ECLI:NL:RBZWB:2023:8346

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
C/02/389832 / FA RK 21-4387
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
  • mr. Van Term
  • mr. Skrotzki
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om gezamenlijk gezag van vader te beëindigen en wijziging van de contactregeling met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige. De moeder had verzocht om het gezamenlijk gezag van de vader te beëindigen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen contra-indicaties aanwezig zijn die een beëindiging van het gezamenlijk gezag rechtvaardigen. De ouders hebben positieve stappen gezet in hun communicatie en samenwerking, wat heeft geleid tot een verbeterde relatie. De rechtbank benadrukte het belang van gezamenlijk gezag voor de minderjarige en dat beide ouders verantwoordelijk zijn voor haar welzijn.

Daarnaast heeft de rechtbank een wijziging van de contactregeling vastgesteld. De huidige regeling, waarbij de minderjarige eens in de twee weken van zaterdag 13.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijft, wordt voortgezet. De rechtbank oordeelde dat het optioneel maken van overnachtingen niet in het belang van de minderjarige is, omdat dit kan leiden tot onduidelijkheid. De rechtbank heeft ook de voortzetting van hulpverlening aanbevolen, gezien de positieve ontwikkelingen in de situatie van de minderjarige en de ouders. De bijzondere curator is ontslagen van zijn functie na het geven van advies in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/389832 / FA RK 21-4387
Datum uitspraak: 1 december 2023
Nadere beschikking van de rechtbank over wijziging gezag en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. J.A.M. van Weely te Waalwijk,
tegen
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [plaats 2] ,
procederend in persoon.
Betreffende de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] .
De rechtbank merkt als belanghebbende in deze zaak aan:
- mr. J. NEDERLOFadvocaat kantoorhoudende te Tilburg, in zijn hoedanigheid als bijzondere curator over voornoemde minderjarige, hierna te noemen: de bijzondere curator.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1
Het verdere procesverloop bestaat uit de navolgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 17 februari 2022 en alle daarin genoemde stukken;
- het verslag van de bijzondere curator van 26 april 2022, ingekomen bij de griffie op 4 mei 2022;
- het e-mailbericht van mr. Van Weely van 13 mei 2022;
- de brief van de man van 15 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 18 mei 2022;
- de brief van de Raad van 18 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 19 mei 2022;
- de brief van de Raad van 6 december 2022, ingekomen bij de griffie op 7 december 2023, betreffende een verzoek tot uitstel;
- het Raadsrapport van 12 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 13 januari 2023;
- het F9-formulier van 26 januari 2023 van mr. Van Weely;
- de brief van [minderjarige] van 18 september 2023, ingekomen bij de griffie op 22 september 2023;
- de brief met bijlagen van mr. Van Weely van 17 november 2023, betreffende producties 7 en 8;
- het F9-formulier met bijlage van 22 november 2023 van de bijzondere curator, betreffende een aanvullend verslag.
1.2
De behandeling van de verzoeken is voortgezet bij de mondelinge behandeling met gesloten deuren van de meervoudige kamer van de rechtbank van 24 november 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de man, procederend in persoon, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Tevens waren aanwezig de bijzondere curator en een medewerkster namens de Raad.
1.3
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. Zij heeft de rechtbank een brief gestuurd.

2.De feiten

2.1
Bij echtscheidingsbeschikking van rechtbank Gelderland van [datum] 2019 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken. Tevens is onder meer bepaald dat de inhoud van het aangehechte convenant en ouderschapsplan deel uitmaakt van die beschikking. In dat door beide partijen ondertekende ouderschapsplan zijn partijen onder meer overeengekomen:
- partijen achten het in het belang van [minderjarige] dat zij na de echtscheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over haar blijven uitoefenen (artikel 1.1 van het ouderschapsplan);
- een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (artikel 1.3 van het ouderschapsplan), op basis waarvan [minderjarige] , kortgezegd, in de oneven weekenden van vrijdag 18:00 uur en tot zondag 18:00 uur bij de man verblijft. Daarnaast hebben partijen afspraken gemaakt over de verdeling van de vakanties en feestdagen.
2.2
Bij voormelde beschikking van 17 februari 2022 heeft de rechtbank over [minderjarige] een bijzondere curator benoemd. De bijzondere curator is verzocht een verslag in te dienen met een advies over de verzoeken van de vrouw. De bijzondere curator is tevens verzocht om te onderzoeken of er op korte termijn mogelijkheden zijn om een voorlopige contactregeling tussen de man en [minderjarige] overeen te komen. Tevens heeft de rechtbank de Raad verzocht om een onderzoek in te stellen ten aanzien van het gezamenlijk gezag en het contact tussen de man en [minderjarige] . Het verzoek van de vrouw over ontzegging van de omgang is aangehouden in afwachting van het onderzoek van de bijzondere curator. Het verzoek ten aanzien van het gezag is aangehouden in afwachting van het onderzoek van de Raad.
2.3
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verslag van de bijzondere curator van
26 april 2022, de reactie van partijen daarop, de brief van de Raad van 18 mei 2022 en het raadsrapport van 12 januari 2023. De rechtbank veronderstelt dat de inhoud van deze stukken bij alle betrokkenen bekend is. Gelet op de actualiteit zal in deze beschikking enkel de meest actuele, en gelet op de inhoud daarvan, daarvoor relevante stukken aangehaald worden.
2.4
In zijn aanvullende verslag van 22 november 2023 heeft de bijzondere curator de rechtbank bericht dat het vertrouwen tussen [minderjarige] en de man is hersteld, hetgeen heeft geleid tot een contactregeling welke in de nabije toekomst zal worden uitgebreid. Dit is mogelijk nu beide ouders, met behulp van hulpverlening, constructief met elkaar overleggen. De bijzondere curator acht een structurele contactregeling tussen [minderjarige] en de man in haar belang. Hulpverlening vanuit [kindercoach] dient te worden gecontinueerd. Gelet op het hulpverleningstraject van [hulpverleningsorganisatie] en nu er wordt gewerkt aan verwachtingsmanagement tussen de ouders, ziet de bijzondere curator geen reden om het verzoek van de vrouw ten aanzien van het gezag toe te wijzen. Er zijn voldoende aanwijzingen dat de communicatie tussen de ouders in de toekomst beter zal worden zodra zij over en weer hun verwachtingen van elkaar hebben uitgesproken.
2.5
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen een actueel standpunt ingenomen, waarop hierna verder zal worden ingegaan.

3.De (nadere) verzoeken

3.1
Thans ligt nog voor het (bij brief van 17 november 2023 en tijdens de mondelinge behandeling gewijzigde) verzoek van de vrouw om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Gelderland van 2 april 2019, met het zaaknummer: C/05/351562 / FZ RK 19-889, voor zover aan het oordeel van de rechtbank onderworpen, in te trekken of te wijzigen en in zoverre (opnieuw) rechtdoende:
I. het gezamenlijk gezag van partijen te beëindigen en daarbij te bepalen dat de vrouw alleen met het gezag wordt belast over [minderjarige] , althans inzake het gezag een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt;
II. inzake de uitoefening van het omgangsrecht een zodanige regeling vast te stellen als de rechtbank in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
3.2
In eerste instantie stemde de man in met de verzoeken van de vrouw. Desgevraagd geeft de man bij de mondelinge behandeling aan het gezamenlijk gezag over [minderjarige] te willen behouden en een contactregeling vast te willen stellen.
3.3
Op de actuele standpunten van partijen en de adviezen van de bijzondere curator en de Raad wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De (nadere) standpunten

4.1
Door en namens de vrouw is, samengevat, het volgende aangevoerd. Gelet op de huidige stand van zaken, waarin de samenwerking tussen partijen is verbeterd en er contact plaatsvindt tussen de man en [minderjarige] , zijn enkele pijnpunten van de vrouw betreffende het gezamenlijk gezag momenteel niet actueel. Ondanks de positieve ontwikkelingen handhaaft de vrouw haar verzoek om het gezamenlijk gezag van de man te beëindigen. Al zijn de contra-indicaties, gelegen in drank- en drugsgebruik, seksualiteit nu niet meer actueel, deze factoren blijven een risico. Momenteel speelt in het kader van het gezag enkel nog de verdeling van de onvoorziene kosten voor [minderjarige] een rol. Partijen hebben in het ouderschapsplan afspraken gemaakt over de verdeling van deze kosten, zoals voor een bril. De man wenst hieraan echter niet bij te dragen en onderling overleg tussen partijen hierover lijkt niet mogelijk. De vrouw erkent wel dat de man op het gebied van gezagsbeslissingen zijn medewerking verleent. Bij de mondelinge behandeling heeft de vrouw aangegeven te twijfelen of zij met het verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag van de man de juiste weg bewandelt. Toch wenst de vrouw hierover een beslissing van de rechtbank, al zou zij het begrijpen als de rechtbank tot een afwijzing van het verzoek komt. De vrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het contact tussen de man en [minderjarige] verklaart de vrouw dat zij elkaar op een weekenddag per twee weken, van zaterdag 13.00 uur tot zondag 19.00 uur, zien. Op dit moment is dat het hoogst haalbare. In de visie van de vrouw moet rekening worden gehouden met het tempo van [minderjarige] . Zij is nu vier keer bij de man blijven slapen. Hoewel een vast omlijnde contactregeling fijn is, moet een overnachting optioneel blijven. De vrouw merkt nog op dat hulpverlening van [kindercoach] helpend is voor [minderjarige] . Dit hulpverleningstraject loopt echter af op 24 januari 2024, terwijl het in het belang van [minderjarige] is dat het traject wordt voortgezet.
4.2
Door de man is, samengevat, naar voren gebracht dat hij het gezamenlijk gezag over [minderjarige] wil behouden. Echter, de man wil drama daarover vermijden. De onderlinge strijd tussen partijen is hij beu. De man betaalt kinderalimentatie en daarmee voldoet hij aan zijn verplichtingen. Bovendien heeft dit niets met het gezamenlijk uitoefenen van het gezag over [minderjarige] te maken. Als de man meer kan betalen, dan zal hij dat doen. Daarnaast begrijpt hij de door de vrouw genoemde zorgen, echter die zijn inmiddels verleden tijd. Wat betreft het contact tussen de man en [minderjarige] beaamt de man dat dit goed verloopt. De man is het eens met het vastleggen van een weekenddag per twee weken, van zaterdag 13.00 uur tot zondag 19.00 uur. Er dient een regeling te komen met vaste tijden omdat het bepalen van het contact niet aan [minderjarige] zelf kan worden overgelaten.
4.3
Door de bijzondere curator is, samengevat, naar voren gebracht dat het onverstandig is om het gezamenlijk gezag van partijen te beëindigen en de vrouw alleen met het gezag te belasten. Beide ouders zijn verantwoordelijk voor [minderjarige] . Partijen kunnen met elkaar communiceren en zij weten elkaar te vinden als het over [minderjarige] gaat. De zorgen uit het verleden zijn er niet meer. Partijen moeten over de contactregeling duidelijk zijn naar [minderjarige] . Er moet een regeling liggen met een vaste basis. Mocht [minderjarige] onverhoopt een keer niet bij de man willen overnachten, dan kunnen partijen altijd nog met elkaar schakelen. Tot slot merkt de bijzondere curator op dat partijen en [minderjarige] een groot compliment verdienen. Zij hebben hard gewerkt aan de tussen hen bestaande problemen. [minderjarige] ervaart veel steun van mevrouw [naam] , haar kindercoach vanuit [kindercoach] . Ook de man heeft hiervan profijt. Van belang is dat deze hulpverlening gecontinueerd wordt.
4.4
De Raad adviseert de rechtbank, samengevat, als volgt. Het verzoek van de vrouw betreffende het gezag dient te worden afgewezen. De ouders hebben samen een verantwoordelijkheid richting [minderjarige] en hebben de plicht om deze verantwoordelijkheid samen uit te dragen. Het gezamenlijk gezag laat ook aan [minderjarige] zien dat beide ouders belangstelling in haar tonen. Er zijn geen contra-indicaties meer die maken dat het gezag van de man over [minderjarige] dient te worden beëindigd. Als er iets geregeld moet worden, dan lukt dit partijen gezamenlijk. Ten aanzien van de contactregeling dient er een vaste basis te zijn. Dit kan niet aan [minderjarige] zelf worden overgelaten. Een duidelijke regeling moet worden vastgelegd. Ook de Raad ziet dat partijen en [minderjarige] baat hebben bij de hulpverlening van [kindercoach] . Het is belangrijk dat die hulpverlening voortgezet wordt.

5.De (nadere) beoordeling

Gezag
5.1
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt.
5.2
Artikel 1:253n lid 1 BW bepaalt dat artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing is. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de kinderen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
5.3
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om haar alleen met het gezag te belasten afwijzen en zij overweegt daartoe het volgende. Niet gebleken is dat sprake is van feiten en omstandigheden die in het belang van [minderjarige] nopen tot afwijking van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders ook na einde van de samenwoning of het huwelijk gezamenlijk het gezag uitoefenen. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking.
5.4
Uit de overlegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen positieve stappen hebben gezet. De rechtbank complimenteert partijen met de inzet die zij allebei hiervoor hebben getoond. Zij communiceren met elkaar en kunnen afspraken met elkaar maken als het over gezagsbeslissingen gaat. De communicatieproblemen tussen hen over gezagsbeslissingen zijn, met de inzet van hulpverlening, nu verleden tijd. Bovendien is niet gebleken dat de man zich onthoudt van medewerking, dan wel gezagsbeslissingen frustreert. Wanneer hiervoor toestemming van de man nodig was, heeft hij deze verleend. Daarbij komt dat de rechtbank samen met de Raad en de bijzondere curator constateert dat de door de vrouw genoemde contra-indicaties voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag door de man tot het verleden behoren. Dat partijen nog een geschil hebben over de verdeling van de onvoorziene kosten voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] , is geen reden om het gezamenlijk gezag van de man te beëindigen. De rechtbank partijen acht het echter wel in het belang van [minderjarige] dat zij tot een structurele oplossing hiervan komen.
5.5
Gelet op al het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om tot gezagsbeëindiging van de man te komen. De rechtbank volgt hiermee het advies van de Raad en de visie de bijzondere curator. De rechtbank zal het verzoek onder I. afwijzen.
Wijziging verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
5.6
Op het geschil tussen partijen ten aanzien van het contact tussen de man en [minderjarige] zijn de artikelen 1:253a juncto 1:377e BW van toepassing. Op grond van artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. Uit het tweede lid van voornoemd artikel volgt dat de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder andere omvatten:
- een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.
5.7
Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake een zorgregeling wijzigen indien de omstandigheden nadien zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.8
Alvorens te beslissen dient de rechter, op grond van artikel 1:253a lid 5 BW, een vergelijk tussen beide ouders te beproeven. De rechtbank heeft zich ervan vergewist dat partijen het met elkaar eens zijn dat er een contactregeling tussen de man en [minderjarige] moet worden vastgesteld. De contactregeling tussen de man en [minderjarige] zoals deze nu is, te weten eens in de twee weken van zaterdag 13.00 uur tot zondag 19.00 uur, verloopt volgens partijen goed. Punt van discussie is enkel of in deze contactregeling opgenomen dient te worden dat een overnachting bij de man optioneel is. Dit betekent dat de rechtbank hierover zal beslissen.
5.9
Bij voornoemde echtscheidingsbeschikking van 2 april 2019 waar het convenant en ouderschapsplan tussen partijen deel van uitmaakt hebben partijen afspraken gemaakt over de een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (artikel 1.3 van het ouderschapsplan). Die regeling wordt niet meer uitgevoerd. De rechtbank stelt daarmee vast dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden en de vrouw kan worden ontvangen in haar verzoek onder II.
5.1
Naar het oordeel van de rechtbank, en in lijn met het advies van de Raad en de bijzondere curator, is het van belang dat er voor [minderjarige] duidelijkheid bestaat over het contact met haar vader. Gebleken is dat de regeling zoals deze nu feitelijk is, goed verloopt. De vrouw stelt dat deze regeling op dit moment het hoogst haalbare is, hetgeen de man niet betwist. De rechtbank ziet dan ook geen reden om van deze feitelijke regeling af te wijken. Samen met de Raad ziet de rechtbank een risico in het voor [minderjarige] optioneel laten van een overnachting bij de man. Met het optioneel houden van een overnachting wordt de keuze daarin bij [minderjarige] gelaten, hetgeen tussen partijen (en voor [minderjarige] ) tot onduidelijkheid en mogelijk discussie kan leiden. Dit moet worden voorkomen. Wanneer onverhoopt een overnachting niet door kan gaan, kunnen partijen hierover alsnog met elkaar schakelen.
5.11
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank, onder wijziging van de echtscheidingsbeschikking op dat punt, een contactregeling tussen de man en [minderjarige] zal vaststellen zoals deze nu is: eens in de twee weken van zaterdag 13.00 uur tot zondag 19.00 uur.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.12
De rechtbank zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de vrouw. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Hulpverlening
5.13
De rechtbank ziet de positief ingezette lijn die partijen hebben ingezet. Dit geeft de rechtbank vertrouwen voor de toekomst. Het vasthouden van deze positieve lijn vraagt om behoudt van de ingezette hulpverlening vanuit Vrolijk en Dapper. Samen met de Raad en de bijzondere curator ziet de rechtbank het belang van de voortzetting van die hulpverlening, nu zowel [minderjarige] als partijen hiervan profijt hebben. De rechtbank acht een voortzetting van dit traject dan ook geboden.
Ontslag bijzondere curator
5.14
Nu de bijzondere curator het door de rechtbank gevraagde advies heeft gegeven en een eindbeslissing wordt gegeven zal hij worden ontslagen van zijn functie als bijzondere curator over de [minderjarige] wat betreft deze procedure in eerste aanleg.
5.15
Een en ander betekent dat de rechtbank de volgende beslissing neemt.

6.De beslissing

De rechtbank:
wijzigt de beschikking van rechtbank Gelderland van 18 april 2019 en het daar aan gehechte convenant en ouderschapsplan, in die zin dat de man en de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken recht hebben op contact met elkaar:
- eens in de twee weken van zaterdag 13.00 uur tot zondag 19.00 uur;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ontslaat mr. J. Nederlof van zijn functie als bijzondere curator over voornoemde minderjarige wat betreft deze procedure in eerste aanleg;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hamburger, voorzitter, mr. Van Term en mr. Skrotzki, allen kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.