ECLI:NL:RBZWB:2023:8353

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
02-178065-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan seksuele uitbuiting van een minderjarige

Op 1 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 16-jarige verdachte, die medeplichtig is aan de seksuele uitbuiting van een minderjarig meisje, geboren op [geboortedag 2] 2005. De verdachte heeft het telefoonnummer van het slachtoffer doorgegeven aan medeverdachten, die haar hebben benaderd voor prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft bijgedragen aan de uitbuiting door het slachtoffer te introduceren bij de medeverdachten en haar te vragen pikante foto's te plaatsen op een Snapchat-account. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het slachtoffer minderjarig was en in een kwetsbare positie verkeerde. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 17 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uur. Daarnaast is hij veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan immateriële schade aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de redelijke termijn overschreden, wat heeft geleid tot strafvermindering. De zaak benadrukt de ernst van seksuele uitbuiting van minderjarigen en de verantwoordelijkheden van betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/178065-21
vonnis van de meervoudige kamer van 1 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats]
wonende aan de [woonadres]
raadsman mr. M. Houweling, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 9 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of anderen de destijds minderjarige [slachtoffer] seksueel heeft uitgebuit (mensenhandel), dan wel dat hij hieraan medeplichtig is geweest.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) door haar contactgegevens, al dan niet via [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), aan [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) te geven en aan haar te vragen om pikante foto’s op het Snapchat account [accountnaam] van [medeverdachte 2] te plaatsen, zoals onder subsidiair onder A en B ten laste is gelegd. Zij baseert zich daarbij, onder andere, op de verklaring van [slachtoffer] , het WhatsApp-gesprek tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 2] op 22 juni 2020 en de verklaringen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft weliswaar het telefoonnummer van [slachtoffer] aan [medeverdachte 1] doorgegeven, maar hij heeft dit gedaan om voor haar regulier werk te zoeken in de dönerzaak van de vader van [medeverdachte 1] . Hij heeft met het doorgeven van het telefoonnummer niet het oogmerk gehad op seksuele uitbuiting van [slachtoffer] . Ook was geen sprake van opzet in voorwaardelijke zin op het gronddelict. De verklaringen van [slachtoffer] maken dit niet anders. Bij de betrouwbaarheid van haar verklaringen kunnen vraagtekens worden gesteld. [slachtoffer] is immers niet eenduidig geweest over via wie zij met [medeverdachte 2] in contact is gekomen. Daarbij vinden haar verklaringen over het verzoek van verdachte om pikante foto’s te plaatsen op het Snapchat account [accountnaam] van [medeverdachte 2] geen steun in het dossier. De verklaring van [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) dat zij verdachte en [medeverdachte 1] in de dönerzaak heeft horen praten over [slachtoffer] bevestigt de verklaring van verdachte dat hij [medeverdachte 1] vroeg naar werk voor [slachtoffer] in de dönerzaak. [medeverdachte 3] heeft weliswaar ook verklaard dat zij van [medeverdachte 1] heeft gehoord dat het ging om seksuele werkzaamheden, maar dit betreft informatie uit derde hand. De verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] noch overig (digitaal en financieel) onderzoek leveren aanwijzingen op voor betrokkenheid van verdachte bij het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde feit. De verdediging verzoekt verdachte dan ook integraal van dit feit vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Wettelijk kader
Verdachte wordt verdacht van (medeplichtigheid bij) seksuele uitbuiting van een minderjarige meisje.
(Seksuele) uitbuiting van minderjarigen is strafbaar gesteld in artikel 273f lid 1 sub 2, sub 5 en sub 8 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Bij voornoemde subonderdelen staat de bescherming van minderjarigen centraal. Hierdoor is voor een bewezenverklaring – in tegenstelling tot uitbuiting van meerderjarigen – niet vereist dat komt vast te staan dat gebruik is gemaakt van dwangmiddelen. In situaties met minderjarigen wordt er van uitgegaan dat er altijd sprake is van een beperking in de keuzevrijheid, omdat zij nog niet volledig in staat zijn de gevolgen van hun handelen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. Een eventuele instemming van de minderjarige of de omstandigheid dat hij/zij eerder in de prostitutie heeft gewerkt is niet relevant. Evenmin is van belang of de verdachte weet van de minderjarigheid van het slachtoffer. De minderjarigheid is namelijk een geobjectiveerd bestanddeel.
Sub 2 van artikel 273f lid 1 Sr ziet op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen van een minderjarige met het oogmerk van uitbuiting. Dit onderdeel ziet op activiteiten/uitvoeringshandelingen die een minderjarige in een positie brengen waarin deze bewogen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. De handelingen zoals omschreven zijn slechts strafbaar indien zij zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Voorwaardelijk opzet op uitbuiting is dus onvoldoende. Het oogmerk vergt een zeker noodzakelijkheidsbewustzijn waarbij de strafrechtelijk relevante intentie wordt afgeleid uit objectieve omstandigheden zonder daarbij afhankelijk te zijn van de verklaringen daaromtrent van de kant van de verdachte. Het is dus niet doorslaggevend wat de verdachte met zijn handelen wenste na te streven, oftewel met welke intentie hij handelde.
Sub 5 van voornoemd artikel ziet op het ertoe brengen van een minderjarige zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling alsmede tot het ondernemen van handelingen waardoor een minderjarige daartoe overgaat. Het gaat daarbij om het beïnvloeden en beperken van keuzes. Dit kan ook alleen faciliterende handelingen betreffen. Zoals al is opgemerkt, is het niet relevant of het initiatief kwam van de minderjarige of van de verdachte. Evenmin is van belang of de minderjarige eerder in de prostitutie werkzaam is geweest.
Sub 8 ziet op het trekken van voordeel uit de seksuele handelingen van een minderjarige met een derde.
Op grond van artikel 273f lid 2 Sr levert een bewezenverklaring van sub 5 alsook van sub 8 automatisch uitbuiting op als een minderjarige in de prostitutie wordt gebracht, omdat het brengen van een minderjarige in de prostitutie door de wetgever is aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting.
Vaststelling feit
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het feit als volgt vast.
Eerste contact [medeverdachte 2] en [slachtoffer]
Uit onderzoek naar de onder [slachtoffer] in beslaggenomen Apple iPhone 7 Plus is gebleken dat [medeverdachte 2] met [telefoonnummer 1] op 22 juni 2020 via WhatsApp contact heeft opgenomen met [slachtoffer] . [medeverdachte 2] heeft in dit gesprek aangegeven dat hij [medeverdachte 2] is, de neef van [naam 1] , [medeverdachte 1] en op de vraag van [slachtoffer] bevestigd dat dit een mattie is van [verdachte] . [medeverdachte 2] heeft vervolgens aan [slachtoffer] geappt dat hij ( [medeverdachte 1] ) had geregeld dat [medeverdachte 2] en [slachtoffer] met elkaar konden praten, want [medeverdachte 2] is degene met wie zij moet praten.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat met [naam 1] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 1] wordt bedoeld. Hij is de (achter)neef van [medeverdachte 2] . Met [verdachte] , wordt verdachte bedoeld. [medeverdachte 1] en verdachte waren ten tijde van het ten laste gelegde feit collega’s van elkaar bij de dönerzaak van de vader van [medeverdachte 1] .
[slachtoffer] is op [geboortedag 2] 2005 geboren en was op het moment van dit WhatsApp contact dus 15 jaar oud. [slachtoffer] wordt door haar omgeving ook [naam 2] genoemd.
Plannen met [slachtoffer]
heeft over dit WhatsApp-gesprek met [medeverdachte 2] verklaard dat zij verdachte kent. Dit is een jongen die bij haar in de buurt woont. Hij heeft aan haar gevraagd om op het Snapchat account [accountnaam] te gaan met pikante foto’s van haarzelf. Dit is eigenlijk een soort van Premium, maar dan van Snapchat. Het [accountnaam] account was van [medeverdachte 2] . Verdachte heeft dit account doorgestuurd naar [slachtoffer] . Omdat [slachtoffer] niet met foto’s van haarzelf hierop wilde, verwees verdachte haar naar [medeverdachte 2] , die door verdachte [naam 3] wordt genoemd. Verdachte heeft over [naam 3] gezegd dat [naam 3] groot is en als je wat wilt of iets nodig hebt, dan moet je bij hem zijn. Verdachte heeft ook tegen [slachtoffer] gezegd dat ze snel geld kon verdienen. Dat [medeverdachte 2] zich met het Snapchat account [accountnaam] bezig heeft gehouden, wordt ondersteund door twee tikkie-accounts waarover [medeverdachte 2] in die tijd beschikte. In de periode van 17 juni 2020 tot en met 22 juni 2020 zijn voor bedragen van € 5,- tot € 45,- meerdere tikkies aangemaakt met als omschrijving [tikkie-account 1] en [tikkie-account 2] . Aan deze tikkie-accounts is het telefoonnummer van [medeverdachte 1] gekoppeld.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] kent, omdat zij bij hem in de buurt woont. Hij is [slachtoffer] tegengekomen en toen heeft zij tegen hem gezegd dat zij geld nodig had. Zij zat namelijk in een moeilijke situatie. Verdachte heeft vervolgens aan [medeverdachte 1] gevraagd of hij werk voor haar kon regelen. Hij heeft daarbij het telefoonnummer van [slachtoffer] aan [medeverdachte 1] gegeven.
Volgens [medeverdachte 3] gingen de plannen met [slachtoffer] (uiteindelijk) verder dan het plaatsen van pikante foto’s van haarzelf op het Snapchat account [accountnaam] . Zij heeft van [medeverdachte 1] , haar toenmalige vriend, gehoord dat verdachte [slachtoffer] heeft benaderd om geld te verdienen door seks te hebben met andere mannen. [slachtoffer] heeft hiermee ook ingestemd. [medeverdachte 3] heeft verdachte en [medeverdachte 1] hierover horen praten. Dat het om meer ging dan het plaatsen van pikante foto’s op het Snapchat account [accountnaam] , wordt bevestigd door [getuige] (hierna [getuige] ). Zij was erbij toen [slachtoffer] op 23 juni 2020 op de [adres 1] in [plaats 1] met [medeverdachte 2] had afgesproken. [getuige] heeft die dag van [slachtoffer] gehoord dat [medeverdachte 2] tegen haar heeft gezegd dat hij over drie weken een huis zou hebben en dat [slachtoffer] voor hem prostitutiewerkzaamheden kon verrichten, waarvoor ze veel geld zou krijgen.
Appartement aan de [adres 2] te [plaats 1]
De zus van [medeverdachte 2] , [naam 4] (hierna: [naam 4] ), heeft met ingang van juni 2020 een huurappartement gekregen aan de [adres 2] te [plaats 1] . Op 27 juni 2020, 30 juni 2020 en 27 juli 2020 heeft [medeverdachte 2] via Whatsapp met [naam 4] contact over haar nieuwe appartement gehad. Uit deze contacten leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] in die periode (veelal) gebruik maakte van dit appartement en dat hij de huur hiervoor aan [naam 4] betaalde. Ook is [medeverdachte 2] bezig geweest met het opknappen van dit appartement en de verhuizing. Hij heeft voor dit appartement twee tweepersoons bedden gekocht. Bij het opknappen en de verhuizing is [medeverdachte 2] geholpen door [medeverdachte 1] . Blijkens de verklaring van [medeverdachte 1] is hij na de verhuizing ook wel eens in dit appartement geweest om te chillen. [medeverdachte 3] is eveneens in dit appartement geweest.
Advertenties [website]
Uit onderzoek naar de onder [slachtoffer] in beslag genomen Apple iPhone 6s met daarin het [telefoonnummer 2] is het volgende naar voren gekomen. Op 6 juli 2020 om 20:37 uur is op deze telefoon een user id gemaakt die de naam [naam 2] [plaats 1] heeft gekregen. Alle contacten op deze telefoon zijn aangemaakt in de periode van 6 juli 2020 om 21:21 uur tot 17 juli 2020 om 13:00 uur. Op 7 juli 2020 is om 16:01 uur een account aangemaakt met als username [e-mailadres] . Daarnaast is er op die datum door de [website] een verificatiecode gestuurd naar deze telefoon. Uit navraag bij de rechtspersoon achter deze website, te weten [bedrijf] BV, is naar voren gekomen dat er op 7 juli 2020 een advertentie is aangemaakt waaraan het [telefoonnummer 2] en het [e-mailadres] is gekoppeld. In deze advertentie bood een zekere [naam 5] zichzelf aan voor het verrichten van seksuele diensten tegen betaling. Op 7 juli 2020, 9 juli 2020 en 10 juli 2020 zijn er door de adverteerder afbeeldingen aangeboden ter verificatie van deze advertentie. Geen van de door de adverteerder aangeboden afbeeldingen voldeden echter aan de door [bedrijf] BV gestelde criteria. Hierna zijn op 10 juli 2020 twee afbeeldingen aangeboden van een vrouw die is herkend als [naam 6] , geboren op [geboortedag 3] 1975. Deze afbeeldingen voldeden wel aan de door [bedrijf] BV gestelde criteria, waarna de advertentie ‘ [naam 5] ’ vanaf 10 juli 2020 om 14:49 uur tot 14 juli 2020 10:54 uur online heeft gestaan.
Daarnaast is uit onderzoek naar deze Apple iPhone 6s naar voren gekomen dat op outlook.com een account is aangemaakt onder de [naam 7] en dat direct daarna de [website] is bezocht. Uit nader onderzoek is gebleken dat er op [website] een advertentie stond met de naam ‘ [naam 7] ’. In deze advertentie bood een jonge meid zich aan voor seksuele diensten in een mooie appartement. Uit navraag bij [bedrijf] BV is gebleken dat deze advertentie op 15 juli 2020 om 12:43 uur is aangemaakt, vervolgens is goedgekeurd en die dag om 14:37 uur online is geplaatst. Hierbij is als [telefoonnummer 1] (in gebruik bij [medeverdachte 2] ) vermeld. Op 17 juli 2020 om 3:06 uur is het telefoonnummer veranderd in [telefoonnummer 3] (ook in gebruik bij [medeverdachte 2] ). Ter verificatie voor de aanmaak van deze advertentie zijn twee foto’s gebruikt, één foto van een meisje dat een krant vasthoudt en één foto van alleen het gezicht van dit meisje. Op basis van het dossier is komen vast te staan dat het meisje op deze foto’s [naam 7] is. Bij de advertentie zijn twee foto’s gevoegd; de eerder genoemde foto van het gezicht van [naam 7] en een foto van een bovenlijf waar een hand de blote borsten bedekt en een oranje string te zien is. Op deze foto is een duidelijke moedervlek op de linkerborst te zien. Op 4 augustus 2020 is gebleken dat de foto van het gezicht van [naam 7] niet meer bij de advertentie stond, maar de foto van het bovenlijf stond er nog wel op. Daarnaast is er een foto geplaatst van de zijkant van billen, waarop duidelijk dezelfde string te zien is als de string op de foto van het bovenlijf. Ook is er een foto geplaatst van een telefoon, wit van kleur, waar een foto te zien is van een meisje in zwart ondergoed zittend op een bed terwijl zij haar telefoon voor haar gezicht houdt. De advertentie ‘ [naam 7] ’ heeft tot 13 augustus 2020 om 13:17 uur online gestaan.
Verbalisanten hebben de bij de advertenties opgenomen foto’s vergeleken met de foto’s die zijn aangetroffen op de Apple iPhone 6s van [slachtoffer] en met het beeld dat zij zich zelf van [slachtoffer] hebben gevormd tijdens het informatief gesprek Mensenhandel. Deze verbalisanten hebben [slachtoffer] herkend op de foto’s van het bovenlijf en de foto van een telefoon, wit van kleur, waar een foto te zien is van een meisje in zwart ondergoed zittend op een bed terwijl zij haar telefoon voor haar gezicht houdt. Laatgenoemde foto is ook op de telefoon van [slachtoffer] aangetroffen. Volgens de zus van [slachtoffer] is deze foto genomen in de slaapkamer van haar ouders. Verder is op de telefoon van [slachtoffer] een screenshot aangetroffen van de [website] . Boven deze afbeelding stond de naam ‘ [naam 7] ’ vermeld en ‘nu beschikbaar’. Hier stond het [telefoonnummer 1] bij en op de afbeelding was een deel van de billen en de buste te zien. Op deze foto is [slachtoffer] aan de hand van een moedervlek op haar rug herkend, zoals bij [slachtoffer] op diverse afbeeldingen is gezien. Zij droeg op deze foto een roze string en een zwarte bh, stond licht gedraaid en hield met haar rechterhand haar linkerzij vast.
De genoemde foto’s van [naam 7] zijn op de onder [medeverdachte 2] in beslaggenomen Apple iPhone 7 aangetroffen. Ook de foto’s van [naam 6] zijn op deze telefoon aangetroffen en haar telefoonnummer, waarmee meerdere keren contact is geweest. Daarnaast zijn op deze telefoon foto’s aangetroffen van [slachtoffer] met een pak melk met een bepaalde cijferreeks en van [slachtoffer] met een IKEA-bon. Deze foto’s zijn aangemaakt op 7 juli 2020. Ook is hierop een foto aangetroffen van [medeverdachte 2] met een pak melk met dezelfde cijferreeks. Deze foto is aangemaakt op 9 juli 2020. Verder zijn hierop foto’s aangetroffen van [medeverdachte 2] met een krant en identiteitskaart. Deze foto’s zijn aangemaakt op 10 juli 2020.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij de Apple iPhone 6s met daarin het [telefoonnummer 2] van [medeverdachte 2] heeft gekregen. Zij moest namelijk voor hem bereikbaar zijn.
Vermissingen [slachtoffer]
is in de zomer van 2020 meerdere keren vermist geweest. Zij is op 6 juli 2020 weggelopen van een opvanglocatie van Sterk Huis te [plaats 2] en daar op 9 juli 2020 teruggeplaatst. Ook op 12 juli 2020 is zij weggelopen van deze opvanglocatie. De politie heeft die dag van Sterk Huis de melding gekregen dat [slachtoffer] omstreeks 21:00 uur is weggelopen. Zij is met een bigshopper over het hek van het terrein geklommen en door een kleine auto, vermoedelijk een Toyota Aygo, opgehaald. Op 16 juli 2020 heeft [slachtoffer] zich weer bij deze opvanglocatie gemeld. Nadat zij te horen kreeg, dat zij gesloten zou worden geplaatst, is zij er gelijk weer van doorgegaan. In de avond van 17 juli 2020 is zij in aanwezigheid van [medeverdachte 2] aangetroffen op het adres [adres 2] te [plaats 1] . [slachtoffer] is dezelfde avond gesloten geplaatst.
De moeder van [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij in de betreffende periode een lichtblauwe Toyota Aygo had. Deze auto is meerdere keren in de week door [medeverdachte 2] gebruikt.
Van het IMEI- nummer van de Apple iPhone 6s van [slachtoffer] en het telefoonnummer van [medeverdachte 2] [telefoonnummer 1] zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd voor de periode van 6 juli 2020 tot en met 15 juli 2020. Gebleken is dat in de gehele periode in de Apple iPhone 6s van [slachtoffer] gebruik is gemaakt van het [telefoonnummer 2] . Uit onderzoek naar de historisch verkeersgegevens is naar voren gekomen dat de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] in de periode van 6 juli 2020 omstreeks 20:30 uur tot
9 juli 2020 om 18:07 uur gebruik hebben gemaakt van de zendmasten op de [straatnaam 1] , de [straatnaam 2] en de [straatnaam 3] te Breda . Dit zijn de zendmasten die worden aangestraald vanuit de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] . Daarnaast is gebleken dat het [telefoonnummer 1] op 12 juli 2020 om 20:17 uur gebruik heeft gemaakt van een basisstation op de [straatnaam 4] te Breda en hierna achtereenvolgens gebruik heeft gemaakt van de basisstations [straatnaam 5] te Breda om 20:37 uur, [straatnaam 6] te Bavel om 20:54 uur, [straatnaam 6] te Tilburg om 21:04 uur en [straatnaam 7] te Goirle om 21.05 uur. Ook is gebleken dat het [telefoonnummer 2] op 12 juli 2020 om 21:06 uur eveneens gebruik heeft gemaakt van een basisstation op de [straatnaam 7] te Goirle . Dit telefoonnummer heeft vervolgens gebruik gemaakt van een basisstation op de Rijksweg A58 te Molenschot om 21:23 uur en een basisstation aan de [straatnaam 2] te Breda om 21:42 uur. Verder is gebleken dat beide telefoonnummers vanaf 13 juli 2020 om 17:17 uur gebruik hebben gemaakt van een basisstation op de [straatnaam 2] te Breda . Ook hebben deze telefoonnummers diverse keren gebruik gemaakt van de zendmasten op de [straatnaam 1] en de [straatnaam 3] te Breda . Deze overeenkomsten hebben geduurd tot 15 juli 2020 om 00:23 uur. Het [telefoonnummer 2] bleef op 15 juli 2020 tot 12:07 uur gebruik maken van de basisstations op de [straatnaam 2] en [straatnaam 1] te Breda . Het [telefoonnummer 1] ging toen gebruik maken van het basisstation op de [straatnaam 4] te Breda . Op 15 juli 2020 om 13:20 uur ging dit telefoonnummer weer gebruik maken van een basisstation op de [straatnaam 2] te Breda . Verder is gebleken dat tussen beide telefoonnummers meerdere malen contact is geweest in de periode van 6 juli 2020 tot en met 15 juli 2020, waaronder meerdere keren op 12 juli 2020, de dag waarop [slachtoffer] met een auto is opgehaald bij de opvanglocatie van Sterk Huis in [plaats 2] .
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij twee à drie dagen, maar niet langer dan vijf dagen bij [medeverdachte 2] in de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] heeft verbleven. Ook heeft zij verklaard dat zij tijdens haar verblijf daar de neef van [medeverdachte 2] heeft gezien. [medeverdachte 1] heeft eveneens verklaard dat hij [slachtoffer] heeft gezien.
Deelconclusie
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer] in de periode van 6 tot 9 juli 2020 bij [medeverdachte 2] heeft verbleven op het adres aan de [adres 2] te [plaats 1] . Zij heeft op 6 juli 2020 een telefoon van [medeverdachte 2] gekregen met [telefoonnummer 2] . Naar deze telefoon is op 7 juli 2020 door de [website] een verificatiecode gestuurd voor het aanmaken van de advertentie ‘ [naam 5] ’ op deze website. Vervolgens is op 7 juli 2020, 9 juli 2020 en 10 juli 2020 tevergeefs getracht om deze advertentie te verifiëren. Naar alle waarschijnlijkheid is dit gedaan met de foto’s van [slachtoffer] en [medeverdachte 2] met een pak melk/IKEA-bon/identiteitskaart, die op de telefoon van [medeverdachte 2] zijn aangetroffen. Op 10 juli 2020 is het met foto’s van [naam 6] wel gelukt om deze advertentie te verifiëren en is de advertentie ‘ [naam 5] ’ met het telefoonnummer van [medeverdachte 2] , [telefoonnummer 1] , online komen te staan. Deze advertentie heeft van 10 juli 2020 tot 14 juli 2020 online gestaan. In deze advertentie zijn seksuele diensten aangeboden tegen betaling. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] ook in de periode van 12 juli 2020 tot 17 juli 2020 (met een korte onderbreking op 16 juli 2020, toen [slachtoffer] zichzelf bij de opvanglocatie van Sterk Huis in [plaats 2] meldde) bij [medeverdachte 2] heeft verbleven op het adres aan de [adres 2] te [plaats 1] . Nadat [medeverdachte 2] en [slachtoffer] op 12 juli 2020 meerdere malen telefonisch contact met elkaar hebben gehad, heeft hij haar die dag iets na 21:00 uur met de Toyota Aygo van zijn moeder bij de opvanglocatie van Sterk Huis in [plaats 2] opgehaald. Met de telefoon van [slachtoffer] is op 15 juli 2020 een nieuwe advertentie onder de naam ‘ [naam 7] ’ op de [website] aangemaakt. Voor deze advertentie zijn foto’s van [naam 7] en van [slachtoffer] gebruikt. Deze advertentie heeft van 15 juli 2020 om 14:37 uur tot 13 augustus 2020 om 13:17 uur online gestaan met beide telefoonnummers van [medeverdachte 2] , tot 17 juli 2020 [telefoonnummer 1] en daarna [telefoonnummer 3] . Ook in deze advertentie zijn seksuele diensten aangeboden tegen betaling. Daarnaast stelt de rechtbank op basis van deze bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] en [slachtoffer] elkaar hebben gezien.
Prostitutiewerkzaamheden
Op de Apple iPhone 7 van [medeverdachte 2] zijn veel aan prostitutie gerelateerde klantgesprekken aangetroffen in de periode van 15 juli 2020, het moment van online komen van de advertentie ‘ [naam 7] ’, tot 10 augustus 2020, het moment van inbeslagname van de telefoon van [medeverdachte 2] . Op 15 juli 2020 heeft [medeverdachte 2] klantgesprekken gevoerd met [klant 1] en [klant 2] , waarbij zij afspraken hebben gemaakt voor bepaalde seksuele handelingen tegen betaling. [medeverdachte 2] heeft het adres [adres 2] aan hen doorgegeven als adres waar de seksuele handelingen zouden plaatsvinden. Op basis van de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van [klant 1] en [klant 2] is gebleken dat hun telefoons zich in de avond van 15 juli 2020 hebben verplaatst van een zendmast in de buurt van hun woning naar een zendmast in de buurt van de [adres 2] te [plaats 1] , dat deze telefoons daar enige tijd hebben aangestraald (en lang genoeg voor het voltooien van een seksdate) en dat de telefoons zich vervolgens weer hebben verplaatst naar een zendmast in de buurt van hun woning. [klant 1] en [klant 2] hebben beiden verklaard dat zij in de avond van 15 juli 2020 in het appartement aan de [adres 2] te [plaats 1] zijn geweest met de bedoeling om daar seksuele handelingen tegen betaling te hebben. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij met zijn telefoon gesprekken heeft gevoerd met klanten en dat hij zich daarbij voordeed als [naam 7] .
Zoals de rechtbank heeft vastgesteld, verbleef [slachtoffer] in de periode van 12 juli 2020 tot
17 juli 2020 op het adres aan de [adres 2] te [plaats 1] . Zij heeft verklaard dat in die periode een meisje op dit adres klanten heeft ontvangen. [medeverdachte 2] heeft via [website] de contacten met deze klanten onderhouden en heeft het geld, dat het meisje van de klanten ontving, aangenomen. Volgens [slachtoffer] zat [medeverdachte 2] dan als een soort van pooier in de woonkamer. [slachtoffer] heeft ontkend dat zij degene is geweest die op dit adres seksuele handelingen tegen betaling heeft verricht. [medeverdachte 2] heeft wel meerdere keren geprobeerd om haar hiertoe te brengen.
De rechtbank zal hieronder beoordelen of kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] , zoals het plan was, toch seksuele handelingen tegen betaling heeft verricht.
De politie heeft, naar aanleiding van een nieuwe vermissing van [slachtoffer] , op de [website] als pseudoklant een afspraak gemaakt met ‘ [naam 7] ’ voor 10 augustus 2020 om 14:30 uur. Voor deze afspraak moest de pseudoklant naar het adres aan de [adres 2] te [plaats 1] komen. Daar aangekomen, werd de deur open gedaan door [naam 8] (hierna: [naam 8] ). [medeverdachte 2] was toen ook op dit adres aanwezig. [naam 8] heeft verklaard dat zij via Snapchat in contact is gekomen met [medeverdachte 2] , die voor haar seksafspraken kon regelen. [naam 8] is op 31 juli 2020 begonnen met dit werk op het adres aan de [adres 2] te [plaats 1] . [medeverdachte 2] regelde alles; hij regelde de klanten en was hen constant met zijn telefoon aan het appen. Het geld dat [naam 8] van de klanten ontving, heeft zij aan [medeverdachte 2] afgegeven. [medeverdachte 2] is tijdens de seksafspraken in de woning aanwezig geweest. Hij zei tegen [naam 8] dat dit voor haar veiligheid was, indien iets zou gebeuren met een klant. Daarnaast heeft [naam 8] verklaard dat [medeverdachte 2] haar heeft verteld dat hij een meisje kent met de naam [slachtoffer] en dat dit meisje verliefd op hem zou zijn. [medeverdachte 2] heeft [naam 8] ook verteld dat [slachtoffer] naar die seksdates is gegaan om bij hem te kunnen zijn en dat het meisje in de advertentie op [website] [slachtoffer] is. Op dat moment is [naam 8] er ook achter gekomen dat met haar via [website] is geadverteerd.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] een meisje had gevonden dat seks met mannen wilde hebben voor geld. Dit meisje wilde het zelf ook, want zij had geld nodig omdat zij was weggelopen van huis. Dit meisje moest vervolgens ook naar een opvangtehuis. De naam van dit meisje was [slachtoffer] . [medeverdachte 3] heeft van verdachte gehoord dat [slachtoffer] seks met mannen heeft gehad tegen betaling. [medeverdachte 2] en mogelijk ook [medeverdachte 1] hebben hiermee geld verdiend.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] wel eens heeft verteld over een meisje dat van huis was weggelopen en later in een opvangtehuis is geplaatst. Dit meisje heeft [medeverdachte 2] ook eens opgehaald bij zo’n opvangtehuis. [medeverdachte 1] denkt dat [medeverdachte 2] haar in de prostitutie heeft gebracht.
Deelconclusie
Op basis van de inhoud van de op de telefoon van [medeverdachte 2] aangetroffen klantgesprekken met [klant 1] en [klant 2] , de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van [klant 1] en [klant 2] , de verklaringen van [klant 1] en [klant 2] en de verklaringen van [naam 8] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , staat voor de rechtbank vast dat [slachtoffer] op 15 juli 2020 seksuele handelingen met [klant 1] en [klant 2] tegen betaling heeft verricht. In het dossier zit, behoudens de verklaring van [slachtoffer] , geen enkele aanwijzing dat een ander meisje dit zou hebben gedaan.
Tussenconclusie
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [slachtoffer] , die op dat moment de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, is benaderd om seksuele diensten tegen betaling te verrichten, met dit oogmerk bij Sterk Huis is opgehaald en in het appartement aan de [adres 2] te [plaats 1] is gehuisvest (sub 2). [slachtoffer] is er ook toe gebracht om zich daadwerkelijk beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling (sub 5) en met deze seksuele handelingen is geld verdiend (sub 8), zoals ten laste is gelegd. Ten aanzien van de bewezenverklaring van deze seksuele uitbuiting heeft de verdediging ook geen verweer gevoerd. Wel heeft de verdediging verweer gevoerd ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij dit feit. Hier zal de rechtbank hieronder nader op ingaan.
Betrokkenheid van verdachte bij het feit
Verdachte wordt er primair van verdacht dat hij [slachtoffer] in vereniging met anderen seksueel heeft uitgebuit en subsidiair dat hij hieraan medeplichtig is geweest.
De rechtbank stelt voorop dat voor medeplegen (of in vereniging plegen) een dubbel opzetvereiste geldt: het opzet op de onderlinge samenwerking en het opzet op de verwezenlijking van het feit. Dit dubbele opzet ligt besloten in de voor medeplegen geldende voorwaarde dat sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het begaan van het feit. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het gaat erom dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
Ook voor medeplichtigheid geldt een dubbel opzet vereiste; het opzet op het misdrijf dat de verdachte ondersteunt en op die ondersteuning zelf. Daarnaast moet de verdachte daadwerkelijk hulp hebben verleend, hetzij voorafgaand aan, hetzij tijdens het plegen van het misdrijf, en het misdrijf moet zijn gevolgd.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen, met name de verklaringen van [slachtoffer] , [medeverdachte 3] en het eerste WhatsApp contact tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 2] van 22 juni 2020, vast:
  • dat verdachte [slachtoffer] heeft benaderd om op het Snapchat account [accountnaam] te gaan met pikante foto’s van haarzelf. Dit account was van [medeverdachte 2] . Verdachte heeft dit account naar [slachtoffer] doorgestuurd;
  • dat verdachte [slachtoffer] heeft verwezen naar [medeverdachte 2] , die door verdachte [naam 3] wordt genoemd. Verdachte heeft tegen [slachtoffer] over [naam 3] gezegd dat [naam 3] groot is en als je wat wilt of iets nodig hebt, dan moet je bij hem zijn en dan kon ze snel geld verdienen;
  • dat verdachte [slachtoffer] (ook) heeft benaderd om geld te verdienen door seks te hebben met andere mannen. Hij heeft hierover met [medeverdachte 1] gesproken. [slachtoffer] heeft hiervan aangifte gedaan tegen verdachte en [medeverdachte 2] ;
  • dat verdachte het telefoonnummer van [slachtoffer] , al dan niet via [medeverdachte 1] , heeft doorgestuurd aan [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft hierop contact opgenomen met [slachtoffer] .
De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaringen van [medeverdachte 3] en [slachtoffer] over de rol van verdachte te twijfelen, zeker nu mogelijk sprake is geweest van een Snapchat account [accountnaam] waar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij betrokken zijn geweest en [slachtoffer] al een dag na het eerste contact met [medeverdachte 2] aan [getuige] heeft verteld dat zij voor [medeverdachte 2] prostitutiewerkzaamheden kon verrichten, waarvoor ze veel geld zou krijgen. Uiteindelijk heeft [slachtoffer] deze werkzaamheden ook verricht. Het feit dat [medeverdachte 3] en [slachtoffer] tijdens de verhoren bij de rechter-commissaris meermalen hebben verklaard zich dingen niet te herinneren of niet meer te weten, kan een gevolg zijn van het tijdsverloop. Zij hebben in die verhoren niet verklaard dat zij terug komen op de eerder door hen bij de politie afgelegde verklaringen.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte niet voldoet aan de criteria van medeplegen. Door zo te handelen heeft verdachte wel inlichtingen verschaft en is hij behulpzaam geweest bij het seksueel uitbuiten van [slachtoffer] . Hij wist ook wat de bedoeling met [slachtoffer] was, namelijk geld verdienen door seks te hebben met andere mannen, dan wel door naaktfoto’s van [slachtoffer] tegen betaling ter beschikking te stellen. Verdachte heeft dan ook het opzet gehad op de seksuele uitbuiting van [slachtoffer] en op de ondersteunende handelingen die hij daartoe heeft verricht. Verdachte kan daarom als medeplichtige aan deze seksuele uitbuiting worden aangemerkt.
Eindconclusie
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan het seksueel uitbuiten van [slachtoffer] tezamen en in vereniging met anderen in de zin van artikel 273f lid 1 sub 2, sub 5 en sub 8 Sr, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiair:
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de periode van 22 juni 2020 tot en met 17 juli 2020 te
[plaats 1] en/of [plaats 2]
A.
[slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2005)
* hebben geworven, vervoerd, gehuisvest met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 2°)
en
* telkens ertoe hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 5°)
EN
B.
* telkens opzettelijk voordeel hebben getrokken uit seksuele handelingen van [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2005) met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 8°)
immers hebben die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
- die [slachtoffer] onderdak aangeboden in het appartement van die [medeverdachte 2] aan de [adres 2] te [plaats 1] en
- die [slachtoffer] meermalen ertoe aangezet om prostitutiewerkzaamheden te verrichten en in de
gelegenheid gesteld tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en daartoe afspraken gemaakt en
- advertenties met daarop foto's van die [slachtoffer] laten plaatsen op een (prostitutie)websites ( [website] ) en
- een telefoon tbv het maken van seks-afspraken tussen die [slachtoffer] en de klanten gebruikt en seks-afspraken gemaakt voor die [slachtoffer] via een telefoon en
- contacten onderhouden met (potentiële) klanten en (potentiële) klanten benaderd ten behoeve van het hebben van seks met die [slachtoffer] en
- zorg gedragen voor controle en begeleiding op de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer]
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 juni 2020 tot en met 17 juli 2020 te [plaats 1] meermalen opzettelijk inlichtingen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
- het telefoonnummer van die [slachtoffer] aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] ter beschikking te stellen en
- die [slachtoffer] te introduceren bij die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en die [slachtoffer] in contact te
brengen met die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en
- die [slachtoffer] te vertellen dat “ [naam 3] ” ( [medeverdachte 2] ) “groot”” is en dat als die [slachtoffer] wat
zou willen verdienen en iets nodig had ze dan bij “ [naam 3] ” ( [medeverdachte 2] ) moest zijn
en die [slachtoffer] te vertellen dat ze snel veel geld kon verdienen via die “ [naam 3] ” en
- die [slachtoffer] te benaderen met de vraag of zij geld wilde verdienen door seks te
hebben met mannen en
- een snapchat account (“ [accountnaam] ”) van die [medeverdachte 2] naar die [slachtoffer] door te sturen
en
- die [slachtoffer] gevraagd om pikante naaktfoto’s van zichzelf op dat snapchat account (“ [accountnaam] ”) van die [medeverdachte 2] te plaatsen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 17 dagen met aftrek van de dagen dat hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een werkstraf van 60 uur, te vervangen door 30 dagen vervangende jeugddetentie indien verdachte deze werkstraf niet of niet naar behoren mocht verrichten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om bij de bepaling van de straf rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte first offender is, drie dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en zich ruim twee jaar heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. Ook verzoekt de verdediging om hierbij rekening te houden met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) dat over verdachte is opgemaakt. Uit dit rapport volgt dat verdachte zich goed ontwikkelt en er geen risicofactoren op herhaling worden gezien. Verder verzoekt de verdediging om bij de bepaling van de straf rekening te houden met het tijdsverloop waarvan in deze zaak inmiddels sprake is. De redelijke termijn is ruimschoots overschreden. De verdediging kan zich vinden in de vordering van de officier van justitie behoudens voor wat betreft de gevorderde proeftijd. De verdediging verzoekt om deze proeftijd te beperken tot zes maanden, omdat verdachte zich ruim twee jaar goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer] , een meisjes van destijds 15 jaar oud, door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Verdachte heeft aan [slachtoffer] gevraagd om op het Snapchat account [accountnaam] te gaan met pikante foto’s van haarzelf. Dit account was van [medeverdachte 2] . Verdachte heeft [slachtoffer] ook benaderd om geld te verdienen door seks te hebben met andere mannen. Verder heeft hij tegen [slachtoffer] gezegd dat [naam 3] , waarmee hij [medeverdachte 2] bedoelt, groot is en dat zij bij hem moet zijn om wat te verdienen. Verdachte heeft, al dan niet via [medeverdachte 1] , het telefoonnummer van [slachtoffer] aan [medeverdachte 2] doorgegeven, waarop [medeverdachte 2] contact met haar heeft gezocht. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben om seksuele uitbuiting mogelijk te maken het appartement van de zus van [medeverdachte 2] aan de [adres 2] te [plaats 1] opgeknapt en hierin twee tweepersoonsbedden geplaatst. [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer] een aantal weken na het eerste contact opgehaald bij de opvanglocatie van Sterk Huis en gedurende een aantal dagen bij hem laten verblijven in het appartement van zijn zus. Ook heeft hij twee advertenties op [website] geplaatst om de seksuele diensten van [slachtoffer] aan te bieden, eerst de advertentie ‘ [naam 5] ’ en daarna de advertentie ‘ [naam 7] ’. [slachtoffer] heeft in de tijd dat zij bij [medeverdachte 2] heeft verbleven met twee mannen prostitutiewerkzaamheden verricht. [medeverdachte 2] heeft hiertoe met zijn telefoon actief klanten benaderd en contacten met klanten onderhouden. Daarnaast heeft hij het geld dat voor haar is betaald van de klanten aangenomen en is hij, al dan niet samen met [medeverdachte 1] , in het appartement aanwezig geweest om zorg te dragen voor controle en begeleiding op de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] . [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben met deze werkzaamheden geld verdiend.
De rechtbank rekent verdachte dit feit zwaar aan. Verdachte wist dat [slachtoffer] minderjarig was, in een moeilijk situatie zat en geld nodig had. Hij heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de belangen van dit meisje. Verdachte heeft, wellicht tegen (de belofte van) een financiële vergoeding, het telefoonnummer van [slachtoffer] , al dan niet via [medeverdachte 1] , aan [medeverdachte 2] doorgegeven, terwijl hij wist wat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met dit meisje van plan waren.
Door zo te handelen heeft verdachte er voor gezorgd dat [slachtoffer] in een situatie terecht is gekomen waarin een zeer ernstige inbreuk is gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. Niet voor niets heeft de wetgever in artikel 273f Sr minderjarigen maximaal willen beschermen tegen de handelingen waaraan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich schuldig hebben gemaakt. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort feiten nog gedurende lange tijd psychische schade ondervinden. Dat ook [slachtoffer] hieraan schade heeft ondervonden blijkt onder andere uit de toelichting bij haar vordering tot schadevergoeding. De impact van deze gebeurtenis op haar is enorm geweest. Zij heeft nog steeds last van hetgeen haar bijna 3 drieënhalf jaar is overkomen. Verdachte heeft door zijn handelen het leven van dit meisje, dat nog in de bloei van haar ontwikkeling was, ernstig beschadigd.
Persoon van verdachte
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening met het blanco strafblad van verdachte.
Ook houdt de rechtbank rekening met het rapport van de Raad van 2 oktober 2023 dat over verdachte is opgemaakt. De Raad heeft aangegeven dat uit onderzoek is gebleken dat verdachte zich goed ontwikkelt en er geen risicofactoren voor de kans op herhaling voorkomen. Mocht echter blijken dat zijn aandeel groter is dan hij doet voorkomen, dan heeft de Raad grote zorgen over zijn morele ontwikkeling. Zeker nu verdachte zijn betrokkenheid bij het feit in de afgelopen jaren is blijven ontkennen en hiervoor geen verantwoordelijkheid heeft genomen. De Raad adviseert om aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden de meldplicht bij de jeugdreclassering en een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met hetgeen namens de jeugdreclassering over verdachte tijdens de zitting naar voren is gebracht. De jeugdreclassering heeft aangegeven dat verdachte het op dit moment op alle gebieden goed doet. Mocht verdachte echter schuldig worden bevonden aan het feit, dan is er nog een weg te gaan. Er zullen dan nog gesprekken moeten worden gevoerd om het geweten van verdachte verder vorm te geven.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de straf eveneens rekening met de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven. Hij heeft dus ook geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en inzicht getoond in het verwerpelijke hiervan.
Straf
Verder houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Ook houdt de rechtbank hierbij rekening met de omstandigheid dat de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak van verdachte moest zijn afgedaan, is overschreden. Deze overschrijding is niet aan de verdediging te wijten. Dit zal, net als de nog jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van het feit, tot strafvermindering leiden.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte de straf opleggen die door de officier van justitie is gevorderd, behoudens de bijzondere voorwaarde van begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank ziet hierin, gelet op de rol van verdachte bij het feit en de tijd waarin hij al door de jeugdreclassering is begeleid, geen meerwaarde. Deze straf doet recht aan de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade voor het feit.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Verdachte wordt, anders dan zijn twee mededaders, niet als medepleger maar als medeplichtige aan dit feit aangemerkt. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden, in het bijzonder de rol die verdachte als medeplichtige aan dit feit heeft gespeeld, en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 1.000,- billijk, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2020. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 48, 49, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Subsidiair:Medeplichtigheid aan mensenhandel door twee of meer verenigde personen, terwijl de persoon ten aanzien van wie in artikel 273f eerste lid van het Wetboek van Strafrecht sub 2, sub 5 en sub 8 omschreven feiten wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 17 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, te weten een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
30 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 1.000,-aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 juni 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer]
(feit 1),
€ 1.000,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 juni 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
0 dagen gijzelingkan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Pellikaan, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en
mr. R. Combee, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. W.T.C. Venekamp, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 december 2023.