ECLI:NL:RBZWB:2023:8339

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
AWB-22_5668
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tijdelijke ontheffing arbeidsverplichtingen Participatiewet

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het dagelijks bestuur van Samenwerking De Bevelanden, dat op 24 oktober 2022 is genomen. Dit besluit betreft de tijdelijke en gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsverplichtingen van eiser op grond van de Participatiewet. Eiser, die zich in een medische situatie bevindt die hem belemmert in het verkrijgen en verrichten van arbeid, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 25 mei 2022, waarin hij van 1 juni 2022 tot 1 juni 2025 ontheven werd van de arbeidsverplichting zoals neergelegd in artikel 9, eerste lid, onder a, van de Participatiewet. De rechtbank heeft op 20 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van Bevelanden aanwezig waren.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Bevelanden heeft gesteld dat eiser niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, en dat er geen medisch onderzoek heeft plaatsgevonden om dit vast te stellen. Eiser heeft aangegeven ernstige klachten te hebben die al jaren bestaan, maar heeft aanvankelijk geen toestemming gegeven voor het delen van zijn medische gegevens. De rechtbank oordeelt dat Bevelanden in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot een tijdelijke en gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsverplichtingen, en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders en is openbaar gemaakt op 24 november 2023. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5668 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Talhaoui),
en

het dagelijks bestuur van Samenwerking De Bevelanden (Bevelanden), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 24 oktober 2022 (bestreden besluit).
Bevelanden heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, gemachtigde van eiser en namens Bevelanden [gemachtigde] .

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het besluit van Bevelanden
over de tijdelijke en gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsverplichtingen op grond van de Participatiewet. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.1
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
2. Met het besluit van 25 mei 2022 (primair besluit) heeft Bevelanden eiser van
1 juni 2022 tot en met 1 juni 2025 ontheven van de arbeidsverplichting zoals neergelegd in artikel 9, eerste lid, onder a, Participatiewet. De verplichting als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, Participatiewet blijft van toepassing. Eiser wordt van de arbeidsverplichting tijdelijk vrijgesteld, omdat hij vanwege medische redenen niet in staat is om arbeid te verkrijgen en/of te verrichten.
Eiser heeft op 22 juni 2022 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit van 24 oktober 2022 heeft Bevelanden het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bestreden besluit
3. Bevelanden heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Op 9 augustus 2022 is aan eiser verzocht om in het kader van zorgvuldigheid een medische keuring te (laten) doen om vast te stellen of hij duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is. Op 18 augustus 2022 heeft eiser aangegeven geen toestemming te verlenen voor het delen van zijn persoonlijk dossier en zijn medische gegevens. Volgens Bevelanden dient een (verzekerings-)arts een oordeel te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA [1] . Nu er geen medisch onderzoek heeft plaatsgevonden, is Bevelanden van mening dat zij terecht hebben gesteld dat niet kan worden vastgesteld of eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Bevelanden is van mening dat is gehandeld in overeenstemming met de beleidsregels door eiser een tijdelijke ontheffing te verlenen van de arbeidsverplichtingen.
3.1
Eiser heeft ter zitting in de bezwaarprocedure aangegeven zijn medewerking te willen verlenen aan een medisch onderzoek door het UWV om te kunnen vaststellen of hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Het verzoek tot volledige ontheffing van alle arbeidsverplichtingen wordt door Bevelanden gezien als een nieuw verzoek.
Beroepsgronden
4. Eiser stelt dat hij ernstige klachten heeft die al jaren bestaan en waarvan geen herstel te verwachten is. Om die reden is eiser van mening dat hij vrijstelling van de arbeidsverplichtingen van artikel 9 Participatiewet had moeten krijgen. Ook is eiser van mening dat hij moet worden ontheven van het verrichten van een tegenprestatie, omdat hij niet in staat is daaraan te voldoen.
Oordeel van de rechtbank
Toetsingskader
5. Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Participatiewet is de belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht:
naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 30b, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a;
naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
Het tweede lid bepaalt dat, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing kan verlenen van een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c.
Ingevolge het vijfde lid van artikel 9 van de Participatiewet zijn de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid onder a, b en c, niet van toepassing op de belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet WIA.
5.1
Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek en zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Ingevolge het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medische stabiele of verslechterde situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
5.2
In het kader van de Wet WIA wordt de beoordeling, of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek. [2]
Vrijstelling arbeidsverplichtingen
6. Eiser heeft aangevoerd dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Eiser heeft ernstige klachten die al jaren voortbestaan en waarvan geen herstel te verwachten is. Gelet op deze omstandigheden had eiser volledig ontheven moeten worden van de arbeidsverplichting op grond van artikel 9, vijfde lid, Participatiewet.
6.1
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat Bevelanden eiser de afgelopen jaren steeds ontheffing heeft verleend voor de arbeidsverplichtingen voor de duur van maximaal drie jaar met uitzondering van de verplichting van artikel 9, eerste lid, onder b, Participatiewet.
6.2
Bevelanden heeft door eiser een ontheffing voor de duur van drie jaar te verlenen gehandeld in overeenstemming met de door Bevelanden gehanteerde beleidsregels. Bevelanden heeft daarbij steeds rekening gehouden met de omstandigheden van eiser. Omdat er ten tijde van het nemen van het bestreden besluit geen medische onderzoeken hebben plaatsgevonden heeft Bevelanden terecht gesteld dat niet kan worden vastgesteld of eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
6.3
De rechtbank is in het licht van voornoemd toetsingskader en haar beleid, dat niet kennelijk onredelijk is, van oordeel dat Bevelanden in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot een tijdelijke en gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsverplichtingen over de periode van 1 juni 2022 tot 1 juni 2025 op grond van artikel 9 van de Participatiewet. Inmiddels heeft, zo is ter zitting toegelicht, na het bestreden besluit een medische keuring plaatsgevonden. Uit dit onderzoek volgt niet dat eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dat is daarom een extra aanwijzing dat het bestreden besluit niet onjuist is.
Tijdelijke ontheffing van de tegenprestatie
7. Aanvullend heeft eiser in beroep gesteld dat hij moet worden ontheven van de verplichting tot het verrichten van een tegenprestatie. Ter zitting is gebleken dat eiser niet expliciet aan Bevelanden heeft verzocht om vrijgesteld te worden van het verrichten van een tegenprestatie in de zin van artikel 9, eerste lid, onder c, Participatiewet. Bevelanden mocht zich in het bestreden besluit dan ook beperken tot het opleggen van een tijdelijke en gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsverplichtingen. Ter zitting heeft eiser alsnog verzocht om vrijgesteld te worden van de tegenprestatie. Bevelanden heeft aangegeven het verzoek van eiser verder te behandelen zonder dat eiser daartoe een aparte aanvraag hoeft in te dienen. De rechtbank oordeelt dat daarmee de vraag of eiser een tijdelijke ontheffing van de tegenprestatie had moeten krijgen, buiten de omvang van het geding ligt.
7.1
Uit het voorgaande volgt dat het beroep niet slaagt.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 24 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
2.Artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA