In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting opgelegd, welke door belanghebbende werd bestreden. Het beroepschrift werd echter pas na afloop van de beroepstermijn ingediend, wat leidde tot de vraag of deze termijnoverschrijding verschoonbaar was.
De rechtbank constateert dat het beroepschrift op 12 augustus 2022 is ontvangen, maar dat de termijn voor indiening al was verstreken. Belanghebbende voerde aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege de plotselinge dood van zijn zoon in 2021, wat zijn reactie op zaken had vertraagd. De inspecteur steunde deze stelling. De rechtbank oordeelt echter dat, ondanks de moeilijke omstandigheden, er geen rechtvaardiging is voor de termijnoverschrijding. Belanghebbende had eerder al geprocedeerd en was zich bewust van de geldende termijnen. Bovendien is het niet kunnen betalen van een advocaat geen grond voor verschoonbaarheid.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.