ECLI:NL:RBZWB:2023:836

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
10039482_E07022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de VvE bij besluitvorming over privé gedeelten in een zorgcentrum

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een zorgcentrum. De verzoeker, eigenaar van een appartementsrecht, verzocht om vernietiging van een besluit van de VvE om een zithoekje terug te plaatsen bij de entree van het zorgcentrum. De verzoeker stelde dat de VvE niet bevoegd was om over het gebruik van de entree, dat volgens hem een privé gedeelte is, te beslissen. De VvE voerde aan dat de entree deel uitmaakt van een gemeenschappelijk gedeelte, omdat zij eigenaar is van het appartementsrecht dat het zorgcentrum omvat.

De kantonrechter oordeelde dat de vergadering van de VvE inderdaad niet bevoegd was om een besluit te nemen over het gebruik van het privé gedeelte, aangezien de entree van het zorgcentrum onder het appartementsrecht van de VvE valt. De rechter benadrukte dat besluiten die onbevoegd zijn genomen, nietig zijn op grond van artikel 2:14 BW. Hoewel de verzoeker terecht aanvoerde dat de vergadering niet bevoegd was, kon zijn verzoek tot vernietiging niet worden toegewezen, omdat er geen geldig besluit lag dat vernietigd kon worden. De verzoeker werd in de proceskosten veroordeeld, omdat hij in het ongelijk werd gesteld.

De uitspraak benadrukt de scheiding tussen privé en gemeenschappelijke gedeelten binnen appartementsrechten en de bevoegdheden van de VvE in dit kader. De beslissing van de kantonrechter biedt duidelijkheid over de rol van de VvE bij het nemen van besluiten die betrekking hebben op privé gedeelten, en bevestigt dat dergelijke besluiten nietig zijn als ze buiten de bevoegdheid van de VvE vallen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10039482 \ OV VERZ 22-5205
Beschikking van 7 februari 2023
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats 1] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. M.W. Dieleman,
tegen
DE VERENIGING VAN EIGENAARS [verweerder],
te [plaats 1] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: de VvE,
gemachtigde: mr. S. Saija.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 29 juli 2022 ter griffie ontvangen verzoekschrift met bijlagen 1 tot en met 5;
  • het verweerschrift met bijlagen 1 tot en met 9;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 10 januari 2023 en de op die mondelinge behandeling door mr. Dieleman overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is aan partijen medegedeeld dat heden schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.

2.De feiten

2.1.
Het complex “ [verweerder] ” te [plaats 1] is gesplitst in appartementsrechten. Daarbij is de VvE opgericht. De eigenaars van de appartementsrechten zijn van rechtswege lid van de VvE.
2.2.
In de splitsingsakte staat in artikel 2:
“De bestemming van de privégedeelten als bedoeld in artikel 17 lid 4 van het modelreglement is:
(…)
d. van het appartementsrecht met [indice 1] , zorgcentrum.”
Op de splitsingsakte is het “Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten januari 1992” (hierna: het modelreglement) van toepassing. In het modelreglement staat onder “G. Gebruik, beheer en onderhoud van de privé gedeelten” in artikel 17 lid 4:
“Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht het privé gedeelte te gebruiken overeenkomstig de daaraan nader in de akte gegeven bestemming.
Een gebruik dat afwijkt van deze bestemming is slechts geoorloofd met toestemming van de vergadering. De vergadering kan bij het verlenen van de toestemming bepalen dat deze weer kan worden ingetrokken.
In geval van een zodanig afwijkend gebruik, is artikel 5:119 tweede lid van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.”
2.3.
Het complex bestaat uit een aantal gebouwen. Eén van die gebouwen is het [naam gebouw] . Onderstaand is de splitsingstekening van de begane grond van het [naam gebouw] afgebeeld. Daarop zijn de appartementsrechten met indices [indice 1] en [indice 2] ingetekend:
2.4.
[verzoeker] is eigenaar van het appartementsrecht [indice 2] dat recht geeft op het gebruik van de woning aan de [adres 1] De VvE is eigenaar van het appartementsrecht [indice 1] dat recht geeft op het gebruik van het zorgcentrum aan de [adres 2] . De entree van het zorgcentrum is op de bovenstaande splitsingstekening in het appartementsrecht [indice 1] in de hoek linksonder ingetekend.
2.5.
Op 30 juni 2022 heeft de vergadering van de VvE plaatsgevonden. [verzoeker] was daarbij niet aanwezig. De vergadering heeft het besluit genomen een zithoekje terug te plaatsen op de entree van het zorgcentrum. In de notulen van de vergadering staat, voor zover van belang:
16. Voorstel legalisering zithoekjes – Stemming
Het agendavoorstel is ingediend door de heren [naam 1] en [naam 2] . Zij trekken hun voorstel in.
De voorzitter geeft aan dat naar aanleiding van het voorstel er diverse reacties van bewoners zijn ontvangen. In de vergadering volgt een discussie over de zithoekjes. Met name het zithoekje bij het Zorgcentrum komt ter sprake. De voorzitter refereert aan de ingezonden brief van de heer [verzoeker] . De voorzitter geeft de leden in overweging mee dat zij in het uitbrengen van hun stem in ogenschouw nemen wat zij zouden stemmen als het een bankje betrof die dichtbij hun woonkamerraam zou komen te staan.
De voorzitter besluit, na aandringen van de vergadering, om alsnog schriftelijk te stemmen over het zithoekje bij het Zorgcentrum. Over het legaliseren van de momenteel 8 gesitueerde zitplekjes op het park wordt niet gestemd.
De uitslag van de stemming van het legaliseren van het zithoekje bij het Zorgcentrum:
Niet geldig: 41 stemmen
Blanco: 144 stemmen
Tegen: 140 stemmen
Voor: 353 stemmen.
Met een meerderheid van 353 stemmen is het voorstel aangenomen. Dit betekent dat de vergadering in meerderheid besloten heeft het zithoekje terug te plaatsen bij de ingang van het Zorgcentrum.”
2.6.
Bij e-mail van 1 juli 2022 heeft de heer [naam 3] , werkzaam bij de bestuurder van de VvE, [VvE naam] , bericht aan [verzoeker] dat de vergadering heeft besloten dat het zithoekje bij het zorgcentrum mag worden teruggezet.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt om het besluit betreffende het legaliseren van de zithoekjes te vernietigen voor zover dit tevens betrekking heeft op het zithoekje dat is gesitueerd bij de ingang van het zorgcentrum naast het appartement van [verzoeker] , met veroordeling van de VvE in de kosten van de procedure.
3.2.
[verzoeker] legt – samengevat – het volgende ten grondslag aan zijn verzoek. Hij stelt
-voor het eerst ter zitting- dat de vergadering niet het bevoegde orgaan is om een besluit te nemen over het zithoekje. Daarvoor voert hij aan dat het zithoekje is geplaatst op de entree van het zorgcentrum. Dat is een privé gedeelte. De vergadering gaat niet over privé gedeeltes. Zij is slechts bevoegd om besluiten te nemen over gemeenschappelijke gedeeltes. Verder stelt [verzoeker] dat indien de entree wel als gemeenschappelijk gedeelte wordt aangemerkt, het besluit onduidelijk is en het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
3.3.
De VvE voert – voor zover van belang – het volgende verweer. Zij stelt dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat hij heeft verzuimd het in te dienen binnen de vervaltermijn van één maand na kennisname van het besluit.
3.4.
Indien [verzoeker] wel ontvankelijk is in zijn verzoek, is volgens de VvE juist dat de entree van het zorgcentrum onderdeel is van een privé gedeelte en daarmee geen gemeenschappelijke ruimte als bedoeld in het modelreglement. Volgens de VvE is daarbij echter van belang, dat de VvE de eigenaar is van het appartementsrecht dat recht geeft op het gebruik van het privé gedeelte. Het appartementsrecht is daarmee gezamenlijk eigendom van de eigenaars van het complex, zodat de entree is aan te merken als een gemeenschappelijk gedeelte, aldus de VvE. De VvE betwist dat het besluit niet duidelijk is of in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid van het verzoekschrift
4.1.
Het bestreden besluit is op 1 juli 2022 door [verzoeker] ontvangen. Het verzoekschrift is op 29 juli 2022 ter griffie ontvangen. Het verzoek is derhalve ingediend binnen de termijn van een maand na kennisname van het besluit in artikel 5:130 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) en daarmee tijdig gedaan. [verzoeker] kan derhalve in zijn verzoek worden ontvangen.
Vernietiging van het besluit
4.2.
Op grond van artikel 2:15 lid 1 BW is een besluit vernietigbaar wegens strijd met de wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen (sub a), wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt geëist (sub b) of wegens strijd met het huishoudelijk reglement (sub c). Volgens de wetsgeschiedenis wordt in het appartementsrecht met de statutaire bepalingen bedoeld de splitsingsakte (
MvA II, Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5 en 6 Boek 5, p. 1103). De aanhef van artikel 2:15 lid 1 BW veronderstelt dat er een geldig – zij het aantastbaar – besluit ligt
(Kamerstukken II, 1982/83, 17725, 3, pag. 59-61). Dat is een belangrijk verschil met artikel 2:14 lid 1 BW, waarin is bepaald dat een besluit nietig is, indien het in strijd is met de wet of de statuten. Deze nietigheid werkt van rechtswege en brengt van meet af aan mee dat het besluit niet rechtsgeldig is.
4.3.
De vergadering is ingevolge artikel 5:128 lid 1 BW het bevoegde orgaan om regels te stellen betreffende het gebruik van – kort gezegd – de gemeenschappelijke gedeeltes, voor zover het reglement daarover geen bepalingen bevat.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil, dat het appartementsrecht [indice 1] met de bestemming zorgcentrum, een privé gedeelte betreft. Uit de splitsingstekening volgt dat de entree in de hoek linksonder valt binnen de grenzen van het appartementsrecht, zodat de entree onderdeel uitmaakt van het privé gedeelte.
4.5.
Tussen partijen is evenmin in geschil, dat de VvE de eigenaar is van het appartementsrecht [indice 1] . De VvE is krachtens artikel 5:124 lid 1 BW een rechtspersoon. Zij heeft een eigen afgescheiden vermogen. De omstandigheid dat de VvE wordt gevormd door haar leden/de eigenaars van het complex of dat zij ingevolge artikel 5:126 lid 1 BW het beheer voert over gemeenschappelijke gedeeltes, betekent, anders dan de VvE meent, niet zonder meer (en meer is niet gesteld of gebleken) dat dit appartementsrecht dus gezamenlijk eigendom zou zijn van alle eigenaren en daarmee als gemeenschappelijk gedeelte zou moeten worden aangemerkt.
4.6.
Aangezien het appartementsrecht [indice 1] een privé gedeelte is, is de vergadering in het kader van de uitvoering van haar taak in artikel 5:128 lid 1 BW niet bevoegd om een besluit te nemen over het gebruik van dat privé gedeelte. Het valt onder de eigen bevoegdheid van (het bestuur van) de VvE hoe zij het haar toekomend privé gedeelte gebruikt, mits dat gebruik in overeenstemming is met de splitsingsakte, het modelreglement en het huishoudelijk reglement.
4.7.
Op grond van artikel 17 lid 4 van het modelreglement is de vergadering wel bevoegd om te oordelen over het verlenen van toestemming in het geval de VvE haar appartementsrecht wil gebruiken in afwijking van de bestemming als zorgcentrum conform artikel 2 sub d van de splitsingsakte. Niet gesteld of gebleken is echter dat het plaatsen van een zitje op de entree van het zorgcentrum afwijkt van de bestemming als zorgcentrum.
4.8.
Gelet op het bovenstaande luidt de slotsom dat de vergadering niet bevoegd was om het bestreden besluit te nemen. Besluiten, die onbevoegdelijk zijn genomen, zijn nietig op grond van artikel 2:14 BW. Hoewel [verzoeker] zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vergadering niet bevoegd was het bestreden besluit te nemen, kan het door [verzoeker] verzochte niet worden toegewezen. [verzoeker] verzoekt immers uitsluitend vernietiging van het besluit op grond van artikel 2:15 lid 1 BW. Dan moet er wel een te vernietigen besluit liggen, aangezien artikel 2:15 lid 1 BW veronderstelt dat er een geldig, doch aantastbaar, besluit ligt. Er ligt echter geen geldig besluit. De kantonrechter zal dan ook de verzochte vernietiging afwijzen.
Proceskosten
4.9.
[verzoeker] is de partij die in het ongelijk wordt gesteld en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan deze beschikking worden de proceskosten aan de zijde van de VvE vastgesteld op € 150,00 (2 punten à € 75,00) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijs het verzochte af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, aan de zijde van de VvE tot deze beschikking vastgesteld op € 150,00, te voldoen binnen veertien dagen na heden en, voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na heden tot aan de dag van voldoening.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2023.