ECLI:NL:RBZWB:2023:8400

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
23-008125 en 23-022807
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en kosten rechtsbijstand na vrijspraak in strafzaak

Op 2 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met parketnummer 02/249392-22, rk-nummers 23-008125 en 23-022807. De rechtbank heeft verzoekschriften ontvangen op 27 maart 2023, ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.J.P.M. Mooren. De verzoeker, die in 1989 is geboren, heeft schadevergoeding aangevraagd voor de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, alsook voor kosten van rechtsbijstand. Tijdens de zitting op 18 september 2023 is de officier van justitie, mr. L. van Hemert, gehoord, evenals de advocaat van verzoeker. Verzoeker is niet verschenen, maar heeft aangevoerd dat de strafzaak tegen haar is beëindigd door vrijspraak op 6 januari 2023. Ze claimt immateriële schade van € 130,00 voor de inverzekeringstelling en € 2.054,40 voor rechtsbijstandskosten, plus bijkomende kosten voor de indiening van de verzoekschriften.

De rechtbank overweegt dat, gezien de beëindiging van de strafzaak zonder veroordeling, verzoeker recht heeft op schadevergoeding op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank concludeert dat de gevraagde bedragen billijk zijn en toekenningswaardig. De rechtbank kent € 130,00 toe voor de inverzekeringstelling, € 2.054,40 voor de kosten van rechtsbijstand, en € 680,00 voor de kosten van de indiening en behandeling van de verzoekschriften. De totale schadevergoeding bedraagt € 2.864,40, dat zal worden overgemaakt aan de Stichting Beheer Derdengelden mr. G.J.P.M. Mooren. De beslissing is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/249392-22
rk-nummers: 23-008125 en 23-022807
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 27 maart 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. G.J.P.M. Mooren, Postbus 902 te 5000 AX Tilburg
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 130,-, € 130,-, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.054,40, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het
  • mondelinge vonnis van de politierechter van 6 januari 2023 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 1 oktober 2022 in verzekering is gesteld en op 1 oktober 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
Op 18 september 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. L. van Hemert en mr. G.J.P.M. Mooren als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoekster is aangevoerd dat de strafzaak tegen haar is beëindigd, nu zij op 6 januari 2023 is vrijgesproken. Verzoekster stelt immateriële schade te hebben geleden als gevolg van de door haar ondergane inverzekeringstelling van één dag. Verzocht wordt om haar hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 130,00. Daarnaast heeft verzoekster in verband met de strafzaak kosten voor rechtsbijstand gemaakt. Verzocht wordt om haar hiervoor een vergoeding ter hoogte van € 2.054,40 toe te kennen, te vermeerderen met de forfaitaire kosten voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften. In raadkamer heeft de advocaat hieraan toegevoegd dat gelet op een recente uitspraak van de rechtbank in Almelo waar een billijkheidstoetsing ten aanzien van een uurtarief van een advocaat heeft plaatsgevonden 245,- euro een gematigd tarief is voor een strafrechtspecialist.
In afwijking van het schriftelijke standpunt dat van de zijde van het Openbaar Ministerie eerder is ingenomen, is de e officier van justitie in raadkamer de mening toegedaan dat de vordering billijk is en dat het gehele verzoek toegewezen kan worden.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
1 dag in verzekeringop het politiebureau doorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 130,-.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 2.054,40is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 130,-bestaande uit:
- € 130,-, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.734,4‬0bestaande uit:
- € 2.054,40 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
2.864,40 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden mr. G.J.P.M. Mooren, onder vermelding van [kenmerk]
Deze beslissing is op 2 oktober 2023 gegeven door mr. E.G.F. Vliegenberg, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).