ECLI:NL:RBZWB:2023:8398

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
23-008788 en 23-022804
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en kosten rechtsbijstand na voorlopige hechtenis

Op 2 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met parketnummer 02/001075-23, rk-nummers 23-008788 en 23-022804. Het betreft verzoekschriften op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) die op 3 april 2023 zijn ingediend. Verzoeker, die in verband met een strafzaak twee dagen in verzekering is gesteld, verzoekt om schadevergoeding voor de ondergane inverzekeringstelling en kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker tijdig heeft verzocht en dat de zaak is geseponeerd op 2 januari 2023. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld en de kosten van rechtsbijstand als redelijk en toewijsbaar beschouwd. De rechtbank heeft de verzoeken tot schadevergoeding en kosten van rechtsbijstand toegewezen, waarbij een totaalbedrag van € 1.375,78 is vastgesteld. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier J.H. Cornelissen en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/001075-23
rk-nummers: 23-008788 en 23-022804
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 3 april 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1996 [geboorteplaats]
wonende op [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. G.J.P.M. Mooren, Postbus 902 te 5000 AX Tilburg
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,-, € 260,-, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 435,78, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 2 januari 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 1 januari 2023 in verzekering is gesteld en op 2 januari 2023 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
Op 18 september 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. L. van Hemert en mr. G.J.P.M. Mooren als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen hem op 2 januari 2023 is geseponeerd. Verzoeker stelt immateriële schade te hebben geleden als gevolg van de door hem ondergane inverzekeringstelling van twee dagen. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 260,-. Daarnaast heeft verzoeker in verband met de strafzaak kosten voor rechtsbijstand gemaakt. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding ter hoogte van € 435,78 toe te kennen, te vermeerderen met de forfaitaire kosten voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften. In raadkamer heeft de advocaat hieraan toegevoegd dat hij pas kennis heeft genomen van de sepotbeslissing tijdens het telefoon gesprek met verzoeker op 4 januari 2023. De advocaat acht de gemaakte kosten dan ook redelijk en voor vergoeding toewijsbaar.
In afwijking van de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie heeft de officier van justitie zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat gelet op de ontvangstbevestiging van het verzoekschrift van 3 april 2023 er twijfel bestaat over de juistheid van de datum van de stempel van 7 april 2023. Nu er twijfel bestaat over de datum van indiening dient deze twijfel in het voordeel van verzoeker uit te vallen en dient verzoeker ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoekschrift. Ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand stelt de officier van justitie zich naar aanleiding van de toelichting in raadkamer op het standpunt dat deze kosten redelijk en toewijsbaar zijn.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op de ontvangstbevestiging van de strafgriffie van deze rechtbank heeft verzoeker het verzoekschrift op 3 april 2023 tijdig ingediend. De rechtbank verklaart verzoeker derhalve ontvankelijk in zijn verzoek.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
2 dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,-.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 435,78,is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,-, bestaande uit:
- € 260,-, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.115,78, bestaande uit:
- € 435,78, aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.375,78‬ zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Westpoint advocaten I mediators, onder vermelding van [kenmerk]
Deze beslissing is op 2 oktober 2023 gegeven door mr. E.G.F. Vliegenberg, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).