ECLI:NL:RBZWB:2023:8345

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
02-175698-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 1 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verrichten van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 10 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof handelingen die op 21 juli 2020 zouden hebben plaatsgevonden, waarbij de verdachte zou zijn betrokken bij seksuele handelingen met een dertienjarig meisje.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de schuld van de verdachte, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en zijn verklaring werd als plausibel beschouwd.

Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit en verklaarde de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank heeft de kosten van de verdachte op nihil vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/175698-22
vonnis van de meervoudige kamer van 1 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1978 te [plaats 1] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsman mr. G. Demir, advocaat te Gilze

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Tevens is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) aan de orde gekomen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 21 juli 2020 meerdere ontuchtige handelingen heeft verricht met de (toen) dertienjarige [slachtoffer] , die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de inhoud van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde handelingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het tenlastegelegde feit, omdat op grond van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Verdachte ontkent en zijn verklaring is plausibel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde feit. Verdachte heeft niet betwist dat hij aan de deur van de woning aan de [adres] te [plaats 2] is geweest om seks te hebben met iemand, maar betwist dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Nog daargelaten of vastgesteld kan worden dat verdachte seks heeft gehad met [slachtoffer] , kan op basis van het voorliggende dossier op geen enkele wijze worden vastgesteld welke ontuchtige handelingen dan zouden hebben plaatsgevonden. Daardoor ontbreekt wettig bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 5.118,-. Dit bedrag bestaat uit € 118,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en
mr. M. Pellikaan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 december 2023.