk om aan beide raadslieden een bedrag van
€ 340,00toe te wijzen voor het indienen, opstellen en in raadkamer behandelen van het verzoekschrift.

3.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart verzoeker in het klaagschrift van mr. Van Aken onder rk-nummer 23-004842
  • wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv onder rk-nummer 23-004843 (530 Sv) toe tot een bedrag van
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 340,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Van Aken Legal Advocatuur, onder vermelding van [kenmerk]
Deze beslissing is op 2 oktober 2023 gegeven door mr. E.G.F. Vliegenberg, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).